ECLI:NL:RBNHO:2022:128

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
C/15/311811 / FA RK 20-7272
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag en afwijzing van verzoek om omgangsregeling

Op 11 januari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Meppelink, verzocht om haar te belasten met eenhoofdig gezag over de minderjarigen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. P.K. de Blieck-Willemsen, zich tegen dit verzoek verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op een behoorlijke manier met elkaar te overleggen en beslissingen van belang over hun kinderen gezamenlijk te nemen. Dit is mede te wijten aan de onbetrouwbaarheid van de vader, die door zijn detentie en criminele activiteiten niet in staat is om de noodzakelijke stabiliteit te bieden die de kinderen nodig hebben. De rechtbank concludeert dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewezen. De rechtbank oordeelt dat omgang tussen de vader en de minderjarigen in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De vader heeft niet kunnen aantonen dat hij in staat is om een betrouwbare en stabiele ouder te zijn, en er is momenteel geen draagvlak voor omgang vanuit de minderjarige [minderjarige 1]. De rechtbank benadrukt dat elke afwijzing van een verzoek tot omgang van tijdelijke aard is, en dat de vader zich opnieuw tot de rechter kan wenden indien de omstandigheden wijzigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag | omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/311811 / FA RK 20-7272
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 11 januari 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.M. Meppelink, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.K. de Blieck-Willemsen, kantoorhoudende te Vaassen,
--betreffende--
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ;
hierna mede te noemen: de minderjarigen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal doorverwijzing UHA van de zitting van 10 maart 2021;
- de beschikking van deze rechtbank van 24 maart 2021;
- het bericht van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) van 30 augustus 2021 dat een onderzoek door de Raad is gestart;
- het rapport van de Raad van 30 september 2021;
- de brief van de Raad van 1 oktober 2021 met een nagekomen reactie van de vader op het rapport.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 december 2021 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. E.M. Meppelink en de vader door mr. P.K. de Blieck-Willemsen.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [medewerker Raad] namens de Raad.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De Raad heeft op 30 september 2021 advies uitgebracht en geadviseerd om het verzoek van de moeder om haar te belasten met eenhoofdig gezag toe te wijzen. De Raad heeft tevens geadviseerd om het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen af te wijzen.
2.2.
De moeder heeft ingestemd met het advies. De vader heeft zich tegen het advies verzet.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gezag
2.4.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, van het BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.5.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen, zodanig dat de minderjarigen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
2.6.
Uit het Raadsrapport en het verhandelde ter zitting blijkt dat de vader weinig inzicht toont in wat de kinderen nodig hebben, bijvoorbeeld als het gaat over begeleide omgang en het nakomen van afspraken. De vader heeft niet weersproken dat hij vanwege detentie regelmatig niet (goed) bereikbaar is (geweest) voor de moeder. Ondanks alle hulpverlening lijkt het de vader (nog) niet criminele activiteiten te stoppen. Hij heeft de schijn van onbetrouwbaarheid tegen zich. De Raad ziet een risico dat de vader in de toekomst beslissingen tegenwerkt of niet handelt in het belang van de kinderen. Belangrijke beslissingen over de kinderen kunnen dan mogelijk niet of niet tijdig worden genomen. Ter zitting heeft de Raad het advies herhaald en benadrukt dat het fijn is voor de vader dat hij hulp voor zichzelf heeft gezocht omdat dit belangrijk is voor zijn toekomst. Echter, de kinderen hebben veel meegemaakt en hebben een betrouwbare vader nodig, die zich houdt aan afspraken. Het is volgens de Raad terecht dat de moeder duidelijkheid voor de kinderen wenst.
2.7.
De rechtbank neemt het advies van de Raad over en is op grond van het Raadsadvies en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de ouders niet in staat worden geacht om behoorlijk met elkaar te overleggen en beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg te nemen, terwijl niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. De rechtbank concludeert uit de stukken dat de vader onvoorspelbaar is in zijn gedrag en regelmatig - mede door detentie - niet of minder goed bereikbaar voor de moeder is (geweest) en dat zodoende de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag van de ouders ontbreekt. Belangrijke beslissingen over de kinderen kunnen dan niet tijdig worden genomen. Voor de beslissing is verder redengevend dat de veelvuldige detenties bij de moeder en de kinderen tot spanningen leidt, wat het overleg tussen de ouders extra bemoeilijkt en een negatieve weerslag heeft op de ontwikkeling van de kinderen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de moeder overeenkomstig haar verzoek met het eenhoofdig gezag wordt belast.
Omgang
2.8.
De rechtbank stelt voorop dat omgang tussen ouder en kind in beginsel in het belang van het kind wordt geacht te zijn. In dit geval echter, acht de rechtbank omgang tussen de vader en de minderjarigen in strijd met zwaarwegende belangen van de minderjarigen. Het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling zal daarom worden afgewezen.
Voor de beslissing is redengevend de bevinding van de Raad dat zij geen basis ziet voor een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. Door alles wat er gebeurd is, heeft de vader de schijn van onbetrouwbaarheid tegen zich. Tot op heden heeft hij die schijn niet kunnen wegnemen. Begeleide omgang onder regie van de GI is niet van de grond gekomen, mede doordat de vader dit heeft afgehouden en afspraken niet is nagekomen.
Daar komt bij dat vanuit [de minderjarige 1] op dit moment geen draagvlak voor omgang aanwezig is. Het onderwerp ‘vader’ zorgt bij haar voor emotionele onrust en haar behandeling gericht op traumaverwerking moet nog plaatsvinden.
Verder blijkt uit het Raadsrapport dat de vader er vooralsnog onvoldoende in is geslaagd om bestaande zorgen over zijn leefsituatie zodanig weg te nemen dat hij in staat wordt geacht om structureel stabiliteit te bieden en een eventuele zorgregeling verantwoord en betrouwbaar in te vullen. De vader heeft momenteel geen plek om de kinderen te ontvangen, nu hij in HVO Querido in [woonplaats] verblijft, waar overigens wel een kinderkamer beschikbaar is voor omgang. In maart 2022 heeft de vader mogelijk uitzicht op een eigen woning, maar zekerheid daarover ontbreekt. Voorts hebben de veelvuldige detenties bij de moeder en de kinderen tot spanningen geleid wat de uitvoering van omgang extra bemoeilijkt. Wel heeft het ontbreken van contact met de vader bij de minderjarigen tot de nodige rust geleid. De kinderen hebben goed contact met oma (vz). Zowel de kinderen als de vader bezoeken haar met regelmaat. Ter zitting is met de aanwezigen besproken dat een schriftje dat door de moeder wordt bijgehouden en bij oma komt te liggen een goed startpunt zou kunnen zijn; voor de vader om meer te weten te komen over de kinderen en wat hen zoal bezighoudt en voor de kinderen om toch in contact te zijn met hun vader. Partijen hebben afgesproken dat de moeder voor een schriftje bij oma zal zorgen, waarin zij met regelmaat schrijft over wat de kinderen beleven en meemaken en waarin zij ook foto’s van de kinderen zal plakken. De vader kan, wanneer hij bij oma is, lezen hoe het met de kinderen gaat en zelf berichtjes voor hen achterlaten.
2.9.
Ter zitting heeft de Raad nog de suggestie gedaan om een Raadsonderzoek te doen gelasten, zodat de Raad kan bezien of de situatie van de vader stabiliseert en alsnog contact met de kinderen zou kunnen worden opgestart. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding, gelet op het tijdsverloop van deze procedure en het feit dat de Raad recent onderzoek heeft uitgevoerd. Het is aan de vader om zijn leven voor een ieder kenbaar, duurzaam op orde te brengen. Pas daarna kunnen mogelijkheden worden verkend voor herstel van zijn contact met de kinderen.
2.10.
De rechtbank wijst partijen erop dat elke afwijzing van een verzoek tot omgang van tijdelijke aard is, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen zich, in geval van wijziging van omstandigheden, opnieuw tot de rechter kan wenden met het verzoek om een omgangsregeling te doen vaststellen (zie HR 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5045).

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarigen [achternaam] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ,
wordt beëindigd en dat de moeder alleen met het gezag over voornoemde minderjarigen wordt belast;
3.2.
wijst het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling af en ontzegt hem het recht op omgang met de minderjarigen [achternaam] :
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats]
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.