ECLI:NL:RBNHO:2022:3183

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
9628805 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van een boete opgelegd voor parkeren op een vergunninghoudersplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie stelde voor om de boete te matigen tot de helft, gezien de omstandigheden van het geval. De kantonrechter oordeelde dat uit het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende bewijs aanwezig was dat de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene had weliswaar een geldige vergunning, maar had per abuis een verlopen vergunning meegenomen. De kantonrechter besloot de boete te matigen tot € 50,00, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. Tevens werd de beslissing van de officier van justitie gewijzigd.

De kantonrechter heeft ook een proceskostenvergoeding toegewezen aan de gemachtigde van betrokkene, vastgesteld op een totaalbedrag van € 785,25. Dit bedrag omvat vergoedingen voor zowel de procedure bij de officier van justitie als bij de kantonrechter. De uitspraak benadrukt dat proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen als betrokkene geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. De kantonrechter heeft de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van deze kosten en het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, moet aan hem worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en biedt de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na toezending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9628805 \ WM VERZ 22-28
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 18 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 februari 2022. Op de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een schriftelijk standpunt ingenomen. De gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft aangegeven het standpunt te handhaven, maar heeft voorgesteld om bij wijze van uitzondering de boete te matigen tot de helft.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voertuig parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar doet een beroep op de omstandigheden van het geval. Betrokkene is in het bezit van een geldige vergunning, maar had per abuis de verlopen vergunning meegenomen. De boete is dus terecht opgelegd.
Nu betrokkene wel in het bezit is van een geldige vergunning ziet de kantonrechter, zoals ook is voorgesteld door de zittingsvertegenwoordiger van de CVOM, aanleiding om de boete te matigen tot € 50,00. Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.
De kantonrechter zal het verzoek om een proceskostenvergoeding toewijzen. Gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020 (gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:GHARL:2020:3336) kunnen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen als betrokkene geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Betrokkene is geheel of gedeeltelijk in het gelijk gesteld als de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt vernietigd of wordt gewijzigd wat betreft het boetebedrag, de omschrijving van de gedraging en/of de feitcode. Dat is hier het geval. De kantonrechter heeft hiervoor immers geoordeeld dat de beschikking waarbij de boete is opgelegd, moet worden vernietigd, dan wel dat de boete moet worden gematigd of wordt gewijzigd wat betreft de omschrijving van de gedraging en/of de feitcode.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 785,25. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punt voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 379,50 (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 50,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 785,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 785,25 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: