ECLI:NL:RBNHO:2022:12519

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
10150818 VV EXPL 22-137
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op schorsing relatiebeding na vaststellingsovereenkomst i.v.m. onvoorziene omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en NOW Netherlands B.V. [eiser] vorderde schorsing van een relatiebeding dat was overeengekomen in een vaststellingsovereenkomst, op grond van onvoorziene omstandigheden zoals bedoeld in artikel 6:258 BW. De kantonrechter oordeelde dat een omstandigheid onvoorzien is indien deze niet in de vaststellingsovereenkomst is verdisconteerd. De kantonrechter concludeerde dat er geen onvoorziene omstandigheden waren, omdat de situatie dat [eiser] een aanbod van IOT had gekregen, niet als onvoorzien kon worden aangemerkt. De kantonrechter wees de vordering van [eiser] af en oordeelde dat hij gebonden blijft aan het relatiebeding tot 1 december 2023. De proceskosten werden toegewezen aan NOW, omdat [eiser] in het ongelijk werd gesteld.

Het procesverloop begon met de dagvaarding van NOW door [eiser] op 25 oktober 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 november 2022. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de belangen van beide partijen zijn afgewogen. NOW betwistte de vordering van [eiser] en stelde dat er geen onvoorziene omstandigheden waren, aangezien het relatiebeding expliciet in de vaststellingsovereenkomst was opgenomen. De kantonrechter volgde dit standpunt en concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van NOW uitviel.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak voor werknemers om de gevolgen van hun overeenkomsten te begrijpen en te aanvaarden. De kantonrechter wees erop dat een nieuwe belangenafweging na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst afbreuk zou doen aan de rechtszekerheid. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10150818 VV EXPL 22-137
Uitspraakdatum: 24 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M.A. Visser
tegen
de besloten vennootschap
NOW Netherlands B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Beverwijk
gedaagde
hierna te noemen: NOW
gemachtigde: mr. S.M.B.W. Oosterbeek
De zaak in het kort:
Kort geding. Schorsen relatiebeding na vaststellingsovereenkomst in verband met onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW). Werknemer stelt zich op het standpunt dat sprake is van onvoorziene omstandigheden waardoor de afspraken over een relatiebeding in de vaststellingsovereenkomst binnen de reikwijdte van artikel 7:653 BW vallen en derhalve de in lid 3 sub b van dat artikel vastgelegde belangenafweging van toepassing is. De kantonrechter oordeelt dat een omstandigheid in het kader van artikel 6:258 BW onvoorzien is indien deze niet in de vaststellingsovereenkomst is verdisconteerd en dit in casu niet het geval is. Nu er zich geen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, dient er ook geen belangenafweging in de zin van artikel 7:653 lid 3 sub b BW plaats te vinden. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om het relatiebeding te schorsen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft NOW op 25 oktober 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft NOW bij brief van 8 november 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
NOW houdt zich bezig met het onderhouden, repareren en leveren van operationele benodigdheden aan de wereldwijde energie- en industriële markten.
2.2.
[eiser] , geboren [in 1968] (54 jaar), is op 28 mei 2001 bij de rechtsvoorganger van NOW, National Oilwell, in dienst getreden in de functie van Inside sales representative.
2.3.
Met ingang van 1 maart 2006 is de functie van [eiser] gewijzigd naar Alliance Coördinator en zijn partijen een relatiebeding overeengekomen, dat als volgt luidt:
‘Artikel 7 Relatiebeding
Het is de Werknemer niet toegestaan gedurende het dienstverband alsook gedurende een periode van 2 (twee) jaar na de beëindiging van het dienstverband zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever, in enigerlei vorm zaken te doen met, activiteiten te ontplooien of werkzaamheden te verrichten voor een derde, die op het tijdstip van het beëindigen van het dienstverband en in de 12 (twaalf) maanden daaraan voorafgaand tot de cliëntenkring of andere zakelijke relaties van Werkgever en/of een aan hem gelieerde onderneming behoorde, ongeacht of zulks geschiedt direct of indirect, voor eigen rekening of voor rekening van derden, tegen vergoeding of om niet, waarbij tot de cliëntenkring en andere zakelijke relaties mede zullen worden gerekend derden, die op het tijdstip van het beëindigen van het dienstverband redelijkerwijs konden worden aangemerkt als toekomstige cliënten of andere zakelijke relaties van Werkgever en/of een aan hem gelieerde onderneming.’
2.4.
Met ingang van 9 september 2015 is [eiser] gepromoveerd tot statutair bestuurder van NOW en is zijn functie gewijzigd in Country Manager Netherlands . Laatstelijk verdiende [eiser] een bruto maandsalaris van € 6.449,80 op basis van een 40-urige werkweek.
2.5.
Bij brief van 30 september 2015 heeft NOW een addendum aan de arbeidsovereenkomst toegevoegd, waarin het volgende staat:
‘ADDENDUM TO TERMS AND CONDITIONS OF EMPLOYMENT
Further to our recent discussions, we are pleased to confirm the following amendment to your Terms and Conditions of Employment effective from 09 September 2015.
Reporting to: Area Director – Europe and Sub-Sahara Africa
In all other respects your Terms and Conditions of Employment remain as stated. (…)’
2.6.
[eiser] heeft zich op 7 december 2021 wegens spanningsklachten ziekgemeld.
2.7.
Partijen hebben in het kader van de re-integratieverplichtingen op 16 februari 2022 een plan van aanpak opgesteld, waarin onder meer het volgende staat:
‘Werknemer geeft aan dat hij het onmogelijk acht om samen te werken met collega [collega] . Werknemer heeft meer informatie nodig over wat zijn positie is en wat de positie is van collega [collega] . De time-out die hij heeft gehad sedert zijn ziekmelding heeft hij kunnen gebruiken om na te denken maar omdat de werksituatie niet is veranderd ziet hij niet in op welke wijze hij zou kunnen aanpassen, veranderen, verbeteren zodanig dat hij kan terugkeren in zijn functie. Werknemer staat open voor mediation.’
2.8.
Hierna zijn [eiser] en zijn collega (en tevens zwager) [collega] begonnen aan een mediationtraject.
2.9.
Bij e-mail van 26 mei 2022 heeft de Regional HR Manager Europe and Asia bij NOW, [betrokkene] , aan [eiser] het volgende geschreven:
‘The mediation meeting made clear that you do not want to continue to work for NOW Netherlands B.V. as long as you will have to work with [collega] . Having heard all parties involved and weighing all possible options that are reasonable we have to inform you that we cannot facilitate you in your wish to remove [collega] from his position in the Dutch operations in order to enable you to continue your employment with NOW Netherlands BV.
We have consulted the occupational health doctor in this respect and he informed us that there are no (medical) objections or limitations for you to resume your work. As a result, we herewith inform you that we expect you to resume your work as from Monday, May 30th, 09:00 hours. Since you have been very clear and specific about the fact that you do not want to work with [collega] we can very well imagine that this is not what you want. Possibly you want to investigate your options not to resume your work. (…) We have to inform you that you will not be eligible for an unemployment benefit if you resign yourself. Because we understand that this could be a concern of you, we are alternatively willing to conclude a termination agreement with you, in such a manner and with the use of such wording that this would not jeopardize your rights to an unemployment benefit. (…) We are willing to offer you this arrangement but only if we can agree to this in the month of May 2022. The months of June, July, August and September would then be the four months of the notice period. (…) Please let us know – before Monday, May 30th – whether or not you are interested to enter into an agreement as described above, or not. If not, you are required to resume your work as from Monday, May 30th, 09:00 hours.’
2.10.
[eiser] heeft in zijn e-mail van 26 mei 2022 hierop geantwoord dat hij meer tijd nodig heeft om een inhoudelijke reactie te geven en hij voor die tijd met zijn advocaat en de arboarts overleg zal voeren.
2.11.
Bij e-mail van 16 juni 2022 heeft de voormalige gemachtigde van [eiser] , mr. [naam] , NOW gesommeerd om binnen drie werkdagen het salaris aan [eiser] te betalen.
2.12.
Bij e-mail van 8 juli 2022 heeft de gemachtigde van NOW een eerste beëindigingsvoorstel aan de gemachtigde van [eiser] gedaan.
2.13.
Bij schrijven van 20 en 22 juli 2022 heeft de voormalige gemachtigde van [eiser] jegens NOW het standpunt ingenomen dat [eiser] niet gebonden is aan een rechtsgeldig overeengekomen concurrentie- en/of relatiebeding, omdat er (1) geen sprake zou zijn van een overgang van onderneming en het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding met een andere vennootschap is gesloten en (2) indien er wel sprake zou zijn van een overgang van onderneming de bedingen inmiddels zwaarder op [eiser] zijn gaan drukken nu hij een andere functie is gaan vervullen en er sprake is van een veel groter bereik qua concurrenten en relaties.
2.14.
Op 29 juli 2022 heeft NOW een gewijzigd beëindigingsvoorstel aan [eiser] gedaan, waarbij de duur van het concurrentie- en relatiebeding is verkort omdat de ingangsdatum van de werking van deze bedingen op 1 december 2021 is vastgesteld.
2.15.
Bij e-mail van 30 juli 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] aan de gemachtigde van NOW het volgende geschreven:
‘ [eiser] ervaart op dit moment onnodig veel stress van de huidige situatie en gaat om zijn moverende redenen (integraal) akkoord met de inhoud van onderstaand voorstel (uiteengezet in uw e-mail van 29 juli, 16:05u).’
2.16.
Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten als gevolg waarvan het dienstverband van [eiser] met NOW op 30 november 2022 tot een einde zal komen. In deze vaststellingsovereenkomst staat in artikel 9 – voor zover relevant – het navolgende:
9. Relatiebeding, non-concurrentiebeding en boetebeding
Tussen Partijen is en blijft het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen relatiebeding in artikel 7 en het non-concurrentiebeding in artikel 9 en het bij beide bedingen behorende, in artikel 10 opgenomen boetebeding van kracht. De start van de looptijd van het relatiebeding en van het non-concurrentiebeding wordt gesteld op 1 december 2021.’
2.17.
IOT DOSCO B.V. (hierna: IOT) houdt zich als onderneming onder meer bezig met de verhuur, verkoop en onderhoud van machines voor de oliewinning. IOT is zowel een concurrent als een relatie van NOW.
2.18.
Eind augustus 2022 is [eiser] door IOT benaderd om een salesfunctie binnen het bedrijf te bekleden.
2.19.
Bij brief van 4 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] NOW verzocht om [eiser] te ontheffen van het relatiebeding, zodat hij in staat is om met ingang van 1 december 2022 bij IOT in dienst te treden. Bij e-mail van 6 oktober 2022 heeft de gemachtigde van NOW hierop geantwoord dat NOW daartoe niet bereid is.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bepaalt dat het tussen [eiser] en NOW overeengekomen relatiebeding, voor wat betreft de relatie IOT en de aan haar gelieerde ondernemingen, vanaf 1 december 2022 tot 1 december 2023 wordt geschorst. Dit alles met veroordeling van NOW in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij met onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW is geconfronteerd inhoudende dat na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst de belangstelling vanuit IOT in hem is ontstaan. Ten tijde van de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst had [eiser] dit niet kunnen voorzien. [eiser] meent dat hij door handhaving van het relatiebeding onbillijk wordt benadeeld en er een belangenafweging in de zin van artikel 7:653 lid 3 BW dient plaats te vinden. Bij deze belangenafweging heeft NOW op geen enkele manier uiteengezet welk objectief zakelijk belang zij heeft om [eiser] aan het relatiebeding te houden. Waar NOW zich meer op de verkoop van diverse producten binnen de energie- en industriemarkt richt, legt IOT juist meer de focus op de verhuur van deze producten. Daarbij is de salesfunctie bij IOT totaal verschillend van de functie die [eiser] bij NOW bekleedde. Hiertegenover staat het belang van [eiser] dat het gezien zijn leeftijd niet in de lijn der verwachtingen ligt dat een vergelijke kans die zich nu bij IOT voordoet op korte termijn ergens anders zal aandienen. De belangenafweging dient dan ook in zijn voordeel uit te vallen, aldus [eiser] .

4.Het verweer

4.1.
NOW betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser] gehouden dient te worden aan het relatiebeding en er geen sprake is van onvoorziene omstandigheden, omdat (1) het relatiebeding in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen, (2) [eiser] tijdens de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst werd bijgestaan door een advocaat, (3) er tijdens de onderhandelingen tussen de advocaten uitgebreid gesproken is over het concurrentie- en relatiebeding en (4) er na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst geen gebruik is gemaakt van de bedenktermijn. NOW betwist dat de situatie dat [eiser] na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst een aanbod van IOT heeft gekregen een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW is. Volgens NOW regelt een relatiebeding juist de situatie dat een werknemer na einde dienstverband door een relatie wordt benaderd. Daarmee is deze omstandigheid in de vaststellingsovereenkomst verdisconteerd. Daarbij is er tussen partijen een package deal gesloten en had het goed gekund dat NOW anders had gehandeld indien zij bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst geweten had dat het relatiebeding van tafel zou worden geveegd. Nu er aan de zijde van [eiser] geen sprake is van onvoorziene omstandigheden, kan het relatiebeding volgens NOW niet worden aangetast, aldus NOW.
4.2.
Indien er een belangenafweging in de zin van artikel 7:653 lid 3 BW dient plaats te vinden, stelt NOW dat zij wel degelijk een objectief zakelijk belang heeft bij de instandhouding van het relatiebeding. IOT en NOW kopen en verkopen van elkaar. NOW betrekt producten van IOT en verkoopt deze vervolgens weer aan derde partijen door. Door het gegeven dat [eiser] warme banden met leveranciers heeft en de prijzen en marges van de producten kent, kan hij ervoor zorgen dat de producten rechtstreeks bij IOT worden ingekocht en NOW zodoende als schakel verdwijnt. Daarbij is het belang van [eiser] om het relatiebeding terzijde te schuiven onvoldoende onderbouwd.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dit is het geval, nu het hier gaat om de naleving of schorsing van een relatiebeding. Het spoedeisend belang vloeit naar het oordeel van de kantonrechter voort uit de aard van de vordering.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Partijen twisten over de vraag of sprake is van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW waardoor de afspraken over een relatiebeding in de vaststellingsovereenkomst binnen de reikwijdte van artikel 7:653 BW vallen en derhalve de in lid 3 sub b van dat artikel vastgelegde belangenafweging van toepassing is.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de geldigheid van het relatiebeding slechts op grond van artikel 6:248 lid 2 BW of vanwege onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW) kan worden aangetast in de situatie dat het relatiebeding in de vaststellingsovereenkomst is bekrachtigd tussen dezelfde werkgever en werknemer. De werknemer heeft immers de gevolgen van het relatiebeding na afweging van zijn eigen belangen aanvaard. Bovendien heeft de werknemer, door bevestiging van het relatiebeding in de vaststellingsovereenkomst, het belang van werkgever bij instandhouding van het beding impliciet erkend. De werknemer is akkoord gegaan met een pakket voorwaarden en het relatiebeding is één van die voorwaarden. Een nieuwe belangenafweging in de zin van artikel 7:653 lid 3 sub b BW nadat de vaststellingsovereenkomst is gesloten doet volgens de kantonrechter afbreuk aan de rechtszekerheid. Uitsluitend een onvoorziene wijziging in de belangen van werkgever en werknemer na het sluiten van de beëindigingsovereenkomst kan leiden tot een geslaagd beroep op art. 7:653 lid 3 sub b BW. Dit betekent dat de vrijheid van de rechter om de belangenafweging toe te passen sterk wordt ingeperkt.
5.5.
Het bovenstaand juridische kader toegepast op deze zaak leidt tot het volgende oordeel. In de door [eiser] en NOW overeengekomen vaststellingsovereenkomst is de duur van het concurrentie- en relatiebeding aangepast, maar is de inhoud hiervan gehandhaafd. Naast de partijen zijn ook de advocaten betrokken geweest bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst, hetgeen de uitkomst is van het tussen partijen bereikte onderhandelingsresultaat. Vast staat dat partijen en (ex-)gemachtigden expliciet stil hebben gestaan bij de toepasselijkheid en de duur van het concurrentie- en relatiebeding (zie 2.13. en 2.14.). De kantonrechter volgt NOW in haar standpunt dat zij toentertijd akkoord is gegaan met een ‘package deal’, waaronder het relatiebeding. Daar staat tegenover dat ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst [eiser] juridisch werd bijgestaan en de gevolgen van het relatiebeding na afweging van zijn eigen belangen zijn aanvaard (zie 2.15.) Van onbillijke benadeling kan derhalve niet sprake zijn.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat slechts een eventuele onvoorziene wijziging in de belangen (omstandigheden), die na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst plaatsvindt, op grond van artikel 6:258 BW kan leiden tot een geslaagd beroep op artikel 7:653 lid 3 sub b BW. Een omstandigheid in het kader van artikel 6:258 BW is onvoorzien, als zij niet in de vaststellingsovereenkomst is verdisconteerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van onvoorziene omstandigheden aan de kant van [eiser] , omdat partijen met artikel 9 in de vaststellingsovereenkomst expliciet zijn overeengekomen dat het [eiser] verboden is bij relaties een bepaalde functie te bekleden. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het bestaan van onvoorziene omstandigheden niet aannemelijk is en ziet daarom geen aanleiding het relatiebeding te schorsen. Dit leidt ertoe dat [eiser] vanaf 1 december 2023 in dienst kan treden bij een relatie (bijvoorbeeld IOT), maar dat hij tot die tijd wel gebonden blijft aan zijn relatiebeding.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij in het ongelijk wordt gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van NOW tot en met vandaag vaststelt op € 747,- aan salaris van de gemachtigde van NOW;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor zover de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter