ECLI:NL:RBNHO:2022:12558

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
10097649 \ WM VERZ 22-1021
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor doorrijden bij rood licht en de geldigheid van de geeltijd van verkeerslichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) opgelegd aan de betrokkene voor het doorrijden bij een rood verkeerslicht. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M.J.M. Bergers van Boete.nu, stelde dat de geeltijd van het verkeerslicht te kort was, waardoor hij niet op verantwoorde wijze kon stoppen. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet had mogen worden opgelegd, omdat de gedraging niet aan de betrokkene kon worden verweten en dat het openbaar ministerie in strijd met zijn eigen beleidsregels handelde, wat in strijd zou zijn met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De rechter verwees naar foto’s in het dossier die aantonen dat het verkeerslicht al 2,9 seconden geel en 0,4 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat het voertuig van de betrokkene de stopstreep passeerde. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene niet tijdig had kunnen stoppen, maar dat dit een omstandigheid was die voor zijn rekening kwam.

De rechter stelde vast dat de eis in het Beleidskader flitspalen dat de geeltijd van de verkeersregelinstallatie (VRI) moet voldoen aan de minimum eisen van CROW geen beleidsregel is in de zin van artikel 3, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10097649 \ WM VERZ 22-1021
CJIB-nummer : 247593362
Uitspraakdatum : 22 november 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 november 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gemachtigde voert aan dat aan de betrokkene geen boete had mogen worden opgelegd voor het doorrijden bij rood licht en dat de gedraging de betrokkene ook niet kan worden verweten. De gedraging is geautomatiseerd vastgesteld met roodlichtapparatuur (een flitspaal). Voor het handhaven met een flitspaal geldt het Beleidskader Flitspalen 2021. Het beleidskader vermeldt als voorwaarde voor flitspalen voor rood licht dat de ingestelde geellichttijd van de Verkeersregelinstallatie (VRI) moet voldoen aan de minimumvoorschriften van CROW.
In onderhavige zaak is de geeltijd te kort volgens de minimum geeltijden die de CROW heeft vastgesteld. Betrokkene kon niet op verantwoorde wijze stoppen toen het verkeerslicht geel licht ging uitstralen. Betrokkene kan geen verwijt worden gemaakt nu de geeltijd te kort was.
Ook handelt het openbaar ministerie in strijd met zijn eigen beleidsregels en dat is in strijd met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat de boete niet aan de betrokkene had mogen worden opgelegd.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is begaan. Bij de stukken in het dossier bevinden zich foto’s waarop de gedraging is vastgelegd. Op die foto’s is te zien dat het verkeerslicht al 2,9 seconden geel/oranje licht en 0,4 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat het voertuig van betrokkene de stopstreep passeerde. Daaruit blijkt dat sprake is geweest van niet stoppen voor rood licht bij een verkeerslicht. Voor zover betrokkene stelt dat hij niet tijdig heeft kunnen stoppen voor het verkeerslicht, is dat een omstandigheid die voor rekening en risico van betrokkene komt.
De in het Beleidskader flitspalen gestelde eis dat voor flitspalen voor rood licht geldt dat de ingestelde geellichttijd van de VRI moet voldoen aan de minimum eisen van CROW is geen beleidsregel in de zin van artikel 3, derde lid, van de Wahv. In de uitspraak van 27 oktober 2022 met kenmerk ECLI:NL:GHARL:2022:9197 overweegt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hiertoe dat het beleidskader zich richt tot de politie en de wegbeheerder voor het doen van een aanvraag voor plaatsing van een flitspaal en niet tot de in artikel 3 van de Wahv genoemde ambtenaren. Daar komt bij dat een aanvraag voor de plaatsing van een flitspaal kennelijk ook kan worden toegewezen, terwijl de ingestelde geellichttijd van de VRI niet voldoet aan de minimumeisen van CROW. Het voorgaande brengt mee dat ook om deze reden geen sprake is van schending van artikel 4:84 van de Awb (uitspraak d.d. 27 oktober 2022, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, kenmerk ECLI:NL:GHARL:2022:9197)
Van een bestuurder mag worden verwacht dat hij anticipeert op een verkeerslicht dat hij nadert en zijn snelheid zodanig aanpast dat tijdig kan worden gestopt. Gelet op artikel 62 jo. artikel 68 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 moet voor een geel verkeerslicht worden gestopt, tenzij dat redelijkerwijs niet meer mogelijk is. Aangenomen mag worden dat de geelfase van het verkeerslicht in het algemeen voldoende lang duurt om daarbinnen een voertuig veilig tot stilstand te brengen. De kantonrechter ziet in wat de gemachtigde heeft aangevoerd geen reden om aan te nemen dat de geelfase daarvoor in dit geval onvoldoende was. Dat de boete ten onrechte is opgelegd omdat de gedraging niet verwijtbaar is verricht, is daarmee niet aannemelijk geworden.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: