De relatie tussen [betrokkene 3] en [gedaagde 1] c.s. heeft blijkens een schriftelijke verklaring van [gedaagde 1] c.s. de volgende achtergrond.
[betrokkene 3] kwam vanaf mei 2020 regelmatig met zijn kinderen (waaronder [betrokkene 1] ) bij de stallen van [gedaagde 1] c.s. omdat zowel hijzelf als zijn dochters grote paardenliefhebbers zijn. [betrokkene 3] was enthousiast over de mooie faciliteiten en wilde de stallen wel kopen en het allemaal nog mooier maken. Omdat hij door de Corona-crisis tijdelijk krap bij kas zat wilde hij de stallen eerst huren; alles zou op schrift worden vastgelegd. Na een aantal gesprekken zijn [gedaagde 1] c.s. met het voorstel van [betrokkene 3] om de stallen te huren akkoord gegaan. [betrokkene 3] was toen al mondeling akkoord gegaan met de vraagprijs voor de stal maar hield een aantal opties (stal, stal en woning en gehele terrein) nog open. Vanaf oktober 2020 heeft [betrokkene 3] de gehele stal gehuurd, zonder dat een toegezegd schriftelijk huurcontract tot stand gekomen was. [betrokkene 3] had altijd grote verhalen over de zaken die hij had gedaan en door de gedeelde liefde voor paarden was een vertrouwensband ontstaan.
Toen [gedaagde 1] c.s. lieten weten dat zij de koopovereenkomst eind december getekend wilden hebben was dat volgens [betrokkene 3] niet haalbaar omdat de notarissen vol zaten. Daarna zijn de besprekingen over het huurcontract en/of over de koop van de stal stil gevallen, maar [betrokkene 3] vertelde in de omgeving wel dat hij de stal al gekocht had. [betrokkene 3] heeft [gedaagde 1] c.s. wel tot drie keer toe voorgehouden hoe moeilijk en hoe duur het was als gevolg van corona om geld te lenen van de bank, terwijl hij dat geld nodig had om een project in [plaats 2] voort te kunnen zetten zodat hij met de winst daaruit de stallen zou kunnen kopen. Vervolgens hebben [gedaagde 1] c.s. zich bereid verklaard hem een geldlening te verschaffen, in de hoop dat daarmee de koop vlot getrokken zou worden.
Over die geldlening heeft op 7 juni 2021 bij [gedaagde 1] c.s. thuis een bespreking plaats gevonden tussen [gedaagde 1] c.s. en [betrokkene 3] , waarbij [betrokkene 3] zich liet vergezellen door [betrokkene 1] als zijn adviseur. Tijdens die bespreking is door [gedaagde 1] c.s. onder meer gevraagd wat hun zekerheid zou zijn voor terugbetaling van de lening en daarover is vervolgens uitgebreid van gedachten gewisseld. [betrokkene 3] bood aanvankelijk twee appartementen in de onroerende zaken maar omdat die appartementen nog niet waren gerealiseerd vonden [gedaagde 1] c.s. dat onvoldoende zekerheid. Daarop heeft [betrokkene 1] voorgesteld om de onroerende zaken als onderpand te geven. De notaris zou dit verder uitwerken. Vervolgens hebben [betrokkene 3] en [betrokkene 1] overleg gevoerd overde vraag welke notaris dat moest zijn, en uiteindelijk gekozen voor ‘ [notaris] ’. [gedaagde 1] c.s. waren niet bekend met ‘ [notaris] ’. Dit bleek het kantoor van notaris mr. [notaris] te zijn.
Tijdens het passeren van de akte op het kantoor van de notaris werd het voorlezen van de akte door [betrokkene 3] al vrij snel onderbroken met de mededeling we kennen elkaar, alles is bekend, ik sta persoonlijk borg en er staan voor 1,5 miljoen paarden bij jullie. Dus geen enkele reden om ergens bezorgd om te zijn. Vervolgens stonden partijen binnen ongeveer 10 minuten weer buiten.