ECLI:NL:RBNHO:2022:12380

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10120603 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeerslichtschending

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een rood verkeerslicht. Betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene de zaak voorgelegd aan de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 december 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig. De officier van justitie handhaafde zijn standpunt en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond. Betrokkene betwistte de beslissing van de officier van justitie en voerde aan dat de pleeglocatie in het proces-verbaal onjuist was vermeld. De kantonrechter oordeelde dat de inleidende beschikking voldoende gegevens bevatte om de gedraging te individualiseren en dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat de informatie onvoldoende was. De kantonrechter verwierp het verweer van betrokkene en concludeerde dat de gedraging voldoende was komen vast te staan.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af, omdat het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10120603 \ WM VERZ 22-867
CJIB-nummer : 246165754
Uitspraakdatum : 8 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Bezwaartegenverkeersboetes.nl

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 december 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“(…) Bij de kruising Provincialeweg met de Lepelaar te Hoorn stopte ik voor het rode verkeerslicht. Ik kwam vanuit de richting Enkhuizen. Ik stond op de rechterrijstrook voor rechtdoor. Ik zag dat er op dat moment het kruisende verkeer groen had. Ik zag dat er een vrouw op de fiets vanaf het fietspad aan de Lepelaarzijde de Provincialeweg overstak. Ik zag links van mij een voertuig aankomen naderen. Dit voertuig kwam ook uit de richting van Enkhuizen. Dit voertuig reed op de linker rijbaan voor rechtdoor. Ik zag dat de verkeerslichten voor rechtdoor al zeker vijf (5) seconden op rood stonden. Ik zag dat het voertuig links van mij met snelheid kwam aanrijden. Ik zag dat het voertuig op het laatste moment vol in de remmen ging om voor de vrouw op de fiets te stoppen. Ik zag dat toen de vrouw overgestoken was, het voertuig links van mij alsnog door het rode verkeerslicht reed. Op dat moment was het rode verkeerslicht al zeker tien (10) seconden p rood. Ik stond als voorste voertuig op de rechterrijstrook voor het verkeerslicht. Ik had dus vrij zicht op de kruising en de verkeerslichten. (…)”
Voor de zitting heeft vertegenwoordiger van de officier van justitie een tweede aanvullend proces-verbaal overgelegd. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“(…) Invoerfout anderszins.
Foutieve gegevens: Pleeglocatie. In het pv staat kruising: Provincialeweg met de lepelaar te Hoorn.
Juiste gegevens: kruising Provincialeweg met de Spaarneweg te Hoorn. (…)”
Uitgangspunt in zaken betreffende de Wahv dat de inleidende beschikking ten aanzien van het kenteken van het voertuig, de aard, plaats en tijd van de gedraging voldoende gegevens bevat om de gedraging waarop de beschikking betrekking heeft te individualiseren (vgl. onder meer het arrest van het hof Leeuwarden van 26 januari 2005, ECLI:NL:GHLEE:2005:AS8373). Daar is in het onderhavige geval aan voldaan. Niet aannemelijk is gemaakt dat de inleidende beschikking onvoldoende informatie bevat om de gedraging waarop de sanctie betrekking heeft te individualiseren. De kantonrechter verwerpt het verweer dat de gedraging niet voldoende individualiseerbaar is. Uit het zaakoverzicht blijkt dat het gaat om de Provincialeweg kruising met de Lepelaar te Hoorn. Gelet daarop en gelet op de aanvullende verklaring van de verbalisant moet en kon het betrokkene duidelijk zijn om welke gedraging het gaat en op welke locatie. Dat de pleeglocatie, zoals gemachtigde stelt, pas na twee jaar duidelijk is geworden volgt de kantonrechter niet. Betrokkene kon op basis van de informatie uit het zaakoverzicht en het aanvullend proces-verbaal de pleeglocatie eenvoudig achterhalen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een enkele ontkenning is onvoldoende. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: