ECLI:NL:RBNHO:2022:3377
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige in het kader van een bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de moeder verzocht om wijziging van de geslachtsnaam van haar minderjarige kind, omdat zij spijt heeft van de eerdere keuze om de geslachtsnaam van de vader te geven. De moeder heeft de procedure bij Dienst Justis doorlopen, maar haar verzoek is afgewezen omdat niet is voldaan aan de vereiste verzorgingstermijn van vijf jaren. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. De moeder stelt dat de procedure bij Dienst Justis een ongeoorloofde beperking vormt van haar recht op familieleven, omdat haar kind nog geen vijf jaar oud is en zij vreest dat het kind zich aan zijn huidige geslachtsnaam zal hechten.
De rechtbank heeft beoordeeld of de moeder ontvankelijk is in haar verzoek. De rechtbank concludeert dat de moeder de wettelijk aangewezen weg heeft gevolgd door haar verzoek in te dienen bij de Koning via Dienst Justis. De rechtbank oordeelt dat de bestuursrechtelijke procedure voldoende waarborgen biedt en dat de moeder haar bezwaren ook bij de bestuursrechter kan aanvoeren. De rechtbank wijst erop dat de wetgever een bijzondere bestuursrechtelijke procedure heeft ingesteld voor geslachtsnaamwijzigingen, en dat een civiele rechter niet inhoudelijk kan oordelen over een verzoek dat onder deze procedure valt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek, omdat de civiele procedure niet de juiste weg is voor dit soort verzoeken. De beschikking is gegeven door de kinderrechter en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.