Op 6 december 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekers, waaronder [Verzoeker 1], [verzoeker 2] en [verzoeker 3]. Het verzoek was gericht tegen mr. M.H. Affourtit-Kramer, de rechter in de aanhangige bestuursrechtelijke zaken. Verzoekers stelden dat de rechter een schijn van partijdigheid had gewekt en niet objectief kon oordelen over de hoofdzaken. Ze voerden aan dat de rechtbank hen niet deugdelijke motivering had gegeven voor het afwijzen van hun verzoeken en dat hun belangen ernstig geschaad waren. De rechter heeft echter aangegeven dat het wrakingsverzoek niet onverwijld was ingediend, aangezien verzoekers al eerder om een versnelde behandeling hadden gevraagd en het verzoek om wraking pas een uur voor de zitting werd ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat een procesbeslissing in beginsel geen grond voor wraking kan vormen en dat het verzoek kennelijk ongegrond was. De wrakingskamer wees erop dat indien het verzoek gericht is tegen het hele college van rechters, dit zonder behandeling ter zitting kan worden afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.