ECLI:NL:RBNHO:2022:12505

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
10138684 \ AO VERZ 22-114
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en NVS, waarbij [verzoeker] op staande voet was ontslagen. Het ontslag vond plaats op 26 augustus 2022, naar aanleiding van een incident waarbij [verzoeker] in beschonken toestand met een bedrijfsbus een collega naar het werk had gebracht. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel het ontslag onverwijld was gegeven, er geen dringende reden was voor het ontslag op staande voet. De kantonrechter benadrukte dat ontslag op staande voet een ultimum remedium is en dat er in dit geval geen eerdere waarschuwingen waren gegeven aan [verzoeker] over zijn gedrag. Hierdoor was het ontslag niet rechtsgeldig. De kantonrechter heeft NVS veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Tevens werd [verzoeker] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan NVS voor schade aan een gehuurde auto. De proceskosten werden toegewezen aan [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10138684 \ AO VERZ 22-114
Uitspraakdatum: 8 december 2022
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. A.T. Leigh
tegen
[verweerder] , h.o.d.n. Nederlandse Verwarmings Service,
gevestigd te [woonplaats 2]
verwerende partij
verder te noemen: NVS
gemachtigde: mr. J.T. Drenth
de zaak in het kort
Verzoeker is op staande voet ontslagen omdat hij in beschonken toestand met de bedrijfsbus een collega naar het werk zou hebben gebracht, hij daarna zonder medeweten van NVS naar huis is gegaan en klanten heeft laten zitten en ook de volgende ochtend (tijdelijk) niet bereikbaar was. De kantonrechter vindt dat gelet op de omstandigheden van het geval geen sprake is van een dringende reden. Werkgever had kunnen volstaan met een minder zware maatregel. Werkgever moet dan ook een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en transitievergoeding betalen. Werknemer moet aan werkgever nog een schadevergoeding betalen in verband met door hem veroorzaakte schade aan een gehuurde (bedrijfs)auto.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan, primair om het hem op 26 augustus 2022 gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht om toekenning van een billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding. NVS heeft schriftelijk verweer gevoerd en daarbij een (voorwaardelijk) tegenverzoek ingesteld.
1.2.
Op 10 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] en NVS hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verzoeker] bij e-mail van 8 november 2022 nog stukken toegezonden. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] te kennen gegeven dat hij zijn primaire verzoek laat vallen, waardoor uitsluitend op het subsidiaire verzoek van [verzoeker] zal worden beslist.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren 9 augustus 1994 (28 jaar), is sinds 1 maart 2018 in dienst bij NVS. De functie van [verzoeker] is installatiemonteur met een salaris van € 3.218,55 bruto per maand.
2.2.
Op 24 augustus 2022 vond een werkborrel van NVS plaats waarbij [verzoeker] aanwezig was. Na de werkborrel is [verzoeker] met één van zijn collega’s, de zeventienjarige [collega 1] (hierna: [collega 1] ) naar Amsterdam gegaan. [verzoeker] en [collega 1] zijn in de nacht van 24 op 25 augustus 2022 omstreeks 05.00 uur uit Amsterdam weggegaan.
2.3.
Op 25 augustus 2022 heeft [verzoeker] [collega 1] omstreeks 06.30 uur met de bedrijfsbus naar het werk gebracht. [verzoeker] is daarna zelf weer naar huis gegaan. Om 08.37 uur heeft [verzoeker] via WhatsApp aan NVS gestuurd: ‘
Ik heb het te bont gemaakt gisteren dus ik kan niet komen werken dus sorry daarvoor[…] nogmaals sorry [verweerder] dit was totaal niet de bedoeling.’
2.4.
Op 26 augustus 2022 heeft NVS, samen met collega [collega 2] (hierna: [collega 2] ) de bedrijfsbus bij [verzoeker] opgehaald. Bij e-mail van 28 augustus 2022 heeft [verzoeker] aan NVS geschreven:
‘Aangezien ik niets meer vernomen heb van je en ik je geprobeerd te bellen heb gisteren heb ik besloten een mail te sturen.Je heb mij afgelopen vrijdag 26-8-22 persoonlijk verteld dat ik ontslagen ben vervolgens de werk bus meegenomen en het werk telefoonnummer afgesloten dus redelijk abrupt.Dit is natuurlijk niet zo als het hoort te gaan.Mocht je me willen ontslaan zou ik willen weten op grond waarvan? […]’
2.5.
NVS heeft daarop als volgt gereageerd:
‘Er komt een aan getekende brief jouw kant op je bent ontslagen omdat meerdere collega’s je donderdag ochtend dronken bij de zaak hebben gezien in de werk bus hier zijn dus getuigen van en op die grond heb je op staande voet ontslag gekregen dit zal ook per aangetekende brief naar je verstuurd worden ook zijn er meerdere reden die terug te lezen zijn in onze what app gesprekken en dronken in de werk bus rijden is niet zo als het hoort.’
2.6.
Bij brief van 27 augustus 2022 heeft NVS aan [verzoeker] geschreven:
‘Op donderdag 25-08-2022 heeft u in beschonken een toestand collega naar het werk gebracht in uw bedrijfsbus. Om 5.30 uur bent u te zien op de camera beelden, om vervolgens zonder enig medeweten van ons (planning of wel ik), naar huis te gaan en de klanten te laten zitten of zelf af te bellen. Op Vrijdag 26-08-2022 hebben wij u herhaaldelijk geprobeerd te bellen en u helaas pas om 9.30 uur te pakken gekregen dit terwijl de eerste klant gewoon tussen 8 en 9 stond dit omdat u kijkers kreeg voor uw huis dat te koop staat.Vervolgens om 9.0-0 uur stuurt u een appje om te vertellen wat u gedaan heeft met de planning en dat u te dronken bent om te werken. Dit is helaas vaker voorgekomen.U bent reeds op 29 april op mondelinge wijze officieel gewaarschuwd (en veel eerder ook herhaaldelijk) voor uw onwenselijke gedragingen. Desondanks zijn uw gedragingen niet verbeterd.’[verzoeker] heeft deze brief op 30 augustus 2022 na een verzoek van zijn gemachtigde ontvangen.
2.7
[collega 1] heeft op 11 oktober 2022 schriftelijk verklaard:
‘ [verzoeker] zat vooral aan de baco en de pure malibu en ik dronk alleen whiskey en nam tussendoor soms een cola. Tussendoor zijn er wel wat shotjes gedronken (tussen de 15/30). […] [verzoeker] nog wel doorging met drinken […] ging [verzoeker] steeds meer achteruit lopen. […] Toen heb ik om 04.59 een Uber besteld en die is ons komen ophalen en heeft ons bij [verzoeker] thuis afgezet. […] toen we thuis waren ging [verzoeker] even snel douchen en toen moesten we vrij snel alweer weg. Toen we even beneden stonden heeft [verzoeker] tegen mij uitgesproken dat hij niet alleen alcohol had gedronken maar ook wat andere zoals hij dat noemde “rommelerij” erbij had genomen. Hij had het hier over speed wat hij al had geregeld voordat wij samen naar Amsterdam gingen. Dit vertelde hij mij in de bus onderweg naar de loods […] Daarna is [verzoeker] naar huis gegaan omdat naar eigen zeggen te dronken was om te werken.’
2.8.
Een andere collega, [collega 3] , heeft schriftelijk verklaard:
‘Donderdag 25-8-2022 kwam ik aan op de zaak rond 6.40 uur daar stonden [collega 1] en [verzoeker] voor de deur in de auto te wachten [verzoeker] zag er slecht uit. Ik rook een sterke alcohol lucht en hij praatte met dubbele tong. Ik heb hem gevraagd of hij het verstandig vond om naar zijn klanten te gaan. Nadat ik materiaal uit de opslag had gepakt kwam ik buiten en stond alleen [collega 1] nog voor de deur en was [verzoeker] en zijn bus weg.’
2.9.
[collega 2] heeft schriftelijk verklaard:
‘ik hoorde [verweerder] zeggen dat hij er helemaal klaar was en dat [verzoeker] thuis moest blijven omdat hij direct de bus zou ophalen en dat hij opstaande voet was ontslagen omdat [verzoeker] in beschonken toestand een Collega met de werk bus bij de zaak had afgezet. […] [verweerder] vertelde [verzoeker] dat hij opstaande voet was ontslagen omdat hij een minder jarige jongen in gevaar gebracht had met zijn acties […]’

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht om NVS te veroordelen om aan hem een billijke vergoeding, een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. Aan zijn verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. In dat kader heeft [verzoeker] het volgende aangevoerd.
3.2.
Volgens [verzoeker] is het ontslag op staande voet niet onverwijld verleend en is er geen sprake van een dringende reden: de in de ontslagbrief genoemde verwijten zijn onjuist en de feiten en omstandigheden die zich wel voor hebben gedaan, kunnen geen dringende reden opleveren. [verzoeker] zou niet dronken zijn geweest. Hij betwist dat hij ooit door NVS (officieel) gewaarschuwd is voor gedragingen die verband houden met de verweten dringende reden.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
NVS verweert zich tegen het verzoek en heeft – samengevat – daartoe aangevoerd dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is, omdat het ontslag onverwijld is gegeven en er sprake was van een dringende reden. [verzoeker] was volgens NVS tijdens werktijd onder invloed en heeft onder invloed in de bedrijfsbus gereden en daarmee zichzelf, een andere werknemer van NVS en het bedrijfseigendom van NVS ernstig in gevaar gebracht. Van NVS kon, mede gelet op eerdere gedragingen en waarschuwingen, niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] in stand te laten. [verzoeker] is op 26 augustus 2022 op staande voet ontslagen en NVS heeft hem op 26, althans 28, althans 30 augustus 2022 medegedeeld wat de dringende reden voor het ontslag op staande voet was.
4.2.
Bij wijze van tegenverzoek verzoekt NVS om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 3.476,03 bruto. Daarnaast verzoekt NVS om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 2.000,- in verband met door [verzoeker] aan een gehuurde auto opzettelijk toegebrachte schade aan het navigatiesysteem en deuken in de auto. Bij wijze van voorwaardelijk tegenverzoek, voor zover het primaire verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen en het ontslag op staande voet wordt vernietigd, verzoekt NVS om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden op de e-grond, g-grond, dan wel de i-grond, zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn, zonder toekenning van de transitievergoeding dan wel billijke vergoeding.

5.De beoordeling

het verzoek en het tegenverzoek
5.1.
[verzoeker] heeft gebruik heeft gemaakt van ‘de switch’ en zijn primaire verzoek om vernietiging van het ontslag op staande voet laten vallen. Daarmee staat vast dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 26 augustus 2022. Daarmee hoeft het voorwaardelijk tegenverzoek van NVS om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, niet meer te worden behandeld. Het gaat in deze zaak dus nog om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Als het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, komt het verzoek van NVS om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding aan de orde. Als het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven, komen de verzoeken van [verzoeker] om NVS te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging aan de orde. Ten slotte wordt het verzoek van NVS om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding beoordeeld.
Het verzoek
Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig wegens het ontbreken van een dringende reden
5.2
Voor een ontslag op staande voet is vereist dat er sprake is van een dringende reden en dat het ontslag onverwijld gegeven is. De kantonrechter vindt dat het ontslag op staande voet wel onverwijld is gegeven, maar dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 BW ontbreekt. Het ontslag op staande voet is daarom niet rechtsgeldig. Dat wordt als volgt toegelicht.
Onverwijldheid
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] op 26 augustus 2022 op staande voet is ontslagen, dat is één dag na de verweten gedragingen. Het ontslag op staande voet is dan ook onverwijld gegeven. [verzoeker] stelt dat NVS op die datum alleen de bedrijfsbus heeft opgehaald, en niet is medegedeeld dat hij zou zijn ontslagen, maar dat vindt de kantonrechter gelet op de e-mail van [verzoeker] van 28 augustus 2022 niet aannemelijk. Daarin refereert hij immers zelf aan zijn ontslag. De brief van 27 augustus 2022 heeft [verzoeker] eerst op 30 augustus 2022 ontvangen. Voor zover de dringende reden niet tijdens de eerdere contactmomenten op (onder andere) 26 en 28 augustus 2022 is medegedeeld, vindt de kantonrechter dat dit een voldoende onverwijlde mededeling van de dringende reden is. Daarbij speelt mee dat NVS in haar e-mail van 28 augustus 2022 refereert aan de ontslagbrief die onderweg was.
Dringende reden
5.4.
Ontslag op staande voet is, gelet op de verstrekkende gevolgen, een ultimum remedium. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij moeten ook in de beschouwing worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
5.5.
NVS heeft [verzoeker] op staande voet ontslagen, kort samengevat omdat hij op 25 augustus 2022 in beschonken toestand met de bedrijfsbus een collega naar het werk zou hebben gebracht, hij daarna zonder medeweten van NVS naar huis is gegaan en klanten heeft laten zitten en ook de volgende ochtend (tijdelijk) niet bereikbaar was. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat [collega 1] na het ontslag op staande voet heeft verklaard dat [verzoeker] op die bewuste 25 augustus 2022 (ook) onder invloed was van harddrugs. Omdat dat verwijt niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag ligt, wordt niet beoordeeld of die gedraging voldoende aannemelijk is geworden en of die gedraging een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert.
5.6.
[verzoeker] betwist ten eerste dat hij onder invloed van alcohol was. De kantonrechter vindt het gelet op de schriftelijke verklaringen van de ex-collega’s van [verzoeker] en zijn eigen WhatsApp-bericht van 25 augustus 2022 (
‘ik heb het te bont gemaakt’) voldoende aannemelijk dat [verzoeker] op 24 augustus 2022, althans de nacht van 24 op 25 augustus 2022, veel alcohol heeft gedronken. Of dat teveel was om in de vroege ochtend van 25 augustus 2022 een auto te mogen besturen, kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven. Daartoe is het volgende redengevend.
5.7.
Artikel 7:678 lid 2 onder c bepaalt dat het overgeven aan dronkenschap een dringende reden
kanopleveren, als een werknemer dat ondanks waarschuwing doet. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] eerder is gewaarschuwd voor het onder invloed verschijnen op werk en/of het onder invloed besturen van de bedrijfsbus. Ter zitting heeft (de eigenaar van) NVS verklaard dat met [verzoeker] herhaaldelijk, waaronder op 29 april 2022, gesprekken zijn gevoerd over te laat komen. NVS heeft verklaard dat zij
‘wel weet waarom [verzoeker] te laat komt, maar dat zij niet kan bewijzen wat [verzoeker] de avond daarvoor doet’.Tussen partijen is niet besproken dat een volgende vergelijkbare gedraging zou (kunnen) leiden tot het einde van de arbeidsovereenkomst. Evenmin is er bij NVS beleid, een reglement of protocol met betrekking tot alcohol en/of drugs.
5.8.
Hoewel de kantonrechter uiteraard onderkent dat het onder invloed rijden (in een bedrijfsauto) in beginsel van een andere orde is dan ‘slechts’ onder invloed op de werkvloer verschijnen, én de kantonrechter kan begrijpen dat NVS redenen zag om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, vindt de kantonrechter in het onderhavige geval – gelet op voornoemde omstandigheden en voorgeschiedenis tussen partijen – dat geen sprake is van een zodanige gedraging dat van NVS niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren, althans niet (bijvoorbeeld) een ontbindingsprocedure af te wachten. Zoals hiervoor is overwogen is ontslag op staande voet een ultimum remedium met ingrijpende gevolgen voor een werknemer en bij gebreke van enige waarschuwing ten aanzien van dit gedrag had NVS naar het oordeel van de kantonrechter moeten volstaan met een minder zware maatregel.
5.9.
Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, kan de kantonrechter aan [verzoeker] op grond van artikel 7:681 BW een billijke vergoeding toekennen. Omdat NVS de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] zonder inachtneming van de opzegtermijn heeft beëindigd, is NVS ook een vergoeding op grond van artikel 7:672 lid 11 BW verschuldigd. Ten slotte moet worden bepaald of NVS aan [verzoeker] de transitievergoeding moet betalen. Deze vergoedingen worden hierna besproken.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
5.10.
Omdat de arbeidsovereenkomst op 26 augustus 2022 zonder inachtneming van de opzegtermijn is beëindigd, is NVS op grond van artikel 7:672 lid 11 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, ter hoogte van het loon over de opzegtermijn. Gesteld noch gebleken is dat er een (van de wet afwijkende) opzegtermijn is overeengekomen. Er moet dan ook een vergoeding worden betaald ter hoogte van het loon over de periode 26 augustus 2022 tot en met 30 september 2022. NVS heeft nog naar voren gebracht dat zij over de hele maand augustus salaris heeft uitbetaald en [verzoeker] heeft dat niet weersproken. Dat heeft echter geen invloed op de hoogte van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De kantonrechter beschouwt dit wel als een beroep op verrekening. De vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt dan ook toegewezen, onder verrekening van het teveel betaalde loon over de maand augustus 2022.
Billijke vergoeding
5.11.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding worden beoordeeld. Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113).
5.12.
Voor het vaststellen van de hoogte van een toe te kennen billijke vergoeding zijn in rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie – onder meer – de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
New Hairstyle)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt.
5.13.
[verzoeker] heeft enkele dagen voor de zitting een berekening van de billijke vergoeding ingediend. Volgens hem moet de billijke vergoeding € 46.712,41 bedragen. Dat bedrag is opgebouwd uit een jaarsalaris inclusief vakantiegeld (€ 41.712,41) en een immateriële schadevergoeding van € 5.000,-. Volgens [verzoeker] had de arbeidsovereenkomst zonder het onterechte ontslag op staande voet nog minimaal een jaar kunnen voortduren. [verzoeker] vindt een immateriële schadevergoeding op zijn plaats omdat als gevolg van zijn onterechte ontslag zijn goede naam is aangetast en de verstandhouding met zijn collega’s is bekoeld.
5.14.
NVS vindt dat voor zover een billijke vergoeding wordt toegewezen deze (nagenoeg) op nihil moet worden gesteld. NVS heeft ook nog verzocht om, gelet op de late motivering van de hoogte van de billijke vergoeding, een akte te mogen nemen. De kantonrechter ziet daartoe echter geen aanleiding, gelet op het ter zitting gevoerde uitgebreide verweer.
5.15.
Ter zitting is aan de orde gekomen dat partijen op persoonlijk vlak goed met elkaar overweg konden maar in het verleden regelmatig gesprekken met elkaar hebben gevoerd om hun frustraties over en weer te uiten, laatstelijk op 29 april 2022. [verzoeker] heeft verklaard dat hij destijds heeft gezegd dat hij zijn huis wilde verkopen en de overwaarde daarvan wilde gebruiken als startkapitaal om als ZZP’er aan de slag te gaan. De kantonrechter acht het dan ook niet aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst nog heel lang zou hebben voortgeduurd. Daar komt bij dat de kantonrechter het waarschijnlijk acht dat als NVS ervoor had gekozen rond de tijd van het ontslag op staande voet een ontbindingsverzoek in te dienen in plaats van [verzoeker] op staande voet te ontslaan, dat ontbindingsverzoek zou zijn toegewezen (bijvoorbeeld op de e-, g- of i-grond). Veel langer dan tot 1 januari 2023 zou het dienstverband naar alle waarschijnlijkheid niet hebben geduurd.
5.16.
Tijdens de zitting is ook aan de orde gekomen dat [verzoeker] per 1 oktober 2022 een WW-uitkering ontvangt. In dat kader heeft (de gemachtigde van) [verzoeker] opgemerkt dat de berekening van de billijke vergoeding pas kort voor de zitting is ingebracht omdat er veranderingen kunnen plaatsvinden. In dat kader heeft (de gemachtigde van) [verzoeker] zelf het standpunt ingenomen dat de WW-uitkering bij de berekening van de billijke vergoeding moet worden betrokken.
5.17
De kantonrechter vindt alles overwegend dat een billijke vergoeding van € 2.896,- bruto passend is. Daarmee zal [verzoeker] – om en nabij – gedurende drie maanden zijn WW uitkering kunnen aanvullen tot het salaris dat hij bij NVS ontving.
5.17.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om bij de berekening van een billijke vergoeding een immateriële schadevergoeding toe te kennen. Het standpunt van [verzoeker] dat hij immateriële schade heeft geleden is onvoldoende onderbouwd om een dergelijke vergoeding toe te kunnen kennen.
Transitievergoeding
5.18.
Het verzoek om NVS te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. NVS heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd en [verzoeker] heeft daarin berust zodat, tenzij sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verzoeker] , de transitievergoeding verschuldigd is. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Dat betekent dat NVS de transitievergoeding verschuldigd is en dat NVS zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 5.132,70 bruto. Dit is het bedrag wat door [verzoeker] is verzocht en NVS heeft tegen de hoogte van dat bedrag geen verweer gevoerd.
Proceskosten
5.19.
Omdat NVS [verzoeker] ten onrechte op staande voet heeft ontslagen, moet NVS de proceskosten betalen. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] worden vastgesteld op € 747,-.
Het tegenverzoek
Gefixeerde schadevergoeding
5.20.
Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven wordt het verzoek van NVS om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW afgewezen.
Voorwaardelijk ontbindingsverzoek
5.21.
Zoals hiervoor is overwogen hoeft het voorwaardelijk tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet te worden beoordeeld, omdat [verzoeker] berust in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Schadevergoeding
5.22.
Ten slotte heeft NVS verzocht [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding in verband met door [verzoeker] veroorzaakte schade aan een door NVS gehuurde (bedrijfs)auto. Ter zitting is namens [verzoeker] verklaard dat deze schade niet betwist wordt en dat hij bereid is de schade te vergoeden. [verzoeker] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling aan NVS van € 2.000,- hetgeen een netto bedrag is.
Proceskosten
5.23.
Gelet op de uitkomst van de zaak wordt bepaald dat partijen ieder hun eigen proceskosten in het tegenverzoek dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
veroordeelt NVS om aan [verzoeker] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen ter hoogte van het loon over de periode 26 augustus tot en met 30 september 2022, onder verrekening van het teveel betaalde loon over augustus 2022 zoals overwogen onder 5.10.;
6.2.
veroordeelt NVS om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen ter hoogte van € 2.896,- bruto;
6.3.
veroordeelt NVS om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen ter hoogte van € 5.132,70 bruto;
6.4.
veroordeelt NVS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 747,00 ;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
het tegenverzoek
6.6.
veroordeelt [verzoeker] om aan NVS een schadevergoeding te betalen van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 dagen na deze beschikking tot aan de dag van de gehele betaling;
6.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.8.
wijst het meer of anders verzochte af;
het verzoek en het tegenverzoek
6.8.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gewezen door mr. P.A. Charbon, kantonrechter en op 8 december 2022 in het openbaar uitgesproken door mr. […] in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter