In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor de jaren 2015 en 2016. De verweerder had aan eiseres navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij hij zich op het standpunt stelde dat een schuld van € 175.000 ten onrechte niet in mindering was gebracht op het box 3 vermogen van eiseres. De rechtbank heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslagen moeten worden vernietigd, waardoor de beroepen gegrond zijn verklaard.
Eiseres had daarnaast verzocht om schadevergoeding, maar dit verzoek is door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de klachten van eiseres over schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur ongegrond zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslagen was ingediend door een fiscaal advieskantoor, wat betekent dat er sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de proceskosten voor deze rechtsbijstand vastgesteld op € 269, waarvan de helft aan eiseres is toegekend.
De rechtbank heeft ook bepaald dat het betaalde griffierecht aan eiseres moet worden vergoed tot een bedrag van € 48. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.