ECLI:NL:RBNHO:2022:1733

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
9588673 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens overtreding van een gesloten verklaring in de binnenstad van Alkmaar

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een administratieve sanctie die aan betrokkene is opgelegd wegens het handelen in strijd met een gesloten verklaring in de binnenstad van Alkmaar. De zaak is behandeld door de kantonrechter op 4 februari 2022, waarbij zowel de gemachtigde van betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren. De officier van justitie had het beroep van betrokkene eerder ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

De kantonrechter overweegt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inhoudt dat betrokkene als bestuurder in strijd heeft gehandeld met de gesloten verklaring. Betrokkene betwist de beslissing van de officier van justitie en voert aan dat de schouw niet minimaal maandelijks is uitgevoerd. De kantonrechter stelt vast dat er wel degelijk maandelijks een schouw heeft plaatsgevonden, en dat de argumenten van betrokkene niet opgaan.

Daarnaast stelt de gemachtigde van betrokkene dat er sprake is van een fuik, maar de kantonrechter oordeelt dat van weggebruikers verwacht mag worden dat zij oplettend zijn op verkeersborden. Betrokkene had de keuze om zijn rijgedrag aan te passen aan de verkeerssituatie, maar heeft ervoor gekozen de gesloten verklaring te negeren. De kantonrechter concludeert dat de boete terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. Er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9588673 \ WM VERZ 21-764
CJIB-nummer : 236113766
Uitspraakdatum : 18 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : I. Menalo, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Aanvullend legt de vertegenwoordiger van de officier van justitie ter zitting het algemeen proces-verbaal met betrekking tot de geslotenverklaring en de bebording in de gemeente Alkmaar over met de daarbij behorende plattegrond waarop staat aangegeven waar de bebording is geplaatst.
De gemachtigde geeft ter zitting aan dat zij de beroepsgrond met betrekking tot de ontbrekende plattegrond intrekt.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de schouw niet minimaal maandelijks is uitgevoerd nu de schouwrapporten meer dan een maand uit elkaar liggen.
De kantonrechter overweegt dat een maandelijkse schouw vereist is. Dat betekent niet dat er exact 30 of 31 dagen of iedere maand op een vaste dag moet worden geschouwd. Voldoende is dat er, zoals in dit geval, iedere maand een schouw plaatsvindt.
Gemachtigde stelt dat er ter plaatse sprake is van een fuik. De kantonrechter stelt voorop dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht. In het kader daarvan is het aan de weggebruiker om diens rijgedrag, waaronder de snelheid, zodanig aan te passen dat verkeersborden niet alleen tijdig worden waargenomen, maar dat ook kennis kan worden genomen van de inhoud daarvan. Dat de betrokkene de borden niet heeft opgemerkt, dan wel vanwege zijn snelheid de informatie op deze borden niet tot zich heeft kunnen nemen, komt dan ook voor zijn rekening. Voor wat betreft de plaatsing van vooraankondigingsborden merkt de kantonrechter op dat geen rechtsregel voorschrijft dat een geslotenverklaring met eerder geplaatste borden wordt aangekondigd. Betrokkene had de keuze om ofwel achteruit te rijden en ter plekke te keren ofwel vooruit te rijden en daarna te keren en aldus de geslotenverklaring te negeren. Betrokkene heeft de keuze gemaakt om vooruit te rijden en de geslotenverklaring te negeren. De gevolgen van die keuze komen voor zijn rekening en risico. Dat het niet mogelijk was om vóór de geslotenverklaring te keren, is niet gebleken. Van betrokkene mocht dan ook worden verwacht zo nodig te wachten tot een rustiger moment en vervolgens met de nodige zorgvuldigheid zijn voertuig ter plaatse te keren. Het is aan de betrokkene om te anticiperen op een naderende verkeerssituatie. Dat er in de onderhavige zaak sprake was van een fuik waaruit ontsnappen onmogelijk was, blijkt dan ook niet. De gemachtigde heeft dit niet aannemelijk gemaakt.
Gemachtigde van betrokkene stelt tevens dat een onjuiste feitcode is gehanteerd en dat de boete niet kon worden opgelegd voor de gedraging met de algemene feitcode (R550A), maar alleen met specifieke feitcode (R550B). De kantonrechter volgt het standpunt van betrokkene niet. Uit de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:11554) blijkt dat in een geval als hier aan de orde een boete mag worden opgelegd voor de gedraging die valt onder de algemene feitcode.
De boete is dus terecht opgelegd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: