ECLI:NL:RBNHO:2022:3185

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9628747 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens verkeersgedragingen en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het overschrijden van een doorgetrokken streep tijdens het rijden. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft een schriftelijk standpunt ingenomen en het standpunt gehandhaafd.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de beschikbare gegevens en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs is dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Hierdoor is de boete ten onrechte opgelegd en is het beroep gegrond verklaard. De beschikking van de officier van justitie en de boete zijn vernietigd. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat betrokkene recht heeft op een proceskostenvergoeding van in totaal € 785,25, die door de officier van justitie moet worden vergoed. De uitspraak benadrukt ook de wijziging in de toekenning van proceskosten voor telefonisch horen, waarbij een half punt wordt toegekend in plaats van een heel punt, in lijn met een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B. Voogd, kantonrechter, en biedt de mogelijkheid voor hoger beroep binnen zes weken na de dag van toezending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9628747 \ WM VERZ 22-24
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 18 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Boete.nu (M.J.M. Bergers)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2022. Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een schriftelijk standpunt ingenomen. De gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft aangegeven het standpunt te handhaven, maar heeft voorgesteld om de feitcode te wijzen.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…)Gedragingsgegevens: Het betrof een duidelijk zichtbare doorgetrokken streep. Ik zag dat betrokkene de streep van rechts naar links overschreed. Betrokkene overschreed de doorgetrokken streep met 1/3 deel van het/ de helft van het/het volledige voertuig. Betrokkene haalde 1 voertuig in (…)”
Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden onvoldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De gemachtigde van betrokkene heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 785,25. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punt voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 379,50 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 785,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 785,25 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: