In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 3 februari 2022, is de zaak behandeld tussen eiser, een inwoner van Haarlem, en de burgemeester van de gemeente Haarlem. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester waarin hem een last onder dwangsom en een groepsverbod is opgelegd. Dit besluit volgde op een bestuurlijke rapportage van de politie, waaruit bleek dat eiser in 2019 en 2020 betrokken was bij meerdere incidenten die de openbare orde verstoorden, waaronder overlast, vernielingen en geweldplegingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester op 15 januari 2021 een last onder dwangsom heeft opgelegd, waarbij eiser € 2.500,- moet betalen voor elke overtreding van de openbare orde, met een maximum van € 12.500,-. Daarnaast is er een groepsverbod opgelegd, dat eiser verbiedt zich met meer dan drie personen in een bepaald deel van Haarlem te bevinden. Eiser heeft aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en dat de last onder dwangsom te vaag is geformuleerd.
De rechtbank oordeelt dat de burgemeester de hoorplicht niet heeft geschonden, omdat de gemachtigde van eiser te laat heeft afgemeld voor de hoorzitting. Wat betreft de last onder dwangsom oordeelt de rechtbank dat deze te ver strekkend is, omdat niet alle genoemde artikelen van de APV eerder door eiser zijn overtreden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de last onder dwangsom betreft, maar laat het groepsverbod in stand. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.518,- en het griffierecht van € 181,- wordt vergoed.