ECLI:NL:RBNHO:2022:12387

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
C/15/329104 HA RK 22/104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, geen verkapt rechtsmiddel

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2022 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. M.C. van Rijn, ingediend door de verzoeker via zijn gemachtigde. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de kantonrechter in een aanhangige civiele zaak. De wrakingskamer heeft besloten geen mondelinge behandeling van het verzoek te plannen en heeft direct uitspraak gedaan.

De verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek verschillende onzorgvuldigheden in de procedure aangevoerd, waaronder het niet behandelen van de niet-ontvankelijkheidsverklaring van de verzetdagvaarding en de onbevoegdheid van de kantonrechter. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat deze punten geen gronden voor wraking vormen, maar eerder standpunten van de verzoeker zijn. Volgens de wrakingskamer zijn er geen feiten of omstandigheden aangevoerd die grond geven voor de wraking, en is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat wraking geen verkapt rechtsmiddel is en dat verzoeker, indien hij het niet eens is met de beslissing van de kantonrechter, dit kan aanvechten in hoger beroep. De wrakingskamer heeft geen inhoudelijke behandeling van het verzoek kunnen doen, omdat er geen wrakingsgronden zijn aangevoerd. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer,
locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/329104 HA RK 22/104
Beslissing van 21 juni 2022
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
gemachtigde: [gemachtigde]
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M.C. van Rijn,
kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft bij e-mailbericht van zijn gemachtigde van 20 juni 2022 in de bij de civiele sectie (afdeling kanton) aanhangige zaak met zaaknummer 9733001 / CV EXPL 22-1198 (de hoofdzaak) de kantonrechter gewraakt.
1.2.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van dit verzoek en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In de hoofdzaak heeft op 14 juni 2022 een mondelinge behandeling van de verzetdagvaarding plaatsgevonden. In zijn wrakingsverzoek voert verzoeker aan dat hem naast “alle onzorgvuldigheden in het proces” een aantal zaken is opgevallen:
  • De niet-ontvankelijkheidsverklaring van de verzetdagvaarding is niet ter zitting behandeld
  • De kantonrechter achtte een foutief vermeld zaaknummer in de verzetdagvaarding geen probleem
  • De kantonrechter deelde mee zich absoluut onbevoegd te achten om op de vordering te beslissen
  • De kantonrechter heeft ter zitting meegedeeld op de vordering tot uitvoerbaarheid bij voorraad in het vonnis te beslissen
  • De kantonrechter gaat mee in het verhaal van de raadsvrouw van de wederpartij dat de partner van gedaagde geen deel uitmaakt van de nalatenschap
  • De kantonrechter en/of de rechtbank heeft meerdere steken laten vallen in deze procedure. Zo is het verzoek tot niet-ontvankelijk verklaren van de verzetdagvaarding niet naar de wederpartij gestuurd.
2.2.
Ingevolge artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die grond geven voor de wraking aan de verzoeker bekend zijn geworden. In een wrakingsverzoek moeten ook de gronden van wraking worden aangevoerd. De hiervoor onder 2.1 genoemde zaken zijn echter geen wrakingsgronden. Het zijn standpunten van verzoeker.
2.3.
Voor zover het verzoek zich richt tegen procesbeslissingen van de kantonrechter, levert dat ook geen grond voor wraking op. Dat is inmiddels vaste rechtspraak sinds de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018. [1] Indien verzoeker het met de beslissing van de rechter niet eens is, kan hij dat na een eventueel in te stellen hoger beroep ter toetsing voorleggen aan de rechter die er dan over beslist. Wraking is geen verkapt rechtsmiddel; aan de wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van (tussen)beslissingen van de kantonrechter.
2.4.
Er zijn naar het oordeel van de wrakingskamer dus geen wrakingsgronden aangevoerd door verzoeker. Het verzoek tot wraking zal daarom kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek komt de wrakingskamer niet toe.

3.Beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de wederpartij in de hoofdzaak en de rechter een afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
bepaalt dat de zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op 21 juni 2022 en beveelt daartoe de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de teamvoorzitter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, afdeling Handel, Kanton & Bewind.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. J. Gisolf en mr. D.D.M. Hazeu, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Kliffen-Goos, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.