Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de betekende dagvaarding van 9 december 2021 met producties
- de brief van 20 december 2021 van de vrouw met producties
- de mondelinge behandeling van 21 december 2021
- de pleitnota van de man.
- de man
- mr. Van Grondelle voornoemd
- de vrouw
- mr. Robbers voornoemd.
2.De zaak in het kort
3.Feiten
(en aanvankelijk ook partner)alimentatie verzocht.
4.Het geschil
de vrouw te veroordelen om de tenuitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 30 oktober 2019 te staken en gestaakt te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat de vrouw in gebreke blijft te voldoen aan het ten deze te wijzen vonnis;
de vrouw te gebieden alle ten laste van de man gelegde executoriale beslagen binnen twee werkdagen na afgifte van het ten deze te wijzen vonnis door te (laten) halen/op te (laten) heffen en doorgehaald/opgeheven te houden;
de vrouw te veroordelen in de voldoening van de kosten van gelegde executoriale beslag(en);
met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding waaronder ook begrepen de na kosten, griffierechten en deurwaarderskosten.
voornemenheeft aangekondigd om te gaan samenwonen per 1 oktober 2021, maar dat het daadwerkelijke samenwonen door omstandigheden is uitgesteld naar 1 januari 2022. Van een ‘samenleven als waren zij gehuwd’ in de zin van artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is dan ook (nog) geen sprake, zodat de wettelijke verplichting van de man tot betaling van partneralimentatie ook (nog) niet is geëindigd, aldus de vrouw.
5.De beoordeling
wederpartijeen of meer
stellingenponeert, die door de (andere) partij uitdrukkelijk als waarheid worden
erkend. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in casu geen sprake. Dat de vrouw per 1 oktober 2021 zou gaan samenwonen is in de procedure die heeft geleid tot de sub 3.5 genoemde beschikking immers niet door de man als enig relevant positum gesteld en door de vrouw erkend, maar door de vrouw zelf geuit.
als gerechtelijke erkentenisworden tegengeworpen.
isgaansamenleven met een ander als waren zij gehuwd[…]” (cursivering en onderstreping voorzieningenrechter). Niet weersproken is dat van dat laatste (nog) geen sprake is. Het feit dat de vrouw zowel voorafgaand aan als ter zitting van de procedure die heeft geleid tot de alimentatiebeschikking heeft medegedeeld dat zij per 1 oktober 2021 zou gaan samenwonen, is onvoldoende om het in voornoemde bepaling voorziene rechtsgevolg te doen intreden.
buitengerechtelijke erkentenis, geldt dat deze kan worden herroepen, hetgeen de vrouw direct ná de zitting van 7 september 2021 (namelijk bij e-mail van 8 september 2021, zie 3.6) ook heeft gedaan.