ECLI:NL:RBNHO:2022:2461

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
9340741
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering van werknemer tegen werkgever wegens onbetaald verlof en risico werkgever

In deze zaak vordert de werknemer, een piloot, loon over de maanden waarin hij onbetaald verlof heeft genoten. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer recht heeft op loon voor de maanden januari en maart 2018, omdat de reden voor het onbetaald verlof ligt in een omstandigheid die voor risico van de werkgever komt. De werknemer was niet verplicht om in te stemmen met een tijdelijke wijziging van zijn standplaats en heeft in die periode geen werk kunnen verrichten door omstandigheden die de werkgever had moeten voorzien. De werkgever, Turistik Hava, betwist de vordering en stelt dat de werknemer uit vrije wil onbetaald verlof heeft opgenomen. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de werknemer niet beschikbaar was voor werk. Voor de periode van half december 2018 tot en met januari 2019 wordt de vordering afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de werknemer gedwongen was om onbetaald verlof op te nemen. De kantonrechter wijst de werkgever ook een wettelijke verhoging en wettelijke rente toe, evenals buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden aan de werkgever opgelegd, omdat deze grotendeels ongelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9340741 \ CV EXPL 21-4833
Uitspraakdatum: 9 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L.H. Toonen
tegen
de vennootschap naar Turks recht Turistik Hava Tasimacilik A.S.
gevestigd te Instanboel
gedaagde
verder te noemen: Turistik Hava
gemachtigde: mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of de werknemer (piloot) recht op loon heeft over de maanden dat hij onbetaald verlof heeft genoten. De kantonrechter vindt dat over een deel van de periode van onbetaald verlof recht op loon bestaat, omdat in die periode niet is gewerkt door een omstandigheid die redelijkerwijs voor risico van de werkgever komt. De werknemer moest namelijk onbetaald verlof opnemen omdat hij niet wilde/kon instemmen met een tijdelijke wijziging van zijn standplaats (in India), terwijl hij op grond van zijn arbeidsovereenkomst niet verplicht was hieraan mee te werken. Dat de werknemer in die periode een andere bron van inkomsten is gaan zoeken (en heeft gevonden) doet aan de loonaanspraak niet af. Het loon over het andere deel van de onbetaald verlof periode wordt afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat de werknemer ook in die periode gedwongen onbetaald verlof heeft moeten opnemen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 6 juli 2021 een vordering tegen Turistik Hava ingesteld. Turistik Hava heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 11 januari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden, waaraan Turistik Hava en haar gemachtigde digitaal (via Teams) hebben deelgenomen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen, bij brieven van 21 en 28 december 2021, nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
Turistik Hava, ook handelend onder de naam Corendon Airlines, is een vliegtuigmaatschappij.
2.2.
[eiser] is op 11 maart 2013 in dienst getreden bij Turistik Hava in de functie van ‘first officer’ (co-piloot) tegen een salaris van (laatstelijk) € 4.200 netto exclusief emolumenten. Sinds april 2014 is Amsterdam de standplaats (“Base residence”) van [eiser] .
2.3.
In artikel 1 van de arbeidsovereenkomst staat:

“Temporary base” means flight operations outside the base residence from 7 days up to 30 days. The Crew member confirms to participate in the operations in the temporary base. In addition, with the mutual agreement between the crew member and the Turkish Directorate General of Civil Aviation (DGCA) the time at the temporary base can be extended up to 60 days (…)
2.4.
Het winterseizoen bij Turistik Hava loopt van 1 november tot 1 april. Omdat er dan minder vluchten zijn, verhuurt Turistik Hava in die periode vliegtuigen met bemanning aan andere luchtvaartmaatschappijen (wetlease) uit bijvoorbeeld India of Egypte.
2.5.
[eiser] heeft tot eind 2017 steeds het verzoek van Turistik Hava om in het winterseizoen met wet lease te gaan geaccepteerd.
2.6.
In een e-mail van 10 oktober 2017 van Turistik Hava aan haar cockpit crew (waaronder [eiser] ) staat: ‘
2017/2018 wet lease schedule is attached. As you see base of 3 airplanes had not been depicted yet, however it will be most probably Ahmedabad.I tried to talk to cockpit crew to find out their request and we exchanged some mails.Some pilots would like to go only Hurghada. It is not acceptable.Some pilots would like to go only 15 days. It is not acceptable.Some pilots would like to be based only one city in India. It is not acceptable. (…)I plan pilots who do not want go to wet lease to UVAC [ktr: UVAC is unpaid vacation
]. UVAC will be at least 2 months. (…)’
2.7.
In een e-mail van 16 oktober 2017 van Turistik Hava aan de cockpit crew staat: ‘
You must believe that if we take into consideration your requests we can not find crew to send wet lease on 7th of Nov. I understand leaving your family and going out of home base is not easy.
I WANT TO MAKE IT CLEAR AGAIN.
(…)
YOU DO NOT HAVE TO GO WET LEASE. THINK UNPAID VACATION OPTION AS WELL. (…)’
2.8.
Turistik Hava heeft een KvK uittreksel overgelegd, waaruit volgt dat [eiser] per 20 november 2017 zijn eenmanszaak [xx] (activiteiten op het gebied van IT-consultancy en functioneel applicatiebeheer) is gestart.
2.9.
In een e-mail van 7 december 2017 heeft [eiser] aan Turistik Hava geschreven: ‘
Door de familiale problemen thuis kan ik niet naar wet-lease gaan. Daarom wil ik unpaid leave vragen voor januari en maart’ [ktr: Nederlandse vertaling van Turkse e-mail]. [eiser] heeft vervolgens een aanvraagformulier ingevuld voor onbetaald verlof in januari en maart 2018. Na goedkeuring daarvan door zijn leidinggevende, heeft [eiser] het verlof geregistreerd in het Crewlink systeem van Turistik Hava.
2.10.
In de maanden januari en maart 2018 heeft [eiser] onbetaald verlof genoten.
2.11.
In een e-mail van 22 november 2018 heeft de Flight Operations Director van Turistik Hava het volgende aan [eiser] geschreven: ‘
In 2019 wou je Antalya Base zijn. Ik heb het aanvaard. Daarna heb je aangegeven dat je Amsterdam Base wou verder doen omdat je partner werk heeft gevonden, heb ik weer aanvaard.
Vorig jaar en dit jaar wou je niet deelnemen aan de wet-lease operations. En dit jaar wil je voor december 2018 en januari 2019 onbetaald verlof nemen. Dezelfde data zijn er de Captain upgrade assessments. Betekent dit dat je niet gaat deelnemen aan de assessments?(…)’[toevoeging ktr: Nederlandse vertaling van Turkse e-mail].
2.12.
[eiser] heeft daarop bij e-mail van 3 december 2018 als volgt gereageerd: ‘
Sorry dat ik u zo laat schrijf. Door de onrust thuis wil ik dit jaar niet deelnemen aan de assessments. Als u deze week tijd heeft zou ik graag met u spreken’.
2.13.
In de laatste twee weken van december 2018 en in de maand januari 2019 heeft [eiser] onbetaald verlof genoten. Hij heeft dit verlof zelf geregistreerd in Crewlink.
2.14.
[eiser] heeft ook voor de periode van 1 april 2019 tot 1 april 2020 onbetaald verlof aangevraagd en gekregen.
2.15.
Bij brief van 20 maart 2020 heeft Turistik Hava de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd per diezelfde datum.
2.16.
Bij beschikking van 22 september 2020 [1] is (in het kader van het verzoek van [eiser] tot toekenning van onder andere een vergoeding wegens onregelmatige opzegging) geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen en dat op grond van artikel 8 lid 2 Rome I de dwingendrechtelijke bepalingen van Nederlands recht van toepassing zijn tussen partijen.
2.17.
Bij vonnis van 2 december 2020 is de (aanvullende) vordering van [eiser] tot betaling van salaris over de onder 2.3 genoemde maanden van onbetaald verlof niet-ontvankelijk verklaard wegens strijd met de goede procesorde. [2]
2.18.
Bij e-mails/brieven van 15 december 2020, 19 februari 2021 en 6 mei 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiser] Turistik Hava verzocht om betaling van salaris over het onbetaald verlof.
2.19.
Turistik Hava heeft aan deze verzoeken geen gehoor gegeven. Zij heeft [eiser] laten weten dat hij geen recht op salaris heeft over de periode van onbetaald verlof, omdat hij het verlof zelf heeft aangevraagd wegens persoonlijke problemen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Turistik Hava veroordeelt tot betaling van € 15.876,- netto (te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente) aan achterstallig loon en € 933,76 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij recht heeft op loon tijdens het onbetaald oerlof, omdat de reden daarvan was dat Turistik Hava onvoldoende werk voorhanden had. Dit is een omstandigheid die voor rekening van Turistik Hava blijft (artikel 7:628 BW).
Ook als Turistik Hava [eiser] had gevraagd om in de betreffende periode vanuit een ‘Temporary Base’ elders ter wereld te werken (wetlease), moet het loon worden doorbetaald. [eiser] was namelijk niet verplicht hieraan mee te werken en van een rechtsgeldige eenzijdige wijziging van de standplaats was geen sprake.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn conform de staffel verschuldigd vanwege de pogingen die [eiser] heeft ondernomen om tot een minnelijke oplossing te komen.

4.Het verweer

4.1.
Turistik Hava betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat de oorzaak dat er niet is gewerkt voor rekening en risico van [eiser] komt, omdat hij uit vrije wil onbetaald verlof heeft opgenomen wegens privéomstandigheden. [eiser] heeft zich in de betreffende maanden ook niet beschikbaar gehouden voor werk. Hij kan daardoor geen aanspraak maken op loondoorbetaling.
De wettelijke verhoging moet worden afgewezen, althans gematigd tot 10%, omdat van een prikkel voor tijdige betaling geen sprake is doordat het dienstverband al geëindigd is.
De buitengerechtelijke incassokosten moeten worden afgewezen, omdat geen incassowerkzaamheden zijn verricht en er geen sprake is van redelijke kosten buiten rechte. Voor zowel de incassokosten als de wettelijke rente geldt dat deze moeten worden afgewezen, omdat [eiser] zijn vordering veel eerder had kunnen en moeten instellen.

5.De beoordeling

Nederlandse rechtsmacht en dwingendrechtelijke bepalingen van Nederlands recht
5.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast, onder verwijzing naar de uitspraak van 22 september 2020 (r.o. 2.16), dat de Nederlandse rechter op grond van Brussel I bis bevoegd is van dit geschil kennis te nemen, waarbij op grond van artikel 8 Rome I de dwingendrechtelijke bepalingen van Nederlands van toepassing zijn. Artikel 7:628 lid 1 BW is zo’n dwingendrechtelijke bepaling die op grond van artikel 8 Rome I van toepassing is.
Recht op loon tijdens onbetaald verlof?
5.2.
De kern van het geschil is of Turistik Hava salaris aan [eiser] moet betalen over de periode van onbetaald verlof.
5.3.
Voor de beoordeling zijn de bepalingen van art. 7:627 en 7:628 BW – zoals deze golden voor de wetswijziging per 1 januari 2020 – van belang, omdat de loonvordering van [eiser] betrekking heeft op een periode gelegen voor 1 januari 2020.
5.4.
Art. 7:628 BW (oud) regelt dat de werknemer het recht op loon slechts behoudt indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen (‘
geen arbeid, geen loon, tenzij’). Onder het oude recht was het aan de werknemer om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de oorzaak van het niet verrichten van arbeid voor risico van de werkgever moest komen. De werknemer moest daarnaast stellen en bewijzen dat hij bereid was te werken.
5.5.
[eiser] heeft in dit verband gesteld (en ter zitting toegelicht) dat de aanleiding dat hij niet heeft gewerkt (maar in plaats daarvan onbetaald verlof heeft genoten) erin is gelegen dat er in het winterseizoen onvoldoende werk voorhanden was in Amsterdam. Turistik Hava verhuurt daarom in de winterseizoenen vliegtuigen met bemanning aan andere vliegmaatschappijen (wetlease) en legt haar piloten de keuze voor tussen (i) wetlease of (ii) onbetaald verlof (UVAC). Het is vast beleid van Turistik Hava dat piloten die niet voor wetlease kiezen, door Turistik Hava gedwongen met onbetaald verlof worden gestuurd. Een andere keuzemogelijkheid was er niet en is ook nooit door Turistik Hava gecommuniceerd. De reden dat [eiser] sinds 2018 niet meer voor wetlease koos, was omdat hij vanwege privé-problemen niet voor langere tijd aaneengesloten bij zijn gezin weg kon. Omdat hij met onbetaald verlof werd gestuurd, moest [eiser] voor die maanden noodgedwongen op zoek naar andere inkomsten. Daarom is hij zich als zelfstandig ICT-specialist gaan verhuren. Dit werk stond niet aan zijn beschikbaarheid voor Turistik Hava in de weg, hetgeen blijkt uit het feit dat [eiser] het hele winterseizoen (behoudens de onbetaald verlof maanden) zijn overeengekomen arbeid (vliegen vanuit Amsterdam) voor Turistik Hava is blijven verrichten, aldus nog steeds [eiser] .
5.6.
Turistik Hava betwist dat de oorzaak van het niet werken is gelegen in een omstandigheid die in haar risicosfeer ligt. Betwist wordt dat er onvoldoende werk beschikbaar was in Amsterdam en ook dat [eiser] om die reden met onbetaald verlof was. Volgens Turistik Hava werd er in de wintermaanden nog steeds (zij het veel minder) gevlogen vanuit Amsterdam en had [eiser] desgevraagd op die vluchten ingezet kunnen worden. De reden dat dat niet is gebeurd, is omdat [eiser] daar nooit om heeft gevraagd. Hij was immers vanwege zijn privé-situatie met onbetaald verlof gegaan en was dus niet beschikbaar voor Turistik Hava. Dat [eiser] niet beschikbaar was voor zijn eigen werk, blijkt volgens Turistik Hava uit het feit dat [eiser] sinds november 2017 ook werkzaam is als zelfstandig ICT-er en uit de e-mail van 3 december 2018 (r.o. 2.12) waarin [eiser] aangeeft dat hij vanwege privé-redenen niet wil deelnemen aan het assessment voor de functie van Captain.
5.7.
De kantonrechter is gelet op de stukken en hetgeen partijen over en weer ter toelichting naar voren hebben gebracht, van oordeel dat [eiser] over de maanden januari en maart 2018 wel recht op loon heeft en over de periode van half december 2018 tot en met januari 2019 niet.
5.8.
Voor de periode januari en maart 2018 is redengevend dat voldoende is komen vast te staan dat de primaire oorzaak dat er niet gewerkt is, gelegen is in een omstandigheid die redelijkerwijs voor rekening van Turistik Hava komt. Anders dan Turistik Hava meent, volgt uit de e-mails van Turistik Hava van 10 en 16 oktober 2017 (r.o. 2.6 en 2.7) wel degelijk dat [eiser] in het winterseizoen van 2017/2018 met onbetaald verlof moest wanneer hij niet voor wetlease koos. Dat er daarnaast nog een (derde) mogelijkheid was om vanuit Amsterdam te blijven werken, zoals door Turistik Hava is aangevoerd, blijkt nergens uit. Het had gelet op voornoemde e-mails op haar weg gelegen om deze derde mogelijkheid onder de aandacht van de piloten te brengen. Dat is niet gebeurd, althans daarvan is niet(s) gebleken.
In deze context kan de e-mail van [eiser] van 7 december 2017 (r.o. 2.9), waarin hij schrijft dat hij met onbetaald verlof wil omdat hij vanwege familiale problemen niet op wetlease kan, niet gezien worden als een vrije keuze voor het onbetaald verlof. Nu tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] op grond van zijn arbeidsovereenkomst niet verplicht was met wetlease in te stemmen, is het gevolg dat Turistik Hava over de maanden januari en maart 2018 het loon aan [eiser] had moeten doorbetalen. [3]
5.9.
Dat [eiser] in die periode ook als ICT-er heeft gewerkt, maakt het voorgaande niet anders. Het is begrijpelijk dat [eiser] – nadat hij noodgedwongen de keuze voor onbetaald verlof moest maken - op zoek is gegaan naar ander inkomsten om zijn gezin te kunnen onderhouden. Daarbij komt dat het hier gaat om werk als zelfstandige, zodat daarmee niet zonder meer gezegd is dat [eiser] niet beschikbaar zou zijn geweest om aan een oproep van Turistik Hava gehoor te geven.
5.10.
Voor de periode van half december 2018 tot en met januari 2019 ligt de situatie naar het oordeel van de kantonrechter anders, omdat voor die periode bewijs ontbreekt dat [eiser] toen óók de dwingende keuze tussen wetlease of onbetaald verlof voorgelegd heeft gekregen. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat het ieder jaar zo ging, maar dat is in de gegeven omstandigheden onvoldoende. Uit de e-mails van 22 november en 3 december 2018 (r.o. 2.11 en 2.12) kan onvoldoende worden afgeleid dat de aanvraag voor onbetaald verlof is gedaan in reactie op een dwingend verzoek van Turistik Hava om te kiezen tussen wetlease of onbetaald verlof. Uit de e-mail van 22 november 2018 blijkt immers dat Turistik Hava in de periode waarin [eiser] onbetaald verlof vroeg andere bezigheden voor hem had, te weten deelname aan de Captain upgrade assessments. Verder betreft het hier gevraagde onbetaald verlof een aaneengesloten periode van zes weken, terwijl [eiser] ter zitting zelf heeft verklaard dat een piloot steeds maximaal één maand achtereen op wet lease verblijft, wet lease minimaal twee maanden duurt en in de periode ertussen vanuit Nederland wordt gewerkt. Dit valt niet te rijmen met het door [eiser] aangevraagde onbetaald verlof voor zes (aaneengesloten) weken. Verder heeft Turistik Hava ter zitting toegelicht (hetgeen door [eiser] onvoldoende gemotiveerd is betwist) dat de luchtvaart dynamisch en aan veranderingen onderhevig is. Daardoor wisselt het aantal vliegtuigen en bemanningsleden dat wordt verhuurd en het aantal resterende vluchten vanuit Amsterdam jaarlijks per winterseizoen, waardoor er jaarlijks ook een andere personeelsbehoefte (voor wetlease danwel vliegen vanuit Amsterdam) bestaat.
Gelet op dit alles kan naar het oordeel van de kantonrechter ook niet als vaststaand worden aangenomen dat Turistik Hava al haar piloten, waaronder [eiser] , ieder winterseizoen de gedwongen keuze tussen wetlease of onbetaald verlof voorlegt.
5.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] slechts zal toewijzen over de maanden januari en maart 2018. Turistik Hava heeft geen verweer gevoerd tegen de berekeningswijze van [eiser] , zodat de kantonrechter daar vanuit zal gaan. Het toe te wijzen bedrag aan achterstallig loon inclusief vakantietoeslag komt daarmee uit op € 9.072,- netto. Omdat Turistik Hava geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde termijn waarbinnen aan de veroordeling moet zijn voldaan, is zij gehouden daaraan te voldoen binnen één week na betekening van het vonnis.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
5.12.
De wettelijke verhoging zal worden toegewezen. Dat de arbeidsovereenkomst al is geëindigd en de verhoging dus niet meer als toekomstige financiële prikkel kan dienen, leidt er niet toe dat geen verhoging verschuldigd is. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval wel aanleiding de verhoging te matigen tot 10%.
5.13.
De wettelijke rente wordt eveneens toegewezen, omdat vaststaat dat het (toe te wijzen) loon te laat is uitbetaald. Dat [eiser] geruime tijd heeft gewacht met het (opnieuw) instellen van zijn vordering leidt er niet toe dat geen wettelijke rente verschuldigd is.
Buitengerechtelijke kosten
5.14.
[eiser] maakt ook aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
5.15.
Het verweer van Turistik Hava dat niet is gebleken dat daadwerkelijk incassokosten zijn gemaakt wordt gepasseerd, omdat dat geen vereiste voor toewijzing van de vordering is. Ook het verweer van Turistik Hava dat geen incassowerkzaamheden zijn verricht, wordt – onder verwijzing naar de correspondentie onder r.o. 2.18 – verworpen. Daarbij is van belang dat bij een niet-consument als schuldenaar (zoals Turistik Hava) voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten niet relevant is welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht, zodat in beginsel een enkele brief voldoende is. [4] Ook de omstandigheid dat Dat [eiser] geruime tijd heeft gewacht met het (opnieuw) instellen van zijn vordering kan niet tot afwijzing van de vordering leiden.
5.16.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief van € 828,60.
Proceskosten
5.16.
De proceskosten komen voor rekening van Turistik Hava, omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt. Het salaris gemachtigde wordt begroot op € 622,- (€ 311,- x 2 punten). Turistik Hava wordt ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Turistik Hava tot betaling aan [eiser] van € 9.072,- netto, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging en met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling, te voldoen binnen één week na betekening van het vonnis;
6.2.
veroordeelt Turistik Hava tot betaling van € 828,60;
6.3.
veroordeelt Turistik Hava tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 622,00
6.4.
veroordeelt Turistik Hava tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

3.HR 13 december 1985, NJ 1986/293.
4.Hoge Raad van 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405.