ECLI:NL:RBNHO:2022:1730

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
9588691 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens overtreding van een gesloten verklaring in de binnenstad van Alkmaar

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een administratieve sanctie die aan betrokkene is opgelegd wegens het handelen in strijd met een gesloten verklaring in de binnenstad van Alkmaar. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 4 februari 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren. De officier van justitie handhaafde zijn standpunt en overhandigde bewijsstukken, waaronder een proces-verbaal van de geslotenverklaring en bijbehorende plattegrond.

De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, het negeren van een gesloten verklaring, voldoende is onderbouwd. Hoewel op de foto van de gedraging het verkeersbord niet zichtbaar was, waren er schouwfoto's overgelegd die de aanwezigheid van de bebording bevestigden. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene had moeten anticiperen op de verkeerssituatie en dat de argumenten van de gemachtigde niet overtuigend waren. De kantonrechter volgde ook het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot de feitcode die was gehanteerd voor de boete.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9588691 \ WM VERZ 21-768
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 18 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : I. Menalo, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Aanvullend legt de vertegenwoordiger van de officier van justitie ter zitting het algemeen proces-verbaal met betrekking tot de geslotenverklaring en de bebording in de gemeente Alkmaar over met de daarbij behorende plattegrond waarop staat aangegeven waar de bebording is geplaatst.
De gemachtigde geeft ter zitting aan dat zij de beroepsgrond met betrekking tot de ontbrekende plattegrond intrekt.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene betwist de -duidelijke- aanwezigheid van de bebording ter plaatse.
Volgens het Beleidskader gelden voorwaarden voor handhaving door gemeenten van een geslotenverklaring, zoals hier aan de orde. Tot die voorwaarden behoren dat op de foto van de gedraging het kenteken van het voertuig, de contouren van het voertuig en het genegeerde bord met de geslotenverklaring (het zogenoemde C-bord) goed zichtbaar moeten zijn. Verder moet op de foto zichtbaar zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. Indien het bord niet zichtbaar is, moet de overtreding worden onderbouwd aan de hand van schouwgegevens.
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van het Beleidskader wordt voldaan. Op de foto is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen aangaande verkeersbordenschouw geslotenverklaring Alkmaar van 18 september 2020 en 22 oktober 2020.
Hieruit blijkt dat er in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de verbalisant maandelijks een rondgang wordt gemaakt langs alle locaties van de geslotenverklaring, waarbij schouwfoto’s worden gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. Op deze schouwfoto’s staan de datum en locatie vermeld en is de aanwezigheid van de bebording duidelijk zichtbaar. De foto’s betreffen een datum in de maand vóór en een datum in de maand ná de gedraging. Uit de foto’s blijkt dat de bebording in die periode, dus ook ten tijde van de gedraging, (ongewijzigd) aanwezig was. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in dit geval op een andere wijze kan worden vastgesteld dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst.
Gemachtigde van betrokkene stelt dat er ter plaatse sprake is van een fuik. De kantonrechter stelt voorop dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht. In het kader daarvan is het aan de weggebruiker om diens rijgedrag, waaronder de snelheid, zodanig aan te passen dat verkeersborden niet alleen tijdig worden waargenomen, maar dat ook kennis kan worden genomen van de inhoud daarvan. Dat de betrokkene de borden niet heeft opgemerkt komt dan ook voor zijn rekening. Voor wat betreft de plaatsing van vooraankondigingsborden merkt de kantonrechter op dat geen rechtsregel voorschrijft dat een geslotenverklaring met eerder geplaatste borden wordt aangekondigd. Dat het niet mogelijk was om vóór de geslotenverklaring te keren, is niet gebleken. Het is aan de betrokkene om te anticiperen op een naderende verkeerssituatie. Dat er in de onderhavige zaak sprake was van een fuik waaruit ontsnappen onmogelijk was, blijkt dan ook niet. De gemachtigde heeft dit niet aannemelijk gemaakt.
Gemachtigde van betrokkene stelt tevens dat een onjuiste feitcode is gehanteerd en dat de boete niet kon worden opgelegd voor de gedraging met de algemene feitcode (R550A), maar alleen met specifieke feitcode (R550B). De kantonrechter volgt het standpunt van betrokkene niet. Uit de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:11554) blijkt dat in een geval als hier aan de orde een boete mag worden opgelegd voor de gedraging die valt onder de algemene feitcode.
De boete is dus terecht opgelegd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: