ECLI:NL:RBNHO:2022:2115

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
22-399
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende zorgvuldige besluitvorming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die onder bewind staat en kampt met psychische problemen, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen. De intrekking vond plaats per 3 november 2021, omdat verzoeker niet had meegewerkt aan de opgelegde verplichtingen vanuit de Participatiewet. Tijdens de zitting op 22 februari 2022 heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij wel wil meewerken, maar dat hij door zijn psychische problemen en schulden niet in staat is om aan de verplichtingen te voldoen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de besluitvorming van verweerder onvoldoende zorgvuldig was. Verweerder had verzoeker niet gehoord voordat de uitkering werd ingetrokken en had niet onderbouwd waarom niet eerst was gekozen voor een tijdelijke opschorting van de uitkering. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek toegewezen en het primaire besluit tot intrekking van de uitkering geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/399

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 maart 2022 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Meijer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigde: N.L. de Bruin).

Procesverloop

In het besluit van 28 januari 2022 heeft verweerder het recht van verzoeker op een uitkering op grond van de Participatiewet (PW) ingetrokken per 3 november 2021.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn moeder [naam 1], bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De zitting is geschorst in afwachting van overleg. Vervolgens is uitspraak gevraagd.

Overwegingen

Algemeen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
2.1
De voorzieningenrechter kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dit vereist. Aan deze voorwaarde is voldaan. Voldoende aannemelijk is dat verzoeker geen inkomen heeft maar wel veel schulden. Ook staat hij onder bewind.
Inhoudelijke bespreking van de zaak
uitgangspunten
3.1
Verzoeker heeft gewerkt als [functie] en hij heeft korte tijd een eigen bedrijf gehad. Dat bedrijf is per 1 mei 2020 beëindigd in verband met de corona- pandemie. Verzoeker heeft een uitkering op grond van de PW aangevraagd. In de aanvraag van 19 augustus 2020 staat dat verzoeker opgenomen is geweest op een gesloten afdeling van Parnassia, dat hij weer thuis is met medicatie en dat zijn situatie fragiel is.
3.2
Verzoeker ontving vanaf 17 augustus 2020 een bijstandsuitkering, laatstelijk naar de kostendelersnorm voor een 3 persoonshuishouden. Bij de toekenning is aan verzoeker onder meer de verplichting opgelegd om gebruik te maken van een door verweerder aangeboden voorziening – waaronder begrepen sociale activering – die gericht is op arbeidsinschakeling [1] .
3.3
In een rapport van 12 juli 2021 schrijft verweerder dat met verzoeker telefonisch is gesproken en dat het iets beter gaat met verzoeker maar dat hij geen dagbesteding heeft. Ook staat in dat rapport dat met hem is afgesproken dat hij deel gaat nemen aan het sportprogramma. Verweerder heeft verzoeker daarna uitgenodigd voor een kennismaking en voorlichting over het sportprogramma, op 2 september 2021. Verzoeker heeft op
2 september 2021 een bereidheidsverklaring ondertekend, waarmee hij onder meer aangeeft dat hij bereid is om mee te doen aan dat programma.
3.4
Bij brief van 6 oktober 2021 – verzonden op 13 oktober 2021 – heeft verweerder aan verzoeker laten weten dat hij voornemens is om een maatregel op te leggen, omdat verzoeker herhaaldelijk niet aanwezig was bij het sportraject en omdat hij op 8 oktober 2021 een intakegesprek over het traject ‘De Herstelling” voortijdig heeft verlaten. Op
18 oktober 2021 heeft verweerder dit voornemen nogmaals aan verzoeker kenbaar gemaakt en verzoeker uitgenodigd voor een gesprek.
3.5
In een brief van 20 oktober 2021 schrijft verweerder dat verzoeker zich in een gesprek op 6 september 2021 en een telefoongesprek op 18 oktober 2021 verbaal agressief en intimiderend heeft geuit. Verweerder kondigt aan een toegangsverbod op te leggen, als verzoeker dit weer doet.
3.6
Op 29 oktober 2021 schrijft verweerder het volgende aan verzoeker:
“Uw klantmanager [naam 2] heeft op 29-10-2021 met u gesproken over het vergroten van uw mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en de hulp die Domein Samenleving u daarbij kan bieden. Naar aanleiding van het gesprek is besloten en u medegedeeld dat u bent aangemeld voor het traject Stichting Herstelling. Tijdens dit traject zal u worden begeleid naar betaald werk en krijgt u passende ondersteuning in het vinden hiervan rekening houdend met uw belastbaarheid. Tijdens het gesprek van vandaag; 29-10-2021 bent u geïnformeerd dat dit traject 3-11-2021 van start gaat en dat omstreeks 09.00 uur thuis zal worden opgehaald. Stichting de Herstelling neemt per ommegaande, voorafgaand aan de start van dit traject contact met u op ter bevestiging.
Dit traject is 4 dagen per week van maandag t/m donderdag van 09.00 uur tot 16.00 uur. Deelname aan dit traject is niet vrijblijvend en ik leg u hierbij een participatieverplichting op om deel te nemen aan dit traject. Indien u verzuimd deel te nemen aan het traject, zullen wij overgaan tot het opleggen van een maatregel, op grond van artikel 7 sub c2 Participatiewet en artikel 9c van de maatregelenverordening.”
3.7
Verzoeker is op 3 november 2021 gestart met het traject bij de stichting De Herstelling.
3.8
Op 10 november 2021 heeft verweerder schriftelijk geconstateerd dat verzoeker zich niet houdt aan de verplichting om zich te gedragen en om een actieve houding aan te nemen. Verweerder heeft verzoeker uitgenodigd voor een gesprek hierover.
het primaire besluit
4. In het primaire besluit trekt verweerder het recht van verzoeker op een bijstandsuitkering in, op grond van artikel 13, tweede lid, van de PW. Volgens verweerder heeft verzoeker met zijn houding en gedrag duidelijk gemaakt dat hij de verplichtingen van artikel 9, eerste lid, van de PW en artikel 55 van de PW niet wil nakomen.
Verzoeker is meerdere keren niet komen opdagen bij het bewegingsprogramma en in gesprekken heeft hij gezegd dat hij er niet aan mee wil werken. Ook heeft hij gezegd niet mee te willen werken aan het traject bij Stichting De Herstelling.
de verzochte voorlopige voorzieningen
5.1
Verzoeker vraagt om een voorziening die erop neer komt dat verweerder niet tot terugvordering kan overgaan. Hij vraagt de voorzieningenrechter om
- uitspraak te doen in de hoofdzaak op grond van artikel 8:86 Awb;
- te bepalen dat het bezwaar ongegrond moet worden verklaard;
- zelf in de zaak te voorzien;
- te bepalen dat er geen beslissing tot terugvordering moet worden genomen;
- veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
5.2
Op de zitting heeft verzoeker – verkort weergegeven – het verzoek als volgt toegelicht. Verzoeker heeft zich niet schuldig gemaakt aan verwijtbaar gedrag in de zin van artikel
13 sub d van de PW. Verzoeker wil wel meewerken maar kan niet meewerken. Hij heeft psychische problemen en schulden. Hij heeft PTSS en ADHD. Hij staat op een wachtlijst bij PSYQ en dat duurt erg lang. Verweerder had maatwerk moeten leveren maar heeft verzoeker in het diepe gegooid. Verzoeker moet meedoen aan een bewegingsprogramma maar hij is daarin nooit begeleid vanuit verweerder. Zijn moeder, psychiatrisch verpleegkundige, is degene die hem begeleid, die afspraken plant en zorg dat hij zich eraan houdt. Verzoeker staat niet voor niets onder beschermingsbewind. In de aanvraag staat al dat verzoeker psychische problemen heeft. In de rapportages van verweerder wordt ook melding gemaakt van de problematiek. Verweerder had hem deze verplichtingen niet mogen opleggen, maar verzoeker heeft geen ontheffing gevraagd. Verweerder moet op grond van artikel 18 van de PW de verplichtingen die aan de bijstand zijn verbonden, afstemmen. Verweerder moet bij heronderzoeken periodiek bekijken of de verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling opnieuw aan de bijstand verbonden moeten worden of dat er reden is om een ontheffing te geven [2] .
het oordeel van de voorzieningenrechter
6.1
Vast staat dat verzoeker niet volledig heeft meegewerkt aan het bewegingsprogramma en ook niet aan het traject bij Stichting de Herstelling. Daarmee is voldoende aannemelijk dat hij zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen die verweerder verbonden heeft aan zijn recht op een uitkering.
6.2
De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat de besluitvorming onvoldoende zorgvuldig is geweest. Niet alleen heeft verweerder verzoeker niet gehoord voordat zijn uitkering werd ingetrokken. Ook heeft verweerder op 6 oktober 2021,
18 oktober 2021 en op 29 oktober 2021 aan verzoeker laten weten dat er een maatregel opgelegd wordt als verzoeker de verplichtingen niet nakomt. In strijd met deze aankondigingen heeft verweerder geen maatregel opgelegd, maar het recht van verzoeker ingetrokken met ingang van 3 november 2021. Waarom verweerder niet zijn eigen ‘Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen,
1e wijziging’ heeft gevolgd, maar voor intrekking koos, heeft verweerder niet onderbouwd.
Zo is niet duidelijk geworden waarom niet eerst is gekozen om het recht tijdelijk op te schorten om verder onderzoek mogelijk te maken. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat niet, althans onvoldoende duidelijk is geworden of voorafgaand aan het opleggen van de begeleidings/activiteitenverplichtingen onderzoek is verricht naar de vraag of deze begeleiding/activiteiten - gelet op de bij verzoeker bekende onderliggende problematiek - een passende keuze was. Zo is niet duidelijk of de informatie verstrekt door Parnassia Groep d.d. 22 juli 2020 daarbij is betrokken noch of er nader onderzoek is verricht alvorens tot het opleggen van de onderhavige voorwaarden te komen. Aldus kan niet worden beoordeeld of, bijvoorbeeld, Stichting de Herstelling een bij verzoeker passend traject is of dat een andere keuze gemaakt had moeten worden, alvorens dit als een voorwaarde op te leggen.
7. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om een voorziening te treffen. De verzochte voorzieningen zijn echter veeleer een verzoek om definitieve beslechting dan een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. Daarvoor is deze procedure niet bedoeld.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding, gelet op hetgeen ter zitting is besproken, om het verzoek op grond van artikel 8:86 Awb aldus op te vatten, dat in het kader van een voorlopige voorziening wordt gevraagd om het primaire besluit tot intrekking van de uitkering te schorsen tot zes weken bekendmaking van het besluit op bezwaar. In die zin wordt het verzoek toegewezen.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid 1 en sub b PW.