ECLI:NL:RBNHO:2022:3084

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
AWB-21_1524
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing tegemoetkoming NOW 1 en NOW 3 door het Uwv

In deze zaak heeft eiseres, een B.V. uit [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Het geschil betreft de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-regeling. Eiseres had op 19 november 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming NOW 3, die aanvankelijk was afgewezen omdat de onderneming volgens de gegevens van het Uwv was gestart na 2 februari 2020. Na bezwaar heeft het Uwv de aanvraag alsnog goedgekeurd, maar eiseres heeft ook bezwaar gemaakt tegen het niet kunnen aanvragen van een voorschot of definitieve toekenning op grond van de NOW 1. De rechtbank heeft op 5 april 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aanvraagtermijnen voor de NOW-regeling dwingend zijn en dat eiseres niet binnen de gestelde termijn een aanvraag had ingediend. De rechtbank benadrukte dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een duidelijke afbakening van de aanvraagtermijnen en dat er geen ruimte is voor maatwerk in deze regeling. Eiseres had niet aangetoond dat het systeem waarin de aanvraag kon worden gedaan niet in de van toepassing zijnde situatie voorzag. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van het Uwv stand kan houden en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1524

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: [naam 1]),
en

de Minister van sociale zaken en werkgelegenheid, verweerder.

De besluiten waartegen eiseres bezwaar en beroep heeft ingesteld zijn genomen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv) namens de minister.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 17 februari 2021 (bestreden besluit) voor zover verweerder daarin heeft beslist over een tegemoetkoming (voorschot of definitieve toekenning) op grond van de NOW 1.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding (skype) op zitting behandeld. De heer [naam 2], bestuurder/eigenaar van eiseres, heeft deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 3], werkzaam bij het Uwv.

Overwegingen

Waar gaat het geschil over?
1.1
Eiseres heeft op 19 november 2020 een aanvraag gedaan voor een tegemoetkoming op grond van de NOW 3. Verweerder heeft die aanvraag bij het primaire besluit van 8 december 2020 afgewezen omdat volgens de gegevens waarover verweerder beschikte de onderneming is gestart op of na 2 februari 2020. Eiseres maakt op 11 januari 2021 bezwaar omdat verweerder van onjuiste gegevens is uitgegaan. Bij het besluit op bezwaar van 17 februari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard omdat verweerder bij nader inzien is gebleken dat eiseres ten onrechte is aangemerkt als startende zelfstandige. Eiseres heeft in bezwaar aangetoond dat de onderneming eerder is gestart dan 2 februari 2020, namelijk op 29 januari 2020. Verweerder heeft eiseres alsnog in aanmerking gebracht voor een tegemoetkoming NOW 3 van € 47.637,-, waarvan € 38.110,- als voorschot.
1.2
Daarnaast heeft eiseres op 11 januari 2021 bezwaar gemaakt tegen het feit dat geen voorschot of definitieve toekenning op grond van de NOW 1 kan of kon worden aangevraagd en verzoekt, naar zij stelt op advies van verweerder, om maatwerk te leveren.
Verweerder heeft hier in het bestreden besluit als volgt op beslist:
“ten aanzien van uw verzoek alsnog in aanmerking te komen voor een voorschot en definitieve vaststelling van de tegemoetkoming NOW 1.0 overwegen wij als volgt.
De aanvraag periode voor een voorschot tegemoetkoming NOW 1.0 liep van 14 april 2020 tot en met 5 juni 2020. Uit de bij ons bekende gegevens is gebleken dat u geen aanvraag heeft ingediend voor een tegemoetkoming NOW 1.0. Hierdoor kunnen wij geen definitieve berekening maken. Dit omdat er geen voorschot is toegekend. Aanvragen die na deze periode zijn ingediend worden niet meer in behandeling genomen”.
2. Eiseres komt in beroep op tegen het niet (meer) in behandeling nemen van de aanvraag om haar alsnog in aanmerking te brengen voor een tegemoetkoming NOW 1.
Standpunt eiseres
3. Eiseres stelt dat op het moment waarop zij door het indienen van een bezwaarschrift haar recht op een tegemoetkoming NOW 3 nog heeft kunnen herstellen de aanvraagperiode voor de NOW 1 al voorbij was. Volgens eiseres was het voor haar niet mogelijk om een voorschot aan te vragen omdat het systeem waarin de aanvraag destijds kon worden gedaan niet in de van toepassing zijnde situatie voorzag. Ook vraagt eiseres zich af waarom er geen definitieve aanvraag zou kunnen worden ingediend zonder voorschot, als er op basis van de geldende criteria recht is op die tegemoetkoming. Eiseres acht dat onverenigbaar met het doel van de regeling, namelijk het helpen van zoveel mogelijk ondernemers. Eiseres is een onderneming die verplicht is gesloten door de overheid, een overheid die van ondernemers vraagt in de geest van de regeling te handelen, maar dit zelf nalaat. Eiseres mist maatwerk in de beoordeling en vindt dat niet alleen naar de regels mag worden gekeken.
Standpunt verweerder
4. Verweerder zegt niet in te kunnen zien waarom eiseres niet binnen de aanvraagperiode, die liep van 14 april 2020 tot en met 5 juni 2020, een aanvraag had kunnen doen. Verweerder stelt verder dat de wet er niet in voorziet om direct een definitieve aanvraag in te dienen. Verweerder wijst daarbij op de door de wetgever gekozen (dwingende) wetssystematiek over de te nemen stappen bij het aanvragen van de subsidie. Ook wijst verweerder op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 februari 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:712) waarin de rechtbank in een vergelijkbare kwestie overwoog dat uitgegaan moet worden van wat in de NOW regeling wat betreft de aanvraag is vastgelegd en de tekst van de regeling geen ruimte biedt hiervan af te wijken.
Beoordeling rechtbank
5. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eiseres dient te worden beoordeeld of zij in dat beroep kan worden ontvangen.
6. In het bestreden besluit heeft verweerder zowel beslist op het bezwaar van eiseres tegen het (primaire) besluit van 8 december 2020 tot afwijzing van een tegemoetkoming op grond van de NOW 3 als op een, zoals verweerder het zelf omschrijft, verzoek om alsnog in aanmerking te komen voor een voorschot en definitieve vaststelling van de tegemoetkoming NOW 1. De rechtbank beschouwt het bestreden besluit, voor zover verweerder daarbij heeft beslist op een verzoek om alsnog in aanmerking te komen voor een voorschot en definitieve vaststelling van de tegemoetkoming NOW 1, als een primair besluit. Ter zitting hebben partijen verklaard in te stemmen met rechtstreeks beroep (ex artikel 7:1a van de Awb). Zij hebben in dat standpunt nadrukkelijk volhard omdat zij niet verwachten dat een bezwaarronde nog nieuwe gezichtspunten zal opleveren. De rechtbank ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen en zal daarom het beroep van eiser tegen het bestreden besluit als zodanig behandelen.
Inhoudelijke beoordeling
7. De NOW-regeling is een generieke en tijdelijke subsidieregeling, gebaseerd op de kaderwet SZW-subsidies. Het is een in korte tijd tot stand gebrachte noodmaatregel, zodanig ingericht dat bedrijven snel konden worden bediend met als doel het garanderen van loondoorbetaling, ter voorkoming van ontslag van werknemers. Het aanvraagtijdvak van het eerste pakket liep van 14 april tot en met (aanvankelijk 31 mei 2020, later verlengd tot) 5 juni 2020.
8. In artikel 5, onder d van de NOW 1 (weigeringsgronden), staat dat de subsidieverlening wordt geweigerd, indien of voor zover de aanvraag anderszins niet voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen.
Artikel 8 van de NOW 1 (aanvraag van de subsidieverlening) luidt als volgt:
1. De werkgever dient een subsidieaanvraag in door middel van een door de Minister beschikbaar gesteld formulier.
2. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 14 april 2020, of een eerder tijdstip, dat bekend gemaakt wordt via www.uwv.nl, tot en met 31 mei 2020 (
verlengd tot en met 5 juni 2020).
(…)
7. De subsidieaanvraag wordt elektronisch gedaan, tenzij op www.uwv.nl kenbaar wordt gemaakt dat een schriftelijke subsidieaanvraag ook mogelijk is.
9. De rechtbank stelt vast dat in artikel 5, sub d, in combinatie met artikel 8, tweede lid, van de NOW 1 dwingend is voorgeschreven dat een na dat aanvraagtijdvak ingediende aanvraag om subsidie moet worden afgewezen. Dit vindt ook bevestiging in de nota van toelichting bij de NOW 1. In de nota van toelichting (Staatscourant 2020, 19874) staat bij artikel 8, tweede lid, van de NOW 1 het volgende: Voor de subsidieaanvraag geldt een aanvraagtijdvak. De werkgever kan een aanvraag doen tot en met 31 mei 2020 (
verlengd tot en met 5 juni 2020). De aanvraag kan in ieder geval vanaf 14 april 2020 ingediend worden. Indien een aanvraag buiten de gestelde periode valt, zal deze worden afgewezen.
In de nota van toelichting (onderdeel algemeen) is onder punt 9 vermeld dat de aanvraagperiode voor subsidie loopt van 14 april 2020 tot en met 31 mei 2020 (
later verlengd tot en met 5 juni 2020). Aanvragen kunnen alleen worden ingediend via het daarvoor ontworpen formulier dat via www.uwv.nl beschikbaar wordt gesteld.
De rechtbank leidt uit de totstandkoming van de NOW 1 af dat de wetgever er bewust voor heeft gekozen de aanvraagtermijn duidelijk af te bakenen.
10. Er blijkt hier niet van een aanvraag voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW 1 ingediend binnen het afgebakende aanvraagtijdvak genoemd in artikel 8, tweede lid, van de NOW 1. Daarnaast heeft eiseres de aanvraag ook niet ingediend via het daarvoor ontworpen formulier als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de NOW 1. De tekst van de regeling biedt geen ruimte om ervan af te wijken. De NOW 1 kent geen hardheidsclausule. Ook de Kaderwet SZW-subsidies, waarop de NOW 1 is gebaseerd, bevat geen hardheidsclausule. Verweerder was daarom gehouden de aanvraag van eiseres af te wijzen, gelet op deze dwingend geformuleerde afwijzingsgrond.
11. Dat het zoals eiseres betoogt, niet mogelijk was om een aanvraag/voorschot aan te vragen omdat het systeem waarin de aanvraag kon worden gedaan niet in de van toepassing zijnde situatie voorzag, vindt nergens enige onderbouwing in de stukken. De verklaring van de gemachtigde/accountant van eiseres in de e-mail van 1 februari 2022 kan daarvoor niet doorgaan. Dat in die verklaring, zoals ter zitting herhaald is gesteld dat er telefonisch contact is opgenomen met het Uwv en dat gezegd zou zijn te wachten tot de definitieve aanvraag, draagt geen (begin van) bewijs aan. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting verklaard dat in het registratiesysteem van het Uwv voor telefonische contacten geen telefoonnotities staan geregistreerd die zien op het aanvraagtijdvak van de NOW 1. Hij heeft in het systeem alleen telefonische contacten met eiseres en de gemachtigde gevonden in december 2020 en in januari 2021 en gelet op de in het systeem weergegeven inhoud van die gesprekken is daarbij gesproken over het aanleveren van andere stukken, in het kader van de aanvraag NOW 3. Het moge zo zijn dat eiseres mogelijk problemen heeft ondervonden bij het digitaal aanvragen van de tegemoetkoming, maar dan had het op de weg van eiseres als aanvrager gelegen om zelf verdere actie te ondernemen.
12. Verweerder stelt voorts terecht dat de wetgever in de NOW regeling heeft gekozen voor een aan een subsidievaststelling (in artikel 14) voorafgaande subsidieverlening (in de artikelen 8 tot en met 11). De bepaling van het subsidiebedrag bij de definitieve vaststelling bouwt dus voort op het subsidiebedrag bij de verlening van de subsidie (voorschot). Dat, zoals eiseres meent, een definitieve aanvraag zou kunnen worden ingediend zonder voorschot, als er op basis van de geldende criteria recht is op die tegemoetkoming, kan daarom niet worden gevolgd. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de door eiseres overgelegde beslissing op een bezwaar in een andere zaak. Die zaak is niet vergelijkbaar, reeds omdat in dat geval wel sprake was van een aanvraag in het voorgeschreven tijdvak.
Conclusie
13. Dat betekent dat verweerder terecht heeft beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van de NOW 1. Het bestreden besluit kan stand houden.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.