Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
5 augustus 2022, schriftelijk de wraking verzocht van de voorzieningenrechter in de zaak met zaaknummer HAA 22/3250 (de hoofdzaak), welke zaak aanhangig was bij de afdeling Bestuursrecht van deze rechtbank. De hoofdzaak heeft betrekking op een geschil tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De voorzieningenrechter heeft het namens verzoeker ingediende verzoek om een voorlopige voorziening te treffen op 28 juli 2022 op zitting behandeld. Verzoeker was hierbij niet aanwezig, wel aanwezig was zijn gemachtigde mr. K.J. de Vaan. De uitspraak in die voorlopige voorziening is op 5 augustus 2022 om 7:54 uur alvast per e-mailbericht aan partijen verzonden en diezelfde dag ook per (aangetekende) post. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen omdat er geen redelijke kans is dat het bezwaar van verzoeker slaagt.
2.De ontvankelijkheid van verzoeker in het wrakingsverzoek
6 juli 2022 waarin de rechtbank een nadere onderbouwing van het spoedeisend belang verlangt én vanwege de gang van zaken vóór de zitting van 28 juli 2022. Voor zover deze gronden al kunnen leiden tot een toewijzing van het wrakingsverzoek, is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker het wrakingsverzoek te laat heeft gedaan. De wrakingsgronden zijn namelijk gestoeld op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan ruim voor de zitting van 28 juli 2022. Verzoeker was dus ver voor de zitting bekend met de feiten of omstandigheden welke naar zijn visie een grond voor de wraking vormden. Het had op de weg van verzoeker gelegen om in ieder geval uiterlijk op de zitting zijn wrakingsverzoek te doen. Nu hij dit pas op 5 augustus 2022, een week na de zitting, heeft gedaan, is zijn wrakingsverzoek te laat.