ECLI:NL:RBNHO:2022:2477

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
9512126 \ WM VERZ 21-563
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens onnodig geluid veroorzaken met motorvoertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 1 maart 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, het onnodig geluid veroorzaken, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De betrokkene stelde dat hij had moeten worden staande gehouden, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, aangezien de verbalisant te voet was en de betrokkene met zijn voertuig wegreed. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder.

De betrokkene voerde aan dat de auto software heeft die het geluid veroorzaakt, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de gedraging vast te stellen. De kantonrechter oordeelde ook dat de gedragingen op verschillende locaties en tijdstippen plaatsvonden, waardoor er geen sprake was van een voortgezette handeling. De kantonrechter heeft de boete gematigd tot € 250,00, omdat de hoogte van de boete per 1 maart 2022 was verlaagd. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.164,75.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9512126 \ WM VERZ 21-563
CJIB-nummer : 239413376
Uitspraakdatum : 10 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. P.C. van den Aarsen, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Aanvullend stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat het enkele feit dat betrokkene twee keer dit gedrag heeft vertoond geen reden is om de hoogte van de boete te matigen. Daarnaast stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat zij geen reden ziet de hoogte van de boete te matigen op grond van het feit dat de hoogte van de boete voor onderhavige gedraging per 1 maart 2022 bij wet is verlaagd, omdat de boete reeds vorig jaar is opgelegd.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfiets onnodig geluid veroorzaken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens de toelichting in het zaakoverzicht te voet was en betrokkene met zijn voertuig van de verbalisant weg reed. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Betrokkene stelt daarnaast dat de auto software heeft dat als je het gas loslaat de uitlaat wat knalt, maar niet overdreven. Gemachtigde van betrokkene stelt dat onder onnodig geluid moet worden verstaan, geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingerichte auto onvermijdelijk veroorzaakt. Het enkele gegeven dat betrokkene ‘hoge toeren maakte’, is onvoldoende om de gedraging vast te stellen. De verbalisant heeft onvoldoende toegelicht waarom het geluidsniveau het normaal geaccepteerde geluidsniveau van een sportieve uitlaat te boven gaat, zodat een aanvullend proces-verbaal had moeten worden opgevraagd, aldus de gemachtigde. Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat betrokkene tweemaal is bekeurd. In beide zaken is de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht woordelijk bijna hetzelfde. Dat maakt in ieder geval het tweede voorval twijfelachtig, aldus de gemachtigde. De kantonrechter overweegt als volgt.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende
:
“Op donderdag 4 februari 2021 om 16:44 bevond ik, verbalisant, mij op de Gedempte Where te Purmerend. Hier reed bovengenoemd voertuig en ik zag dat bestuurder mij, verbalisant
aan keek. Ik zag dat het voertuig langzamer ging rijden terwijl de bestuurder mij aankeek. Vervolgens zag en hoorde ik dat het voertuig hard optrok en daarbij hoorde ik dat de bestuurder hoog toeren maakte met het voertuig en ik hoorde dat de uitlaat van het voertuig een knallend geluid maakte. Ik zag en hoorde dat de bestuurder dit tot 4 keer aan deed terwijl hij de Gedempte Where te Purmerend afreed. Ik zag dat omstanders keken naar het voertuig en geïrriteerd keken omdat het voertuig zoveel geluid maakte. Het onnodige geluid wat bestuurder maakte met zijn voertuig was zeer hinderlijk.
Geen staandehouding mogelijk. Surveillance te voet en bovengenoemd voertuig reed met hoge snelheid weg.“
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de specifieke en uitgebreide verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. De verbalisant verklaart ten aanzien van de eerste gedraging dat de bestuurder van de auto langzamer ging rijden terwijl hij hem aankeek, het voertuig hard optrok, de bestuurder hoge toeren maakte en de uitlaat een knallend geluid maakte en dat de bestuurder dit tot zeven keer aan toe deed terwijl hij de Nieuwstraat afreed. Ten aanzien van de tweede gedraging verklaart de verbalisant ook dat de bestuurder van de auto langzamer ging rijden terwijl hij hem aankeek, het voertuig hard optrok, de bestuurder hoge toeren maakte en de uitlaat een knallend geluid maakte, en dat de bestuurder dit tot vier keer aan toe deed terwijl hij de Gedempte Where afreed. Hoewel de bewoordingen van de verbalisant ten aanzien van beide gedragingen overeenkomen, zijn zij ten aanzien van een belangrijk detail heel specifiek: het aantal keer dat de bestuurder de hoge toeren en het knallend geluid maakte. Betrokkene heeft naar het oordeel van de kantonrechter tegenover de verklaring van de verbalisant onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die ertoe aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Uit de verklaring van de verbalisant volgt dat het onnodig geluid veroorzaken bestond uit het op een hoog toerental laten komen van de motor van het voertuig, waarbij de uitlaat een knallend geluid maakte. En dat tot vier keer aan toe. Dit is door of namens betrokkene niet betwist. Betrokkene stelt dat de auto software heeft waardoor de uitlaat wat knalt als je gas loslaat. In het midden latend of dat geluid inderdaad bij een normaal gebruik van het betreffende type voertuig hoort en of dit geluid toen werd veroorzaakt, heeft de verbalisant geconstateerd dat de bestuurder van het voertuig onnodig geluid heeft veroorzaakt door de hoge toeren te maken waarbij de uitlaat een knallend geluid maakte. Daarom staat vast dat de gedraging is verricht (vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 januari 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:4).
De gemachtigde voert ook aan dat er sprake is van een voortgezette handeling. De kantonrechter overweegt hierover dat uit de stukken in de dossiers blijkt dat één gedraging is begaan op de Nieuwstraat te Purmerend op 4 februari 2021 om 16:19 uur en dat een volgende gedraging is begaan op de Gedempte Where te Purmerend op 4 februari 2021 om 16:44 uur. De gedragingen zijn dus verricht op twee verschillende locaties met daartussen ongeveer 25 minuten. Dit maakt dat sprake is geweest van nieuwe verkeerssituaties en daarmee verband houdende verschillende beslissingen. Betrokkene heeft tussen beide momenten voldoende gelegenheid om zijn gedrag aan te passen. Dat betrokkene dit niet heeft gedaan dient voor zijn rekening en risico te blijven. Het verweer dat sprake is van een voortgezette handeling kan dus niet slagen.
De boete is dan ook terecht opgelegd.
De gemachtigde doet daarnaast een beroep op matiging van de boete, omdat de boete voor de gedraging waar het om gaat per 1 maart 2022 is verlaagd.
De kantonrechter stelt vast dat de boete voor de gedraging waar het hier om gaat – het onnodig geluid veroorzaken – met ingang van 1 maart 2022 is verlaagd tot € 250,00. Een verandering in de hoogte van de boete na het begaan van de gedraging moet naar het oordeel van de kantonrechter op basis van vaste rechtspraak met onmiddellijke ingang worden toegepast, omdat die verandering ten gunste van betrokkene werkt. De beslissing van de officier van justitie zal daarom worden gewijzigd, in zoverre dat het bedrag van de boete zal worden vastgesteld op € 250,00, te vermeerderen met de administratiekosten. Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.164,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 759,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI: NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 250,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.164,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: