In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het rechts inhalen, wat in strijd is met de verkeersregels. De procedure begon toen de betrokkene tegen de opgelegde boete in beroep ging bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 december 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig.
De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld, waarbij de betrokkene in de drukke avondspits rechts inhaalde, wat niet is toegestaan volgens artikel 11 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De betrokkene voerde aan dat er sprake was van een file, wat een uitzondering zou kunnen zijn op de hoofdregel dat inhalen links geschiedt. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de betrokkene niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake was van een file. De snelheid van het verkeer was te hoog om van langzaam rijdend verkeer te spreken.
De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.