ECLI:NL:RBNHO:2022:1836

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
9546427 \ WM VERZ 21-1124
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen met mobiele radar en relevante bebording

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op 21 januari 2022, naar aanleiding van een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen. De betrokkene heeft een boete ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 27 km/h, waarbij verkeersbord A1 en wegwerkzaamheden van toepassing waren. De gemachtigde van betrokkene betwistte de aanwezigheid van bord J16, wat volgens hem essentieel was voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat, net als het gerechtshof, aangenomen mag worden dat de verbalisant ter plaatse de relevante bebording heeft gecontroleerd, en dat er geen reden was om aan de gegevens in het dossier te twijfelen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt het uitgangspunt dat bij mobiele controles de aanwezigheid van de relevante verkeersborden door de verbalisant is gecontroleerd, en dat de betwisting van de gemachtigde niet voldoende was om aan deze gegevens te twijfelen. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om de boete te matigen en heeft het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9546427 \ WM VERZ 21-1124
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : mr. [gemachtigde] .

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is mr. [gemachtigde] verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 27 km/h (verkeersbord A1 + wegwerkzaamheden).
Gemachtigde heeft ter zitting bevestigd dat betrokkene het niet eens is met de beslissing van de officier van justitie. Hierna zijn kort de door gemachtigde namens betrokkene aangevoerde gronden doorgenomen. In het beroepschrift is – kort weergegeven – aangevoerd:
 dat uit de stukken onvoldoende de aanwezigheid en/of precieze locatie van bord J16 blijkt. De enkele vermelding ‘wegwerkzaamheden’ is onvoldoende om vast te stellen dat sprake is van een bord J16. Uit regel 31 van het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant expliciet verwijst naar een bord A1, maar er wordt niet verwezen naar een bord J16. Hierdoor is ten onrechte een strafverzwaring aan betrokkene opgelegd en dient de sanctie in aanmerking te komen voor matiging. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft gemachtigde gewezen op een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 januari 2019 (vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2019:338).
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren. Het betreft hier een mobiele controle, en volgens het hof is het uitgangspunt alsdan dat er van uit gegaan mag worden dat de verbalisant ter plaatse de relevante bebording, op basis waarvan de boete is opgelegd, heeft gecontroleerd. Hiervoor verwijst zij naar een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 april 2021 (vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2021:3188).
Voorts heeft zij ter zitting, subsidiair, een werkbon van de betreffende pleegdatum overlegd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden (de werkbon buiten beschouwing latend), alsook uit hetgeen ter zitting is aangevoerd, voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In het door de vertegenwoordiger van de officier van justitie aangehaalde arrest staat in rechtsoverweging 8. het volgende opgenomen:
“8. Aangezien het hier een mobiele controle betreft, is het uitgangspunt dat de ambtenaar die ter plaatste aanwezig is voorafgaand aan de controle de bebording heeft gecontroleerd (vgl. overweging 7 van het arrest van 28 februari 2020, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2020:1803). De enkele betwisting van de gemachtigde dat er een bord J16 stond geplaatst, is onvoldoende om te twijfelen aan de gegevens in het dossier. Of er ten tijde van de gedraging daadwerkelijk werd gewerkt, kan in het midden blijven. Het al dan niet daadwerkelijk verrichten van wegwerkzaamheden, doet niet af aan de gelding van een snelheidsbord en het bord dat wegwerkzaamheden aangeeft. Het enkele feit dat verkeerstekens zijn geplaatst, verplicht de weggebruiker om zijn rijgedrag daarop af te stemmen. Het hof stelt dan ook vast dat de gedraging is verricht en daarvoor terecht een sanctie is opgelegd. (…)”
De kantonrechter stelt vast dat ook in onderhavige zaak er sprake is van een mobiele controle, nu dit uit het zaakoverzicht blijkt. Bij de hier van toepassing zijnde feitcode behoort ook de aanwezigheid van bord J16. In het licht van de hiervoor aangehaalde uitspraak van het hof mag er van uit worden gegaan dat de verbalisant de voor de gedraging relevante bebording heeft gecontroleerd. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waardoor getwijfeld moet worden aan de aanwezigheid van bord J16 ten tijde van het constateren van de gedraging. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: