ECLI:NL:RBNHO:2022:1880

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
C/15/321071 / FA RK 21-4888
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie van meerderjarigen wegens niet voldoen aan wettelijke voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van twee meerderjarigen door de man. De man, die al lange tijd samenwoont met de moeder van de meerderjarigen, heeft verzocht om adoptie van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader van de meerderjarigen, die niet ter zitting verscheen, instemde met het verzoek. Echter, de rechtbank oordeelde dat het verzoek niet kon worden toegewezen omdat de meerderjarigen op het moment van indiening van het verzoek niet minderjarig waren, wat in strijd is met artikel 1:228, eerste lid, onder a BW. De rechtbank overwoog dat de wettelijke vereisten voor adoptie niet waren vervuld en dat er geen sprake was van zeer bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek geen inbreuk maakte op het recht op familieleven zoals beschermd door artikel 8 EVRM, aangezien de bestaande gezinsbanden niet zouden veranderen door de afwijzing van het adoptieverzoek. De rechtbank wees het verzoek tot adoptie af, waarbij de man en de moeder van de meerderjarigen hun wens om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie niet konden realiseren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/321071 / FA RK 21-4888
beschikking van 4 maart 2022 betreffende adoptie van meerderjarigen
in de zaak van:
[de man] ,
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
wonende te [gemeente] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.A. van den Broek, kantoorhoudende te Amersfoort,
-tegen-
[de vader],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de vader.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder] , wonende te [gemeente] , hierna te noemen: de moeder;
[meerderjarige 1] , wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ;
[meerderjarige 2] , wonende te [gemeente] .

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 7 oktober 2021;
- het e-mailbericht van 10 november 2021 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad);
- de brief van de vader, ingekomen op 10 januari 2022.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 februari 2022 in aanwezigheid van de man, bijgestaan door mr. S.A. van den Broek, de moeder, [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] . De vader is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De advocaat van de man heeft het standpunt nader uiteengezet aan de hand van schriftelijke aantekeningen mondelinge behandeling.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De moeder en de vader zijn op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] met
elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving van de
echtscheidingsuitspraak.
2.2
Uit het huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [meerderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [meerderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.3
Blijkens Koninklijk Besluit van 14 december 2000 (No. [No.] ) is de
geslachtsnaam van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] gewijzigd van “ [geslachtsnaam] ” in “ [geslachtsnaam] ”.
2.4
De man is op [huwelijksdatum] in de gemeente [gemeente] gehuwd met de moeder.

3.Verzoek

3.1
De man heeft verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de adoptie uit te spreken van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] door hem;
b. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] te gelasten een latere vermelding van de beschikking tot stiefouderadoptie aan de geboorteakten van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] toe te voegen;
c. de griffier te gelasten op grond van het bepaalde in artikel 1:20e BW niet eerder dan drie maanden na de dag van de te wijzen beschikking een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
3.2
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de man het volgende aangevoerd. [meerderjarige 1] en
[meerderjarige 2] hebben vanaf hun 14e respectievelijk 10e levensjaar tot het moment dat zij zelfstandig
gingen wonen onafgebroken met de man en de moeder in hecht gezinsverband
samengewoond en zij zijn door de moeder en de man samen opgevoed. De man is bij alle
belangrijke momenten in hun leven aanwezig geweest en heeft ze op alle mogelijke
manieren ondersteund. Feitelijk en sociaal hebben de man, [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] zich altijd als
volwaardige vader, zoon en dochter gedragen met de bijbehorende rollen in het gezin en in
de familie. De onderlinge band is uitzonderlijk goed. Ten tijde van het aanvragen van een
geslachtsnaamwijziging voor [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] in 2000 heeft de vader aangegeven dat hij
ernstig ziek is en een beperkte levensverwachting heeft. Na aanvankelijke bezwaren van de
vader heeft hij uiteindelijk ingestemd met geslachtsnaamwijziging van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] , als
ook met stiefouderadoptie. Omdat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] toen de mogelijkheid nog wilden
openlaten dat het contact met de vader in de toekomst zou herstellen, heeft de man niet
onmiddellijk een verzoek tot stiefouderadoptie ingediend. [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] hebben al 27 jaar
geen enkel contact meer met de vader of andere leden van zijn familie. Zij wensen ook op
geen enkele manier nog enig contact met de vader te hebben. De man heeft er spijt van dat
hij niet al in 2000 een verzoek tot stiefouderadoptie heeft ingediend. Hij wenst alsnog de
juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De moeder
ondersteunt die wens volledig, evenals [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] . De vader heeft een te verwaarlozen
rol gespeeld in het leven van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] . Zij zijn als kind door hem keer op keer
gekwetst, onder meer omdat de vader de omgang met hen vaak heeft afgebroken en
uiteindelijk volledig daarvan heeft afgezien. [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] hebben voortdurend geleden
onder allerlei kwetsende opmerkingen over de man, de moeder en hun familie. Bovendien
was volgens de nieuwe vrouw van de vader alleen [meerderjarige 1] welkom in haar gezin, omdat zij al
drie dochters had.
De man is zich ervan bewust dat het verzoek niet voldoet aan het bepaalde in artikel 1:228,
eerste lid, sub a, BW, zijnde dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] op het moment van indiening van het
verzoek minderjarig waren. Er zijn echter bijzondere omstandigheden aanwezig. Er is een
buitengewoon warme en hechte familieband ontstaan tussen de man en [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] . De
vader heeft in 2000 zelf voorgesteld dat een stiefouderadoptie zou plaatsvinden en dat hij
daar geen bezwaar tegen zou maken. Daarmee heeft de vader zelf voldoende tot uitdrukking
gebracht dat ook hij de band tussen zichzelf en [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] verbroken achtte en dat hij
het gezins- en familieleven tussen de man en [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] ondersteunt. Uit het
overgelegde raadsrapport blijkt dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] in het jaar 2000 hebben aangegeven dat
zij de stiefouderadoptie toen niet wilden, omdat zij het op dat moment te ver vonden gaan
om alle banden te verbreken. Dat standpunt is op 1 mei 2000 met de vader gedeeld en hij
respecteerde dat. Ondanks dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] destijds de deur voor contactherstel open
hebben gehouden, heeft de vader nooit meer enig contact met hen gezocht. [meerderjarige 2] is
emotioneel zo aangedaan geraakt door de enkele wetenschap dat de vader op haar
partnerschapsakte zou worden vermeld dat zij de ceremonie heeft uitgesteld. Daaruit blijkt
dat zij een groot emotioneel belang heeft bij het vestigen van een familierechtelijke
betrekking met de man. Op grond van al deze vier bijzondere omstandigheden zou afwijzing
van het verzoek een ongeoorloofde inbreuk maken op het door artikel 8 EVRM beschermde
recht op gezins- en familieleven van de man, de moeder, [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] . Gelet op de
verklaring van de vader in 2000 valt voorts niet in te zien dat hij enig rechtsgeldig belang
zou kunnen hebben tegen toewijzing van het verzoek.
3.3
De advocaat van de man heeft in haar pleitaantekeningen ter zitting benadrukt
dat in de zaak aan alle andere voorwaarden voor adoptie is voldaan. Dat was al zo in het jaar
2000 en dat is nu nog steeds zo. Als het verzoek in 2000 was ingediend, was het naar
verwachting zonder meer toegewezen. Dat is nooit gebeurd vanwege persoonlijke
omstandigheden in hun gezin in 2000. Er was een overlijden in de familie en er deden zich in
verband daarmee gebeurtenissen voor die hun nasleep hebben gehad. Het onderwerp adoptie
is daardoor op de achtergrond geraakt. [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] stonden toen bovendien onder
toezicht van Bureau Jeugdzorg, waarmee spanning bestond. Adoptie is in het belang van
[meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] en brengt de juridische situatie in overeenstemming met de feitelijke. De
enorme weerstand die [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] ook nu nog tegen de vader voelen, blijkt onder meer
uit het feit dat [meerderjarige 2] het niet verdraagt om zijn naam op haar trouwakte te zien staan. Het
lijkt erop dat de vader vergelijkbare gevoelens heeft, getuige het feit dat hij wel instemt met
de adoptie, maar er toch belang aan hecht om vastgelegd te zien dat alle banden verbroken
worden en [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] dus ook niets van hem zullen erven.
3.4
De man heeft ter zitting zelf verklaard veel van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] te houden en te
wensen dat zij destijds het verzoek tot adoptie hadden gedaan. Door de adoptie zouden [meerderjarige 1]
en [meerderjarige 2] officieel zijn kinderen zijn, en het is ook een gevoelskwestie. Adoptie maakt alles
compleet. De reden voor het verzoek op dit moment is met name dat [meerderjarige 2] wil trouwen en
dat zij niet wil dat de naam van de vader op haar trouwakte komt.
Standpunt moeder, [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2]
3.5
Ter zitting heeft de moeder verklaard dat ten tijde van de
geslachtsnaamwijziging in 2000 alleen de man, de vader en de moeder wisten van de
mogelijkheid van adoptie. [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] wisten dit toen niet. De moeder en de man
probeerden hen toen te beschermen.
3.6
[meerderjarige 1] heeft ter zitting aangegeven dat de man veel meer vader voor hem is
(geweest) dan de vader. Adoptie zou voor hem alles compleet maken.
3.7
[meerderjarige 2] heeft ter zitting aangegeven dat zij de man al 33 jaar kent en dat hij voor haar
een vader is. Ze wil dat de man de opa van haar kind is en dat de man als vader in haar
trouwakte wordt vermeld. [meerderjarige 2] is heel boos over de inhoud van de brief die de vader heeft
geschreven. De vader zou destijds kinderfoto’s aan [meerderjarige 1] en haar geven, maar
dat heeft hij nooit gedaan. Het zou heel spijtig en verdrietig zijn als de adoptie zou worden
afgewezen.

4.Verweer

4.1
De vader heeft in voormelde brief het volgende aangegeven. Deze zaak heeft hem en
zijn echtgenote veel verdriet gedaan. Hij wil hier niet inhoudelijk op ingaan en ziet geen
reden zich na zoveel jaren nog te verdedigen en in discussie te gaan. Hij geeft aan dat het
voor hem geen goede bijdrage is aan dit proces om met verwijten te komen en modder te
gooien. Inmiddels is er al meer dan 15 jaar geen persoonlijk contact meer. Ondanks alles wat
er is gebeurd, wil de vader nog steeds het allerbeste voor [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] . Als een adoptie
bijdraagt aan dit levensgeluk zal de vader daar geen moment over twijfelen. Voor zover
nodig geeft de vader toestemming voor deze adoptie. Aan dit proces wil de vader geen
enkele bijdrage leveren en hij zal dan ook niet ter zitting verschijnen. De vader hoopt dat
hiermee ook een einde komt aan alle andere mogelijke manieren van verbintenis. Dus ook
dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] schriftelijk willen aangeven af te zien van alle rechten, inclusief het
erfrecht, die uit de door DNA/vaderschap voortgekomen relatie en rechten.
Standpunt Raad
4.2
De Raad heeft in voormeld e-mailbericht meegedeeld dat de Raad niet bevoegd is om
onderzoek te doen, aangezien het hier twee meerderjarigen betreft.

5.Beoordeling

5.1
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Hij heeft, blijkens voormelde brief, ingestemd met het verzoek tot adoptie.
5.2
De moeder en [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] stemmen in met het verzoek tot adoptie.
5.3
Ingevolge artikel 1:228, eerste lid, onder a BW kan een verzoek tot adoptie alleen worden uitgesproken indien het kind op de dag van indiening van het verzoek tot adoptie minderjarig is. In de onderhavige zaak is niet aan deze voorwaarde voldaan. De man heeft echter aangevoerd dat onverkorte toepassing van deze voorwaarde in dit geval zou leiden tot een onaanvaardbare doorkruising van het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op familieleven.
5.4
In dit kader stelt de rechtbank voorop dat eerst beoordeeld dient te worden of sprake is van door artikel 8 EVRM beschermd familieleven tussen de man en [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] , nu van bloedverwantschap tussen betrokkenen geen sprake is. Uit de stukken is komen vast te staan dat de man al ruim 25 jaar een gezinsverband vormt met de moeder en [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] en dat sprake is van een uitzonderlijk goede onderlinge band. De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat de geslachtsnaam van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] in 2000 is gewijzigd in de geslachtsnaam van de man, [geslachtsnaam] . Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat sprake is van een familieleven als bedoeld in artikel 8 EVRM.
5.5
Het in artikel 8 EVRM besloten liggend recht op respect voor familie- en gezinsleven houdt evenwel op grond van vaste rechtspraak van het EHRM (zie onder meer EHRM 26 februari 2002, NJ 2002, 553; E.B. t. Frankrijk, verzoeknummer 43546/02) nog geen recht in om te adopteren of geadopteerd te worden. De omstandigheid dat adoptie niet mogelijk is als niet is voldaan aan de voorwaarden die de nationale wet aan een adoptie stelt, kan in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inmenging in de zin van voornoemde bepaling (HR 24 september 2004, NJ 2005, 16). Het enkele feit dat door de weigering van de adoptie een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch familieverband levert derhalve geen inbreuk op artikel 8 EVRM op.
In casu gaat het om een dwingende wetsbepaling van artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a BW, die als voorwaarde voor adoptie stelt dat het kind op het tijdstip van indiening van het verzoekschrift, nog minderjarig is. Deze leeftijd zijn [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] ruimschoots voorbij. De vraag die voorligt is of deze bepaling in dit geval een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het familieleven. Het EHRM heeft zich hierover niet specifiek uitgesproken, maar als hoofdregel zal deze vraag ontkennend beantwoord moeten worden. Het is aan de nationale wetgever om in het belang van kinderen vereisten te stellen; een beperking van adoptie tot minderjarigen is in dit opzicht binnen de ruimte die de wetgever heeft. Deze lijn in de jurisprudentie is bevestigd door de Hoge Raad in de uitspraak van 25 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY5053) en de met die uitspraak verband houdende conclusie van de Advocaat-Generaal (ECLI:NL:PHR:2013:BY5053).
5.6
Een en ander laat onverlet dat, ingeval de stellingen van partijen daartoe aanleiding geven, de rechter dient te beoordelen of door de weigering de adoptie uit te spreken anderszins inbreuk wordt gemaakt op het bestaande familie- en gezinsleven van de aspirant-adoptieouder en de aspirant-adoptanten. Daarvan zal slechts sprake zijn in zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat terzijdestelling van artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a BW gerechtvaardigd is. Daarbij zijn twee aspecten van belang: in de eerste plaats de vraag of de omstandigheden dermate uitzonderlijk zijn dat geoordeeld moet worden dat er sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven, en in de tweede plaats, of de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek verschoonbaar is. Immers de staat maakt geen ongerechtvaardigde inbreuk op het familieleven als burgers zonder goede reden eindeloos wachten met het indienen van een verzoekschrift. Om die reden zal de rechtbank ook stilstaan bij de vraag wat de redenen zijn van de te late indiening van het verzoekschrift.
5.7
Naar het oordeel van de rechtbank levert in de onderhavige zaak een weigering van de verzochte adoptie van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] door de man geen inbreuk op het tussen hen bestaande familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM op. Daarbij overweegt de rechtbank als volgt.
5.8
Uit de stukken en hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] vanaf het moment dat zij ongeveer 14 jaar respectievelijk 10 jaar oud waren, deel hebben uitgemaakt van het gezin van de man en de moeder en daarvan nog steeds deel uitmaken. Vastgesteld kan worden dat de man (samen met de moeder) daarmee voor [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] de belangrijkste opvoeder(s) is/zijn geweest. De vader heeft niet tot nauwelijks een rol gespeeld in de opvoeding van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] en de bezoekmomenten zijn beperkt geweest. Het contact tussen [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] en de vader is al ruim 25 jaar helemaal verbroken.
5.9
Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat er tussen de man, de moeder, [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] sprake is van een harmonieuze gezinssituatie. De rechtbank twijfelt niet aan de oprechte wens van de man, [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] om te komen tot adoptie . De rechtbank begrijpt ook dat deze wens bij [meerderjarige 2] op dit moment sterk leeft omdat zij de vader niet wil terugzien op een trouwakte en graag wil dat de man ook in juridische zin de opa van haar zoontje wordt. De geschetste feiten en omstandigheden zijn echter niet dermate uitzonderlijk dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven, indien adoptie geweigerd zou worden vanwege de enkele omstandigheid dat het verzoek niet ten tijde van de minderjarigheid is gedaan. Daarbij betrekt de rechtbank dat er al jarenlang een bijzondere band bestaat tussen [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] en de man en dat zij hem als hun vader zien. Dit zal niet wijzigen als het adoptieverzoek wordt afgewezen, zodat het tussen hen bestaande familie- en gezinsleven daardoor niet wordt aangetast. Dat de vader uitdrukkelijk instemt met het adoptieverzoek, maakt het voorgaande niet anders.
5.1
De rechtbank overweegt verder dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding bij de indiening van het verzoekschrift. Alle betrokkenen waren al ten tijde van de geslachtsnaamwijziging van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] in 2000 op de hoogte van de mogelijkheid van adoptie van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] door de man. Destijds is een adoptieverzoek echter niet ingediend. Dit had te maken met diverse persoonlijke omstandigheden in het gezin van de man in 2000, maar ook met het feit dat, hoewel de vader toen al zeer geruime tijd geen enkele rol meer speelde in het leven van [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] , [meerderjarige 1] en [meerderjarige 2] toen de mogelijkheid nog wilden openlaten dat het contact met de vader in de toekomst zou herstellen. Het was dus een bewuste keuze om op dat moment geen verzoek tot adoptie in te dienen. Na dat moment is vervolgens 21 jaar gewacht met het indienen van een adoptieverzoek. Partijen hebben ter zitting nader toegelicht waarom een adoptieverzoek zolang achterwege is gebleven. De rechtbank is echter van oordeel dat de in de stukken en ter zitting aangevoerde feiten, omstandigheden en gebeurtenissen onvoldoende zijn om tot het oordeel te komen dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding voor de indiening van het verzoekschrift.
5.11
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek tot adoptie zal worden afgewezen. Verdere bespreking van de in artikel 1:227 BW genoemde gronden voor adoptie en de in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie kan hiermee achterwege blijven.
5.12
Gelet op het feit dat het verzoek tot adoptie wordt afgewezen, behoeven de hierboven onder 3.1. sub b en sub c vermelde verzoeken geen verdere bespreking.

6.Beslissing

6.1
wijst af het verzoek van de man om de adoptie uit te spreken van:
- [meerderjarige 1]geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [meerderjarige 2]geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
door de man voornoemd.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.