In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen TJ Management B.V. en Zhangyang B.V. als eiseressen en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als verweerder. De eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin hun aanvragen voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-1 regeling zijn afgewezen. De rechtbank heeft op 17 februari 2021 de zitting gehouden, waarbij de eiseressen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en de minister door een medewerker van het Uwv.
De eiseressen hadden op 12 augustus 2020 bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van hun aanvragen voor NOW-1, omdat deze te laat waren ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen als gevolg van nalatigheid van het administratiekantoor van de eiseressen na de deadline van 5 juni 2020 zijn ingediend. De rechtbank heeft de situatie van de eiseressen erkend, maar benadrukt dat de NOW-regeling geen ruimte biedt voor afwijkingen van de aanvraagtermijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft beslist dat de eiseressen niet in aanmerking komen voor de NOW-1 tegemoetkoming.
De rechtbank heeft de beroepen van de eiseressen ongegrond verklaard en de bestreden besluiten in stand gelaten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.