ECLI:NL:RBNHO:2022:1618

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
324106 / KG ZA 22-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag in kort geding met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid en verrekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.L. van Beugen, en gedaagde, de besloten vennootschap Source by Net B.V., vertegenwoordigd door mr. A.J. van der Kolk. Eiser vorderde de opheffing van beslag dat op 31 december 2021 was gelegd op zijn onroerende zaken, in het kader van een vordering van Source op ECTC. De rechtbank heeft vastgesteld dat Source een vordering op ECTC heeft, maar dat de ondeugdelijkheid van het door Source ingeroepen recht voldoende is aangetoond door eiser. De rechtbank oordeelde dat de hoge lat voor bestuurdersaansprakelijkheid niet was gehaald en dat er geen bewijs was dat ECTC selectief haar schuldeisers onbetaald laat. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven en Source veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.460,13. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/324106 / KG ZA 22-17
Vonnis in kort geding van 23 februari 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. A.L. van Beugen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOURCE BY NET B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. van der Kolk te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en Source genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de conclusie van antwoord
  • de pleitnota van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Source exporteert luxe auto's naar China. Zij heeft daarbij een jaar samengewerkt met Motive-e B.V. (hierna: Motive-e), voorheen handelend onder de naam European Car Trade Company B.V. (hierna: ECTC). De samenwerking kwam erop neer dat Source via haar netwerken zelfstandig verkoopovereenkomsten met Chinese partijen sloot, waarna Motive-e vervolgens probeerde via parallelhandel de auto's in Europa tegen een lage prijs in te kopen en aan Source te leveren.
2.2.
[betrokkene 1] Holding B.V. is enig bestuurder van ECTC. [eiser] is enig bestuurder van [betrokkene 1] Holding B.V. [eiser] is ook enig bestuurder van ECTC GmbH in Duitsland.
2.3.
Op 29 januari 2016 heeft Source een koopovereenkomst gesloten met Yosemite Trade International Shanghai Ltd (hierna: Yosemite). Het betreft de verkoop van 20 Range Rovers aan Yosemite voor een bedrag van € 2.081.150,00. Yosemite heeft 10% van de koopsom aanbetaald.
2.4.
ECTC heeft Source op 29 januari 2016 aangeboden om de 20 Range Rovers te leveren tegen een prijs van € 1.802.375,00, met een vooraf te verrichten aanbetaling van 10%.
2.5.
Source heeft de aanbetaling overgemaakt op de Duitse bankrekening van ECTC GmbH. De advocaat van ECTC heeft op 28 juli 2016 de koopovereenkomst en de ontvangst van de aanbetaling bevestigd. Daarbij geeft de advocaat aan dat de auto's in het najaar van 2016 zullen worden geleverd. ECTC heeft uiteindelijk vier Range Rovers aan Source geleverd.
2.6.
Namens Yosemite heeft Rechtsanwalt [betrokkene 2] heeft op 26 januari 2017 het volgende aan Source geschreven:
“(…)
On 29 Januari 2016 you entered an agreement wilt Yosemite International Trade Shanghai Co., Ltd. regarding the purchase of 20 Range Rover. This vehicles were to be delivered by the end of April / May 2016 ("Agreement 1") (…)
Until today only four Range Rover Diesel under Agreement 1 have been delivered. With regard to the other cars you informed our Clients that the ordered cars were not available and offered alternative cars. My Clients have refused to accept the delivery of alternative cars, as finally communicated to you on 29 December 2016. On behalf of our Clients we hereby declare the cancellation of all Agreements (excluding only Agreement 1 to the extent that it relates to the four actually delivered cars). Consequently, we demand repayment of the remaining deposit of € 132.639,00.
(…)”
2.7.
Source heeft op 8 augustus 2018 de overeenkomst met ECTC buitengerechtelijk ontbonden omdat de Range Rovers, behalve de vier geleverde auto's, na twee jaar nog niet waren geleverd. Sindsdien heeft Source tevergeefs bij ECTC erop aangedrongen de openstaande aanbetaling terug te storten.
2.8.
Bij uitvoerbaar verklaard vonnis van 19 juni 2019 heeft de rechtbank NoordHolland, locatie Haarlem, de vordering van Source toegewezen om ECTC te veroordelen tot betaling aan Source van het openstaande bedrag van € 101.818,18, verhoogd met de wettelijke handelsrente vanaf 7 maart 2016, en de proceskosten. De gevorderde schadevergoeding van € 881.637,11 heeft de rechtbank afgewezen. Source is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan.
2.9.
Bij akte van cessie van 6 december 2019 heeft Yosemite haar vordering op Source ter hoogte van hoogte van het aanbetaalde bedrag van € 132.636,00 gecedeerd aan ECTC.
2.10.
Source heeft op 30 december 2020 ten laste van ECTC executoriaal derdenbeslag onder derden gelegd op basis van het vonnis van 19 juni 2020.
2.11.
Source heeft op 15 januari 2021 een verzoek tot faillietverklaring van ECTC ingediend bij de Rechtbank Haarlem. Nadat ECTC de steunvordering had voldaan, heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring op 10 februari 2021 afgewezen.
2.12.
Met een beroep op de cessie heeft ECTC in kort geding gesteld dat zij met inbegrip van rente en kosten een opeisbare vordering heeft op Source van € 151.377,60, en betaling van Source gevorderd. De voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel heeft de vorderingen van ECTC bij vonnis van 24 februari 2021 afgewezen omdat de vraag of een rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden niet in kort geding kon worden beantwoord.
2.13.
Behoudens de (aanvullende) toewijzing van een gering bedrag voor beslagkosten heeft het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 10 augustus 2021 het vonnis van de rechtbank NoordHolland van 19 juni 2019 bekrachtigd. Daarbij heeft het hof het beroep van ECTC op verrekening met het gecedeerde bedrag gepasseerd.
2.14.
Aan Source is op 31 december 2021 verlof verleend om ten laste van [eiser] beslag te leggen op drie onroerende zaken beslag te leggen, met begroting van de vordering op [eiser] op € 195.000,00. Het beslag strekt tot zekerheid van verhaal van een vordering met als grondslag bestuurdersaansprakelijkheid. Het beslag is gelegd op 31 december 2021.
2.15.
ECTC heeft de vordering op Source van € 132.636,00 op 4 februari 2022 gecedeerd aan [eiser].

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - de opheffing van alle op 31 december 2021 gelegde beslagen.
3.2.
Source voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.2.
Volgens Source heeft [eiser] zich niet als een redelijk handelend bestuurder gedragen en gezien zijn handelwijze is [eiser] volgens Source daarom persoonlijk aansprakelijk voor betaling van de vorderingen van Source op ECTC. Source stelt zich daarnaast op het standpunt dat [eiser] ook op grond van onrechtmatig handelen aansprakelijk is voor betaling van de vorderingen. [eiser] betwist dat Source enige vordering op hem heeft. Hij erkent wel dat Source een vordering op ECTC heeft, waarbij [eiser] opmerkt dat ECTC ook een opeisbare vordering heeft op Source.
4.3.
Voorop staat dat wanneer een bestuurder namens een vennootschap een verplichting aangaat terwijl hij weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de vennootschap deze verplichting niet zal kunnen nakomen en geen verhaal zal bieden voor ten gevolge van de wanprestatie te lijden schade, de bestuurder persoonlijk kan worden aangesproken tot vergoeding van de schade die de crediteur lijdt door het wanpresteren van de vennootschap, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. [1]
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] de ondeugdelijkheid van het door Source ingeroepen recht voldoende heeft aangetoond. De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel en het gerechtshof Amsterdam hebben de rechtsgeldigheid van de cessie van 6 december 2019 niet inhoudelijk beoordeeld, maar in dit kort geding heeft [eiser] ter zitting met overtuigende bewijsstukken aannemelijk gemaakt dat ECTC bij de cessie van de vordering van Yosemite deze vordering van Yosemite op Source bevrijdend heeft voldaan. Het argument van Source dat aan de cessie geen waarde toekomt omdat onduidelijk is welke vordering van Yosemite en/of Skyline, een andere Chinese handelspartner van Source, is gecedeerd, kan geen stand houden. Uit de sommatie van dr. Meller van 26 januari 2017, en de toelichting van de bij de cessie betrokken Nederlandse advocaat van Yosemite, blijkt genoegzaam dat het gecedeerde bedrag alleen betrekking heeft op de overeenkomst met Yosemite. Dat ECTC mogelijk een lager bedrag dan de vordering van Yosemite op Source heeft voldaan, maakt de cessie nog niet onrechtmatig. Voorshands acht de voorzieningenrechter dan ook aannemelijk dat per saldo de vordering van Source op ECTC, zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, verminderd moet worden met de vordering van [eiser]/ECTC op Source op basis van de cessie.
4.5.
Hieruit volgt dat bij de verlening van het beslagverlof de vordering van Source op [eiser] minst genomen voor een te hoog bedrag is begroot. De voorzieningenrechter zal de vordering van Source echter niet herbegroten omdat die ook om andere redenen ondeugdelijk voorkomt. ECTC is een lege vennootschap, waarvan de schuldeisers door derden worden betaald. Gezien het reëel lijkende beroep van ECTC en/of [eiser] op verrekening acht de voorzieningenrechter het voorshands begrijpelijk dat ECTC de vordering van Source niet voldoet of laat voldoen. Source heeft niet aangetoond dat ECTC selectief haar schuldeisers onbetaald laat, terwijl zij wel de middelen heeft om hen te voldoen, zoals door Source gesteld. Source heeft evenmin aangetoond dat ECTC transacties is aangegaan, waarvan zij wist dat zij die niet zou kunnen waarmaken. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat Source de hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid bij lange na niet haalt.
4.6.
De conclusie is dat de ondeugdelijkheid van het door Source ingeroepen recht voldoende is gebleken. De vordering om het beslag op te heffen, zal daarom worden toegewezen. Om executieproblemen te voorkomen zal de voorzieningenrechter het beslag zelf opheffen.
4.7.
Source zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 130,13
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.460,13

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het op 31 december 2021 ten laste van [eiser] gelegde beslag op de volgende onroerende zaken, gelegen aan:
  • [adres 1] [plaats 2],
  • [adres 2] [plaats 1],
  • [adres 3] [plaats 3],
5.2.
veroordeelt Source in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.460,13,
5.3.
veroordeelt Source in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Source niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 23 februari 2022. [2]

Voetnoten

1.(zie onder meer HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 , NJ 1990/286 (Beklamel)
2.Conc.: 830