Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Midden-Nederland van 7 januari 2019, betreffende
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 7 januari 2019 een sanctie van € 129,- had opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximumsnelheid. De gedraging vond plaats op 1 april 2017 om 13.07 uur op de Gooilandseweg in Weesp, waar de betrokkene met een voertuig met kenteken [00-YYY-0] een snelheid van 63 km/h had gereden, terwijl de maximumsnelheid 50 km/h was. De gemachtigde van de betrokkene betwistte de juistheid van de meting en voerde aan dat de uitlijning van het radarapparaat niet correct was en dat er geen wegwerkzaamheden waren op het moment van de meting.
Het gerechtshof heeft de argumenten van de gemachtigde beoordeeld en vastgesteld dat de gegevens waarop de sanctie was gebaseerd, voldoende waren om de gedraging vast te stellen. De ambtenaar die de sanctie oplegde, had de meting uitgevoerd met een geijkt en getest snelheidsmeetmiddel. Het hof oordeelde dat de enkele betwisting van de gemachtigde niet voldoende was om aan de juistheid van de meting te twijfelen. De verklaring van de verkeersspecialist van de politie, die bevestigde dat de meting correct was uitgevoerd, werd als overtuigend beschouwd.
Het hof concludeerde dat de gedraging inderdaad had plaatsgevonden en dat de sanctie terecht was opgelegd. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.