ECLI:NL:GHARL:2021:3188

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
Wahv 200.254.520
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende snelheidsovertreding met radarapparaat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 7 januari 2019 een sanctie van € 129,- had opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximumsnelheid. De gedraging vond plaats op 1 april 2017 om 13.07 uur op de Gooilandseweg in Weesp, waar de betrokkene met een voertuig met kenteken [00-YYY-0] een snelheid van 63 km/h had gereden, terwijl de maximumsnelheid 50 km/h was. De gemachtigde van de betrokkene betwistte de juistheid van de meting en voerde aan dat de uitlijning van het radarapparaat niet correct was en dat er geen wegwerkzaamheden waren op het moment van de meting.

Het gerechtshof heeft de argumenten van de gemachtigde beoordeeld en vastgesteld dat de gegevens waarop de sanctie was gebaseerd, voldoende waren om de gedraging vast te stellen. De ambtenaar die de sanctie oplegde, had de meting uitgevoerd met een geijkt en getest snelheidsmeetmiddel. Het hof oordeelde dat de enkele betwisting van de gemachtigde niet voldoende was om aan de juistheid van de meting te twijfelen. De verklaring van de verkeersspecialist van de politie, die bevestigde dat de meting correct was uitgevoerd, werd als overtuigend beschouwd.

Het hof concludeerde dat de gedraging inderdaad had plaatsgevonden en dat de sanctie terecht was opgelegd. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.254.520/01
CJIB-nummer
: 206503200
Uitspraak d.d.
: 2 april 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Midden-Nederland van 7 januari 2019, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is V. Quacken, kantoorhoudende te Nijmegen.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 129,- voor: “overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met
13 km/h (verkeersbord A1 + wegwerk)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 1 april 2017 om 13.07 uur op de Gooilandseweg in Weesp met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de gedraging niet is verricht. Onder verwijzing naar de gebruiksaanwijzing van het gebruikte snelheidsmeetmiddel stelt de gemachtigde dat niet is voldaan aan de fundamentele aanwijzingen voor het juist meten. Een blik op de foto leert dat het uitlijnen niet juist is gebeurd en dat niet een minimale afstand tussen het statief en de rijbaan is aangehouden. Daarnaast was er ten tijde van de gedraging geen sprake van wegwerkzaamheden en stond er ook geen bord J16 (wegwerkzaamheden).
3. Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de vaststelling dat met behulp van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel is gemeten dat met voornoemd voertuig een (gecorrigeerde) snelheid van 63 km per uur is gereden, terwijl de maximum snelheid 50 km per uur was. Daarnaast bevat het dossier een foto van de gedraging waarop een voertuig met het kenteken [00-YYY-0] te zien is. Op de foto zijn achter het voertuig onder meer rood-witte geleidebakens te zien langs het fietspad naast de rijbaan. De gegevens bij de foto komen overeen met de gegevens in het zaakoverzicht.
5. Verder bevat het dossier een proces-verbaal van de verkeerscontrole van 1 april 2017. Hierop staat onder punt 8. “werkzaamheden” het vakje “ja” aangekruist. Verder staat er een kruisje in het vakje voor “bord A1” en staat er onder punt 5. bordsnelheid “50” ingevuld.
6. Ook bevat het dossier een aanvullend proces-verbaal van [B] , verkeersspecialist van de politie-eenheid Midden-Nederland, waarin hij onder meer verklaart:
“Het is terecht wat in het verweerschrift (het hof begrijpt: hoger beroepschrift) wordt gesteld dat een goede horizontale en verticale uitlijning zorgen voor een nauwkeurige meting. Dit staat echter los van het feit dat er zonder een nauwkeurige uitrichting wel degelijk een juridisch juiste meting gedaan kan worden. De uitlijning is nl. niet meer van belang om een juiste snelheid te meten. De uitlijning komt de performance van het snelheidsmeetsysteem ten goede en niet de juistheid van de meting. (…)
Zoals te zien is op de foto betreft het hier een snelheidsmeetsysteem dat is ingebouwd in een voertuig. (…) Het in het verweerschrift (het hof leest: hoger beroepschrift) aangehaalde is van toepassing voor het meten met een statief. (…) Bij zowel gebruik van een statief als in een voertuig zal een voertuig nooit 100% horizontaal op de foto komen. Dit wordt veroorzaakt door de kanteling in de weg.
Daar het mij onduidelijk was hoe men in het verweerschrift (het hof leest: hoger beroepschrift) zo zeker kon zijn van een onjuiste uitlijning is door mij contact gezocht met de leverancier van het gebruikte snelheidsmeetsysteem. Door hen is de betreffende foto, alsmede de voor aanvang van de meting gemaakte testfoto’s bekeken en zij komen tot de conclusie dat de uitlijning in dit geval ruim voldoende in orde was.
Overigens is het systeem zodanig ingericht dat, als de set buiten de vereiste marges (dit wordt door het NMi getest) komt er geen meting zal plaats vinden die tot een overtreding kan leiden.”
7. De enkele, niet nader onderbouwde stelling van de gemachtigde, dat een blik op de foto leert dat de uitlijning en minimale afstand niet juist zijn, geeft het hof geen twijfel aan de juistheid van de meting. Dat de meting niet correct is verricht wordt ook weersproken door de uitgebreide verklaring van de verkeersspecialist van de politie. Bovendien volgt uit die verklaring ook dat de aanwijzingen waar de gemachtigde naar verwezen heeft betrekking hebben op een meetmiddel op statief, terwijl het hier gaat om een meetmiddel in een voertuig.
8. Aangezien het hier een mobiele controle betreft, is het uitgangspunt dat de ambtenaar die ter plaatste aanwezig is voorafgaand aan de controle de bebording heeft gecontroleerd (vgl. overweging 7 van het arrest van 28 februari 2020, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2020:1803). De enkele betwisting van de gemachtigde dat er een bord J16 stond geplaatst, is onvoldoende om te twijfelen aan de gegevens in het dossier. Of er ten tijde van de gedraging daadwerkelijk werd gewerkt, kan in het midden blijven. Het al dan niet daadwerkelijk verrichten van wegwerkzaamheden, doet niet af aan de gelding van een snelheidsbord en het bord dat wegwerkzaamheden aangeeft. Het enkele feit dat verkeerstekens zijn geplaatst, verplicht de weggebruiker om zijn rijgedrag daarop af te stemmen. Het hof stelt dan ook vast dat de gedraging is verricht en daarvoor terecht een sanctie is opgelegd. Beslist wordt daarom als volgt.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.