In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een geschil tussen broers en zussen over de verdeling van de nalatenschap van hun overleden ouders. De eiser, die de boerderij heeft toegewezen gekregen in een eerder vonnis van 9 juni 2021, vordert in kort geding dat de gedaagden medewerking verlenen aan de uitvoering van deze verdeling. De gedaagden, die in hoger beroep zijn gegaan tegen het eerdere vonnis, betwisten de uitvoerbaarheid van de verdeling en vrezen dat de eiser de boerderij aan een derde zal verkopen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang voor de eiser, die een kredietverstrekker heeft gevonden om het uitkoopbedrag te financieren. De rechter wijst de vordering van de eiser toe, waarbij de gedaagden worden veroordeeld tot medewerking aan de verdeling en het tekenen van de verdelingsakte. De vordering in reconventie van de gedaagden wordt afgewezen, omdat zij geen rechtsgrond hebben voor hun verzoek om een hypotheek te verlenen aan de gedaagden. De notaris wordt niet veroordeeld tot het opstellen van een onvoorwaardelijke verdelingsakte, omdat hij zijn ministerieplicht moet waarborgen en de gevolgen van een mogelijk vernietigd vonnis moet kunnen vermelden. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de gedaagden.