Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift ter behandeling van een deelgeschil ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv), ingekomen op 5 juli 2022, met producties 1-13;
- het verweerschrift ex artikel 1019w Rv met producties 1-8;
- de mondelinge behandeling en de aansluitende zitting ter plaatse van de val hebben plaatsgevonden op 20 september 2022. Verschenen zijn [verzoekster] , bijgestaan door mr. Daman voornoemd, en mevrouw [naam 1] , juridisch adviseur bij de Facilicom Group, de moedermaatschappij van Trigion, en mevrouw [naam 2] , extern ad interim human resource business partner, bijgestaan door mr. Breugelmans-Tanis voornoemd.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
4.6. De werknemer die op grond van artikel 7:658 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek schadevergoeding vordert, zoals hier het geval is, moet stellen en zo nodig bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de werkgever. [2] Daarbij geldt dat niet van de werknemer kan worden verlangd dat hij ook aantoont hoe het ongeval zich heeft toegedragen of wat de oorzaak ervan is. Het is in beginsel ook aan de werknemer om te stellen en zo nodig te bewijzen dat een oorzakelijk verband bestaat tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd en de uitoefening van de werkzaamheden.
€ 8.697,18.
5.De beslissing
18 oktober 2022. [4]