ECLI:NL:RBNHO:2022:2870

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
15.001258.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van belaging met eerdere veroordeling tot TBS

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. De verdachte, die eerder was veroordeeld voor moord en TBS met dwangverpleging had gekregen, werd beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 november 2021 tot en met 3 januari 2022 herhaaldelijk contact heeft gezocht met het slachtoffer, zowel telefonisch als via sociale media, ondanks dat het slachtoffer duidelijk had gemaakt geen contact te willen. De rechtbank heeft de ernst van de gedragingen van de verdachte in overweging genomen, evenals de impact op het slachtoffer, die zich bedreigd voelde door de acties van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod, die dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van drie jaar, waarbij de verdachte zich niet in de nabijheid van het slachtoffer mag bevinden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.001258.22 (P)
Uitspraakdatum: 5 april 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 maart 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E. Stroink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. C.J.J. Kwint, advocaat te ‘s-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2021 tot en met 3 januari 2022 te Alkmaar, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
[slachtoffer], door
- meermalen naar het werk van die [slachtoffer] te bellen en/of te vragen naar haar contactgegevens en/of
- meermalen langs te gaan op het werk van die [slachtoffer] en te vragen naar haar contactgegevens en/of
- die [slachtoffer] (op haar werk) in persoon te benaderen en/of
- meermalen navraag te doen over die [slachtoffer] op de Achterdam en/of te vragen naar haar contactgegevens en/of
- meermalen die [slachtoffer] via Facebook te benaderen,
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen onvoldoende zijn om te kunnen spreken van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij geen opzet had op het maken van een wederrechtelijke inbreuk.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat en de volgende bewijsoverweging.
3.3.2
Bewijsoverweging
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte op 19 november 2021 naar een oud adres van aangeefster is gegaan. Hier heeft hij onder andere gevraagd naar de huidige adres- en contactgegevens van aangeefster. Een dag later heeft de verdachte naar het werk van aangeefster gebeld en aan een collega gevraagd om het telefoonnummer van aangeefster. Vervolgens heeft de verdachte op 21 november 2021 wederom gebeld naar het café waar de aangeefster werkzaam was om te vragen wanneer ze aan het werk was. Nadat hij van een collega te horen had gekregen dat aangeefster later die dag aan het werk zou zijn, heeft de verdachte later die dag nogmaals gebeld. Toen kreeg de verdachte aangeefster aan de telefoon. De verdachte zei zijn naam, gaf aan dat hij in Rotterdam was, koffie met haar wilde drinken, haar wilde toevoegen op facebook en zei dat zij hem 10 maanden geleden in de P.I. had gebeld. Aangeefster gaf aan hem niet te kennen en hem niet te hebben gebeld. Zij zei dat ze aan het werk was en hier geen tijd voor had en heeft de telefoon opgehangen. Vrijwel direct hierna kwam de verdachte op het terras waar zij werkte op aangeefster aflopen, kwam heel dicht tegen haar aan staan, deed zijn mondkapje af en vroeg: “Herken je mij nu wel?”. Aangeefster heeft toen aangegeven dat ze geen koffie wilde drinken met de verdachte, dat ze een vriend had en dat hij haar met rust moest laten. De verdachte heeft vervolgens gezegd: “oke je wilt dat ik je met rust laat”, en is weggegaan. Op 12 december 2021 is de verdachte wederom op het werk van aangeefster verschenen. Aangeefster was op dat moment nog niet op haar werk. De verdachte is toen tegenover een collega van aangeefster in huilen uitgebarsten en heeft gezegd dat hij zielsveel van aangeefster houdt. Op 19 december 2021 heeft de verdachte de aangeefster een fijne kerst gewenst via Facebook messenger. En nadat de verdachte via zijn contactpersoon bij de GGZ had begrepen dat er aangifte tegen hem was gedaan en dat er een stopgesprek zou gaan plaatsvinden, heeft de verdachte ook nog op 23 december 2021 de aangeefster een bericht gestuurd via Facebook messenger, waarin onder meer te lezen is dat “hij dit geintje eerder aan de hand heeft gehad”.
Belaging
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
De wetgever heeft voor de strafbaarheid van belaging voldoende geacht dat de dader opzet heeft gehad op zijn gedragingen. Niet bewezen hoeft te worden dat het opzet ook gericht was op de wederrechtelijkheid en stelselmatigheid van die gedragingen. Het verweer van de raadsman dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij geen opzet had op het maken van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster wordt dan ook verworpen.
De verdachte ontkent niet de feitelijke gedragingen in de tenlastelegging te hebben verricht, maar stelt dat hij daarmee slechts het contact met aangeefster weer wilde oppakken. De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen echter vast dat het voor de verdachte in ieder geval op 21 november 2021 kenbaar moet zijn geworden dat aangeefster geen contact met hem wilde. Desalniettemin is de verdachte toch weer op haar werk verschenen en heeft hij berichten naar haar gestuurd, zelfs nadat hij ervan op de hoogte was gesteld dat er aangifte tegen hem was gedaan en dat er een stopgesprek zou gaan plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank betrekt in haar oordeel ook dat de uitlatingen die door de verdachte zijn gedaan volstrekt niet passend waren in de onderlinge verstandhouding tussen de verdachte en aangeefster, nu zij elkaar slechts oppervlakkig kenden van zeer lange tijd geleden, toen zij werkte in een café waar hij wel eens kwam. Bovendien heeft de verdachte op 21 november 2021 kennelijk onwaarheden verteld door onder meer telefonisch tegen aangeefster te zeggen dat hij in Rotterdam was, terwijl hij vrijwel direct daarna opeens vlakbij haar kwam staan op haar werk in Alkmaar. De omstandigheid dat de verdachte eerder, in 2006, wegens moord op een vrouw is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging, weegt de rechtbank mee bij het beoordelen van de intensiteit van de gedragingen van de verdachte en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Het slachtoffer was hiervan immers op de hoogte.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 21 november 2021 tot en met 23 december 2021 te Alkmaar, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
- naar het werk van die [slachtoffer] te bellen en
- meermalen langs te gaan op het werk van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] op haar werk in persoon te benaderen en
- meermalen die [slachtoffer] via Facebook te benaderen,
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te dulden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van 3 jaren en aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Voorts heeft zij gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) inhoudende een contact- en gebiedsverbod voor de duur van 5 jaren. Hierbij heeft zij de rechtbank verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel te bevelen omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen ten opzichte van de aangeefster, met bevel dat per overtreding van de maatregel een vervangende hechtenis van 2 weken zal worden toegepast met een totale duur van ten hoogste 6 maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en te volstaan met de oplegging van een taakstraf, waar het voorarrest van moet worden afgetrokken. De verdediging verzet zich niet tegen de oplegging van een contactverbod, of dit nu als bijzondere voorwaarde mocht worden opgelegd dan wel binnen het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel. De raadsman verzoekt de rechtbank echter om het door de officier van justitie gevorderde gebiedsverbod niet op te leggen, omdat de verdachte in Alkmaar net zijn draai weer begon te vinden. Bovendien is het volgens de raadsman niet mogelijk om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen, nu er geen sprake is van een geweldsmisdrijf.
Voorts heeft de raadsman verzocht tot opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van een maand schuldig gemaakt aan belaging van een vrouw die hij slechts oppervlakkig kende van zeer lange tijd geleden. Ondanks dat het slachtoffer aan de verdachte te kennen heeft gegeven met rust gelaten te willen worden, heeft dit de verdachte er niet van weerhouden stelselmatig inbreuk te (blijven) maken op haar persoonlijke levenssfeer door haar op haar werk te benaderen en berichten te sturen. Door het slachtoffer is dit, zo volgt uit de op zitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring, als beangstigend, bedreigend en hinderlijk ervaren. Daarbij speelt mee dat de verdachte in 2006 is veroordeeld wegens een levensdelict tegen een vrouwelijk slachtoffer en aan hem toen TBS met dwangverpleging is opgelegd. Het slachtoffer heeft daar wetenschap van en dit vergroot haar vrees voor de verdachte.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder ter zake van het plegen van strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld, maar niet ter zake van soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de inhoud van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 16 maart 2022 en opgemaakt door [reclasseringswerker], die als reclasseringswerker verbonden is aan Reclassering Nederland. Voornoemd rapport houdt, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, in dat het risico op recidive en het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog, waarbij als risicofactoren hebben te gelden de ernstige chronische psychiatrische problematiek, het niet innemen van antipsychotica (stemmingsstabilisator), de geschiedenis van een levensdelict verband houdend met een waansysteem betreffende stalking, het bestaan van een behandelresistent waansysteem hieromtrent, afwezigheid van ziektebesef en -inzicht en het gebruik van cannabis. De kans op recidive lijkt op het moment van het opstellen van het rapport door het gebruik van medicatie te zijn afgenomen. Sinds de beëindiging van de tbs-maatregel in 2019 is er echter herhaaldelijk sprake geweest van het onttrekken aan de medicamenteuze behandeling, wat de kans op recidive sterk verhoogt. Bovendien is er sinds de beëindiging van de tbs-maatregel nog geen sprake geweest van langdurig stabiel functioneren door de verdachte. De reclassering adviseert dan ook om bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering adviseert de volgende voorwaarden:
• Meldplicht bij reclassering
• Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname)
• Contactverbod
• Locatieverbod (met elektronische monitoring)
• Meewerken aan middelencontrole
alsmede de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De reclassering adviseert daarnaast ook nog de oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer, voor de maximale duur van 5 jaar.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 3 jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit, alsmede de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Dadelijk uitvoerbaar
De verdachte heeft ook ter zitting aangegeven dat hij nog steeds veel om aangeefster geeft en er tevens blijk van gegeven dat hij op geen enkele manier inziet wat er niet deugt aan zijn handelen. Voorts schat de reclassering het risico op recidive en het risico op letselschade in als hoog, gezien de omstandigheden als geschetst in voornoemd rapport (de ernstige chronische psychiatrische problematiek, het geregeld niet innemen van benodigde antipsychotica, de geschiedenis van een levensdelict verband houdend met een waansysteem betreffende stalking, het bestaan van een behandelresistent waansysteem hieromtrent, afwezigheid van ziektebesef en -inzicht en het gebruik van cannabis). Op grond hiervan moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte, nu hij de aangeefster heeft belaagd terwijl hij eerder onder invloed van dezelfde ernstige chronische psychiatrische problematiek een levensdelict heeft gepleegd, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
Ook zal de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor Alkmaar, worden opgelegd, zoals hierna vermeld.

7.Vrijheidsbeperkende maatregelen

Contactverbod
Ter beveiliging van de maatschappij – en in het bijzonder het slachtoffer – en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dat verdachte voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] dient te worden opgelegd.
Gebiedsverbod
Ter beveiliging van de maatschappij – en in het bijzonder het slachtoffer – en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel, inhoudende dat de verdachte voor de duur van 3 jaren zich niet zal ophouden in een straal van 5 kilometer rond Alkmaar dient te worden opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregelen
Ook hier heeft te gelden dat verdachte heeft aangegeven dat hij nog steeds veel om aangeefster geeft. Gezien de omstandigheden als geschetst in het reclasseringsrapport (de ernstige chronische psychiatrische problematiek, het niet geregeld innemen van benodigde antipsychotica, de geschiedenis van een levensdelict verband houdend met een waansysteem betreffende stalking, het bestaan van een behandelresistent waansysteem hieromtrent, afwezigheid van ziektebesef en -inzicht en het gebruik van cannabis) moet er ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat hij aangeefster opnieuw zal belagen. Daarom beveelt de rechtbank de oplegging van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van drie jaar met de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan en bepaalt de vervangende hechtenis op twee weken voor iedere keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 285b Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES (6) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot VIER (4) MAANDEN
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland op een door de toezichthouders te bepalen locatie. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • veroordeelde zich laat behandelen door het Forensisch ACT onderdeel van GGZ Noord-Holland-Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
  • veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de aangeefster, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • veroordeelde zich niet bevindt in een straal van 5 kilometer rond Alkmaar, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel met bovenstaande beperkingen heeft al plaatsgevonden bij de schorsing van de preventieve hechtenis.
  • veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en wanneer veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vrijheidsbeperkende maatregel: contactverbod
-legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr dat de veroordeelde voor de duur van
DRIE (3) JARENop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer];
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Vrijheidsbeperkende maatregel: gebiedsverbod
- Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr dat de veroordeelde voor de duur van
DRIE (3) JARENzich niet zal ophouden in een straal van 5 kilometer rond Alkmaar;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met aan maximum van 6 maanden;
- Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en mr. J.J. Roos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.F. Pomper,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2022.
mr. Lamboo en mr. Pomper zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.