ECLI:NL:GHARL:2022:4

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 januari 2022
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
Wahv 200.264.365
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Beswerda
  • M. Lageveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onnodig geluid veroorzaken met een motorvoertuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter die het beroep van de betrokkene ongegrond heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.M.J.E.P. Meerts, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die een sanctie had opgelegd voor het veroorzaken van onnodig geluid met zijn voertuig. De gedraging vond plaats op 7 april 2018 om 02:00 uur op de Terhoevenderweg in Heerlen, waarbij de betrokkene met zijn auto met een hoog vermogen de motor op hoge toeren liet draaien.

Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de betrokkene niet voldoende heeft onderbouwd waarom de beslissing van de officier van justitie niet voldoende gemotiveerd zou zijn. De ambtenaren die de overtreding constateerden, hebben verklaard dat het motorgeluid hinderlijk was en dat de bestuurder opzettelijk het motorgeluid liet ronken. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de beslissing terecht ongegrond heeft verklaard, maar dat er een motiveringsgebrek was in de beoordeling van het verweer van de gemachtigde.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt dat onnodig geluid moet worden gedefinieerd als geluid dat het normaal geaccepteerde niveau overschrijdt, en dat het niet noodzakelijk is om een geluidmeting uit te voeren om te concluderen dat er sprake is van onnodig geluid.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.264.365/01
CJIB-nummer
: 215827633
Uitspraak d.d.
: 3 januari 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 27 juni 2019, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene stelt in het hoger beroepschrift dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de beslissing van de officier van justitie voldoende is gemotiveerd. Volgens de gemachtigde heeft de officier van justitie de gronden niet inhoudelijk behandeld, maar enkel een algemene afwijzing gegeven.
2. Dit verweer faalt. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie niet heeft aangegeven en onderbouwd met betrekking tot welke door hem aangedragen gronden de officier van justitie tekort is geschoten in zijn motivering en waarin die motivering tekortschiet. Van een motiveringsgebrek is, gelet op het voorgaande, geen sprake.
3. Hetgeen overigens is aangevoerd, richt zich (onder meer) tegen de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene een sanctie is opgelegd van € 380,- voor: “als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets of snorfiets onnodig geluid veroorzaken met dat voertuig”. Deze gedraging zou zijn verricht op 7 april 2018 om 02:00 uur op de Terhoevenderweg in Heerlen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
4. De gemachtigde brengt naar voren dat - in tegenstelling tot hetgeen de kantonrechter heeft overwogen - de betrokkene geen beroep doet op de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht, maar dat hij betwist onnodig geluid te hebben veroorzaakt. Hij was aan het schakelen en vanwege het vermogen van de auto zou dit meer geluid veroorzaken dan bij een standaardauto. Dat wil echter niet zeggen dat het geluid onnodig is. Immers moet men kunnen schakelen om auto te kunnen rijden. De ambtenaren hebben niet objectief aangegeven wat het geluid was dat onnodig werd gemaakt en niet is gebleken dat het gemaakte geluid het normaal geaccepteerde, door auto’s veroorzaakte, geluid te boven gaat.
5. De onder 1 vermelde gedraging is een overtreding van artikel 57 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), dat luidt: “Bestuurders van een motorvoertuig, bromfietsers en snorfietsers mogen met hun voertuig geen onnodig geluid veroorzaken.”
6. Artikel 57 RVV 1990 is bedoeld om op te kunnen treden juist in die gevallen waarin een voertuig aan alle daaraan te stellen eisen voldoet maar daarmee onnodig geluid gemaakt wordt. Onder onnodig geluid moet worden verstaan dat geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingerichte auto onvermijdelijk veroorzaakt. Van onnodig geluid zal men eerst kunnen spreken, zodra het veroorzaakte geluid het normale, geaccepteerde, door auto's veroorzaakte geluid te boven gaat. Voor de vaststelling of er sprake is van onnodig geluid in de zin van artikel 57 RVV 1990 is niet bepalend of er iemand is die overlast heeft ondervonden van het geluid en evenmin of een bepaald geluidniveau wordt overschreden. Het verrichten van een geluidmeting is - in tegenstelling tot hetgeen de gemachtigde lijkt te menen - daarom geen vereiste om tot de conclusie te kunnen komen dat is gehandeld in strijd met artikel 57 RVV 1990.
7. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
8. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Wij hoorden de bestuurder al rijdend het motorgeluid ronken. Wij waren op dat moment bezig met een staandehouding. Bestuurder deed opzettelijk het zware motorgeluid laten ronken. Gezien het tijdstip was dit zeer hinderlijk voor omwonenden. (…)
Verklaring betrokkene: ik schakel verkeerd.”
9. De stukken van het dossier bevatten daarnaast een op 8 augustus 2018 op ambtsbelofte opgemaakt verklaring van de ambtenaar waarin - voor zover relevant - het volgende is opgenomen:
“Op 7 april 2019 (het hof begrijpt: 2018) omstreeks 02:00 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] , doende met een controle van een voertuig voor het gestelde in de Wegenverkeerswet 1994. Op dat moment passeerde ons bovenstaande personenauto met bovenstaande bestuurder. Tijdens deze controle hoorden wij dat deze personenauto exact ter hoogte van ons het motorgeluid van zijn voertuig hard liet ronken. Ons inziens trapte de persoon de koppeling in en liet het toerental van zijn voertuig op zeer luide wijze ronken. Het voertuig leek zijn maximale toerental te behalen en hield dit kort vast. Wij zagen ook dat de bestuurder naar ons keek. Wij kregen de indruk dat de bestuurder hiermee op zeer hinderlijke wijze aandacht wilde trekken. Gezien het feit dat het een personenauto betrof met veel vermogen was het geluid van de ronkende motor zeer hinderlijk voor ons en omwonenden.”
10. Het verweer van de gemachtigde geeft het hof geen aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van de ambtenaren. Uit die verklaringen volgt dat het onnodig geluid veroorzaken bestond uit het op een hoog toerental laten komen van de motor van het voertuig, waarbij de motor hard aan het ronken was. Dit is namens de betrokkene verder niet betwist. Uit de in administratief beroep overgelegde verklaring van de betrokkene zelf volgt - kort samengevat - dat er bij het schakelen een doffe klap uit de uitlaat van het voertuig komt en dat dit te wijten valt aan het vermogen van het betreffende voertuig. In het midden latend of dat geluid inderdaad bij een normaal gebruik van het betreffende type voertuig behoort en of dit geluid toen werd veroorzaakt, hebben de ambtenaren geconstateerd dat de bestuurder van het voertuig onnodig geluid heeft veroorzaakt door de motor hard te laten ronken. Reeds om die reden staat vast dat de onder 3. omschreven gedraging is verricht.
11. Voorgaande houdt in dat de kantonrechter het beroep van de betrokkene terecht ongegrond heeft verklaard. Wel stelt het hof met de gemachtigde vast dat de kantonrechter het verweer van de gemachtigde dienaangaande ten onrechte heeft opgevat als een beroep op de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht en niet als een betwisting van die gedraging. In zoverre lijdt de beslissing van de kantonrechter aan een motiveringsgebrek. Die beslissing zal dan ook met verbetering van gronden worden bevestigd.
12. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en
1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Lageveen als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.