36.1Vergunningplicht
Het is verboden, met uitzondering van de gronden met de dubbelbestemmingen van artikel 22 Leiding - Gas tot en met artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie, op of in de in dit plan bedoelde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde en niet zijnde werkzaamheden van ondergeschikte betekenis, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, zijnde:
(…)
c. het verharden van gronden buiten het bouwvlak, met uitzondering van wegen of verhardingen met een oppervlakte kleiner dan 250 m2;
(…)
Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland
Artikel 1 Algemene bepalingen
1. Onder bestaande functies en bebouwing worden begrepen:
a functies en bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig zijn of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of kan worden verleend;
b functies en bebouwing die kunnen worden toegestaan op grond van onherroepelijke besluiten van gedeputeerde staten of provinciale staten op het moment van inwerkingtreding van deze verordening of;
c het vervangen van rechtmatig aanwezig zijnde bebouwing door bebouwing van gelijke aard, omvang en karakter.
2 In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid is sprake van nieuwe functies en nieuwe bebouwing, daaronder begrepen uitbreiding van bestaande functies en bestaande bebouwing, tenzij anders is bepaald
Artikel 2
In deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
c agrarisch aanverwant bedrijf: een bedrijf in landelijk gebied dat hoofdzakelijk is gericht op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of het leveren van goederen en diensten ten behoeve van aanleg en onderhoud van groene of recreatieve gebieden, en gebruik maakt van werktuigen, apparatuur of agrarisch loonwerk.
d agrarisch bedrijf: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of het houden van dieren, daaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, houtteelt, zaadveredeling en de teelt van watergebonden organismen als planten, algen, weekdieren, schelpdieren en vissen;
(…)
Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling
1. Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
2 Gedeputeerde staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid
Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied
1. Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
2 Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied, indien gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
a rekening wordt gehouden met:
i de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble, en;
ii de ambities en ontwikkelprincipes van de toepasselijke provinciale structuren, en; b hierbij wordt betrokken:
i de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes, en;
ii de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble, en; iii de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van de toepasselijke provinciale structuren.
3 De toelichting van een bestemmingsplan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.
4 Gedeputeerde Staten kunnen de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) om advies vragen over ontwikkelingen die een grote impact kunnen hebben op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden of indien wordt afgeweken van de ontwikkelprincipes als bedoeld in het tweede lid onder a
Artikel 17a Agrarisch aanverwante bedrijven
1. In afwijking van artikel 5a en artikel 5c kan een bestemmingsplan de uitbreiding van een reeds fysiek bestaand agrarisch aanverwant bedrijf mogelijk maken in het landelijk gebied, mits:
a de noodzaak tot uitbreiding gemotiveerd is aangetoond, en;
b buitenopslag buiten het bouwvlak wordt verboden.
2 In afwijking van artikel 5a en artikel 5c kan een bestemmingsplan een nieuw bouwperceel voor de verplaatsing van een reeds fysiek bestaand agrarisch aanverwant bedrijf mogelijk maken in het landelijk gebied mits:
a de noodzaak tot verplaatsing gemotiveerd is aangetoond;
b er geen reëel alternatief beschikbaar is op een bedrijventerrein in de regio;
c er geen geschikte vrijkomende agrarische bouwpercelen beschikbaar zijn, en;
d buitenopslag buiten het bouwvlak wordt verboden.
3 Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste en tweede lid voorziet in een bouwperceel van maximaal 2 hectare. 4 Op een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 15 van toepassing
Artikel 22 Ontwikkelingen binnen UNESCO-erfgoederen
1. Een bestemmingsplan mag uitsluitend voorzien in nieuwe functies en uitbreiding van de bebouwing van bestaande functies binnen de gebieden als bedoeld in artikel 20 voor zover deze de kernkwaliteiten van de erfgoederen met uitzonderlijke universele waarde behouden of versterken, als bedoeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie zoals genoemd in artikel 15 en in bijlage 1 bij deze verordening.
2 In aanvulling op het gestelde in het eerste lid bevat het bestemmingsplan geen bestemmingen en regels die voorzien in:
a een grootschalige stads- of dorpsontwikkelingslocatie of glastuinbouwlocatie dan wel een grootschalig bedrijventerrein of infrastructuurproject;
b een project dat, of een activiteit die de uitgewerkte Uitzonderlijke Universele waarden van het Unesco-erfgoed van uitzonderlijke universele waarden “De Beemster”, “De Stelling van Amsterdam” of de “Nieuwe Hollandse Waterlinie”, aantast of doet verdwijnen.
3 Artikel 5a, artikel 5c en artikel 15 zijn van overeenkomstige toepassing.
4 In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan een bestemmingsplan hierin wel voorzien indien:
a er sprake is van een groot openbaar belang;
b er voldoende maatregelen worden getroffen om de nadelige effecten van de ontwikkeling op het behoud of de versterking van de uitgewerkte kernkwaliteiten te mitigeren of te compenseren;
c het bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 5a of artikel 5c; d het bestemmingsplan in overeenstemming is met de kwaliteitseisen zoals opgenomen in artikel 15 van deze verordening en; e er geen reële andere mogelijkheden zijn.
5 Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de wijze waarop compensatie als bedoeld in het vierde lid plaatsheeft.
Artikel 26 Agrarische bedrijven in landelijk gebied
1. Voor een bestemmingsplan dat betrekking heeft op landelijk gebied geldt het volgende:
a agrarische bebouwing wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel;
(…)
d een agrarisch bouwperceel heeft een omvang van maximaal 2 hectare;