In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 januari 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van verzoeker, die hinder heeft ondervonden door het verzuim van de geneesheer-directeur om te beslissen op een verzoek tot opschorting van de voorbereidingsprocedure van een zorgmachtiging. Verzoeker had de geneesheer-directeur verzocht om de procedure tijdelijk te schorsen, zodat hij de gelegenheid kreeg om een eigen plan van aanpak op te stellen. De geneesheer-directeur heeft echter nagelaten om binnen de wettelijk voorgeschreven termijn op dit verzoek te reageren, wat in strijd is met artikel 5:5 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker hierdoor schade heeft geleden, maar heeft ook overwogen dat de zorgmachtiging op 3 december 2021 desalniettemin is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat, hoewel verzoeker in de voorbereidingsfase niet adequaat is gehoord, de schadevergoeding die hij vordert, niet in verhouding staat tot de geleden schade. De rechtbank heeft daarom een schadevergoeding van € 10,- toegewezen, wat zij redelijk en billijk achtte, en het verzoek voor het overige afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de wettelijke procedures in de geestelijke gezondheidszorg en de rechten van verzoekers in dergelijke procedures. De rechtbank heeft de klacht van verzoeker gegrond verklaard en GGZ Noord-Holland-Noord veroordeeld tot betaling van het schadebedrag. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 13 januari 2022.