ECLI:NL:RBAMS:2021:712

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 20/4974 en 20/4976
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van NOW-1 tegemoetkoming wegens te late aanvraag door eiseressen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen TJ Management B.V. en Zhangyang B.V. als eiseressen en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als verweerder. De eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin hun aanvragen voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-1 regeling zijn afgewezen. De rechtbank heeft op 17 februari 2021 de zitting gehouden, waarbij de eiseressen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en de minister door een medewerker van het Uwv.

De eiseressen hadden op 12 augustus 2020 bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van hun aanvragen voor NOW-1, omdat deze te laat waren ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen als gevolg van nalatigheid van het administratiekantoor van de eiseressen na de deadline van 5 juni 2020 zijn ingediend. De rechtbank heeft de situatie van de eiseressen erkend, maar benadrukt dat de NOW-regeling geen ruimte biedt voor afwijkingen van de aanvraagtermijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft beslist dat de eiseressen niet in aanmerking komen voor de NOW-1 tegemoetkoming.

De rechtbank heeft de beroepen van de eiseressen ongegrond verklaard en de bestreden besluiten in stand gelaten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 20/4974 en 19

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

TJ Management B.V. te Amsterdam, eiseres 1,

en
Zhangyang B.V.te Amsterdam, eiseres 2
(gemachtigde in beide zaken: [naam 2] )
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de minister), verweerder

(gemachtigde: mr. I.L.M. Dunselman).
De besluiten waartegen eiseressen bezwaar en beroep hebben ingesteld zijn genomen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv) namens de minister. Waar hierna over het Uwv wordt gesproken wordt ook de minister bedoeld.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 4 augustus 2020 heeft het Uwv aan eiseressen een tegemoetkoming (voorschot) toegekend op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-2) voor de maanden juni tot en met september 2020.
Eiseressen hebben op 12 augustus 2020 een bezwaarschrift ingediend waarin zij verzoeken om alsnog ook in aanmerking te worden gebracht voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-1 over eerdere maanden in 2020.
Bij afzonderlijke beslissingen op bezwaar van 26 augustus 2020 (de bestreden besluiten) heeft het Uwv de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen aanvraag is ingediend en daarom geen besluit is afgegeven.
Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2021. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, die tevens eigenaar is van eiseres 1. Namens eiseres 2 is voorts verschenen [naam 1] , haar eigenaar. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, medewerker van het Uwv.

Overwegingen

1. Ter zitting hebben partijen te kennen gegeven dat de bestreden besluiten zo moeten worden gelezen dat de bezwaren van eiseressen tegen de afwijzing van een tegemoetkoming op grond van de NOW-1 ongegrond zijn verklaard.
2. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de beslissing van de minister dat eiseressen niet in aanmerking komen voor de gevraagde tegemoetkoming juist is.
3. Die beslissing is gebaseerd op wat er in de NOW-1 is bepaald over de aanvraagtermijn. Een aanvraag moest voor 5 juni 2020 worden ingediend.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvragen van eiseressen als gevolg van nalatigheid van hun administratiekantoor na 5 juni 2020, en dus te laat, zijn ingediend. Waar het eiseressen om gaat is dat in hun geval een uitzondering moet worden gemaakt omdat sprake is van bijzondere omstandigheden. In dat kader hebben eiseressen het volgende aangevoerd.
5. Beide eiseressen hebben naar voren gebracht dat zij de aanvraag hebben laten doen door hun - in beide gevallen dezelfde - bedrijfsadministrateur. Na verloop van tijd is gebleken dat het Uwv geen aanvraag had ontvangen. Het feit dat eiseressen wel in aanmerking zijn gebracht voor tegemoetkoming in het kader van de NOW-2 duidt erop dat zij ook voldoen aan de voorwaarden voor tegemoetkoming in het kader van de NOW-1. Eiseressen hebben jarenlang premies en belastingen betaald en verzoeken het Uwv hen nu niet in de kou te laten staan.
6.1.
Ter zitting heeft eiseres 1 hieraan toegevoegd dat zij het nog heeft gered door middel van het afsluiten van leningen.
6.2.
De eigenaar van eiseres 2 ( [naam 1] ) heeft erop gewezen dat zij zich in een moeilijke situatie bevindt. Zij heeft totaal geen inkomsten meer. Ze heeft veel geld moeten lenen, zelfs van haar moeder. Zij heeft veel last van stress. Haar echtgenoot is met het geld van de gezamenlijke bankrekening teruggekeerd naar China. [naam 1] is een alleenstaande moeder. Haar dochter gaat nu niet naar school. De tegemoetkomingen op grond van de NOW-2 en NOW-3 helpen wel, maar er is veel gebeurd. Het is een heel moeilijke tijd. [naam 1] heeft financiële hulp nodig en doet daartoe een klemmend beroep op het Uwv.
7. De medewerker van het Uwv heeft ter zitting begrip getoond voor de situatie van eiseressen. Zij heeft uitgelegd dat de NOW-regeling geen mogelijkheden kent om van de bepalingen af te wijken. Dat betekent dat het Uwv het standpunt zoals ingenomen in de bestreden besluiten handhaaft en dat aan de verzoeken van eiseressen niet tegemoet kan worden gekomen.
Wat vindt de rechtbank?
8.1.
Ook de rechtbank is op de zitting duidelijk geworden dat de situatie waarin eiseressen, en zeker eiseres 2, zich bevinden moeilijk is. Dat neemt echter niet weg dat ook de rechtbank moet uitgaan van wat in de NOW-regeling, onder meer wat betreft de aanvraagtermijn, is vastgelegd. De opvatting van het Uwv dat de tekst van de regeling geen ruimte biedt om ervan af te wijken, klopt. Er is geen zogenoemde hardheidsclausule opgenomen de het mogelijk zou maken om in schrijnende gevallen een uitzondering te maken.
8.2.
De NOW is kort na het uitbreken van de corona-epidemie in maart 2020 snel tot stand gekomen. Om zoveel mogelijk bedrijven snel te kunnen helpen is de regeling zo opgesteld dat deze eenvoudig en snel uitvoerbaar is. Daarom zijn geen mogelijkheden voor afwijking opgenomen. De regelgever heeft onderkend dat hierdoor in bepaalde gevallen niet tot uitkering kan worden overgegaan. Dat is een bewuste keuze geweest. De rechtbank kan hieraan niet voorbijgaan.
8.3.
In de toelichting bij de NOW vindt de rechtbank geen uitleg van het aanvankelijk op
31 mei 2020 bepaalde en naderhand tot 5 juni 2020 verlengde laatste aanvraagmoment. De einddatum van de aanvraagtermijn is overduidelijk wel in overeenstemming met het doel van de regeling, namelijk zo snel mogelijk voorzien in financiële ondersteuning van bedrijven die door de corona-epidemie en het terugvallen van omzet in de maanden maart, april en mei 2020 (de periode waarop de NOW-1 ziet) in zwaar weer terecht zijn gekomen. Daar komt bij dat snelle uitvoerbaarheid van de regeling met het hanteren van een aanvraagtijdvak is gediend. Het is in deze situatie niet aan de bestuursrechter om een door de regelgever afgebakende aanvraagtermijn terzijde te schuiven.
9. Dat betekent dat het Uwv namens de minister terecht heeft beslist dat eiseressen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-1. De bestreden besluiten blijven in stand.
Conclusie
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.A. Lammertink, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.