ECLI:NL:RBNHO:2022:12321

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
9898618 WM VERZ 22-1207
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens verkeersvoorschriften met onduidelijke bebording

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een vermeende overtreding van de verkeersvoorschriften, waarbij betrokkene 5 km per uur te hard zou hebben gereden binnen de bebouwde kom. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 26 augustus 2022 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie betoogd dat er een bord H1 aanwezig was op de rijroute van betrokkene, wat betekende dat hij zich binnen de bebouwde kom bevond en niet harder dan 50 km per uur mocht rijden. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn standpunt schouwrapporten en printscreens van Google Maps overgelegd, maar de kantonrechter oordeelde dat de tijd tussen de vermeende gedraging en de schouwrapporten te groot was om de aanwezigheid van het bord op het moment van de gedraging te bevestigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de bebording in orde was op het moment van de gedraging, waardoor de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep van betrokkene is gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de proceskosten zijn vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9898618 \ WM VERZ 22-1207
CJIB-nummer : 237399847
Uitspraakdatum : 9 september 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : [gemachtigde].

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 augustus 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is [gemachtigde] verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 5 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de boete is opgelegd, is verricht.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat door een op de rijroute geplaatst bord H1 betrokkene had kunnen en moeten weten dat hij zich binnen de bebouwde kom bevond, en dat hij daardoor niet harder dan 50 km per uur mocht rijden. Vast staat dat de gedraging vastgelegd is met een camera, en dat er aldus geen verbalisant ter plaatse was om de bebording te controleren. Ter onderbouwing van het standpunt dat bord H1 wél aanwezig was op de rijroute van betrokkene, heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie ter zitting twee schouwrapporten overgelegd, gedateerd op 7 juli 2020 en 23 juli 2021, en twee printscreens van Google Maps, gedateerd op juli 2020 en november 2021.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in haar arrest van 7 februari 2022 (vindplaats: ECLI:NL:GHARL:2022:900) herhaald dat voor het vaststellen van de aanwezigheid van een bord H1 op de gevolgde rijroute moet blijken dat:
  • op enig moment vóór de vermeende gedraging een bord is geplaatst;
  • op enig moment ná de vermeende gedraging dat bord nog aanwezig was, en
  • na verificatie van daarvoor beschikbare bronnen is gebleken dat dit bord in de tussentijd niet is verwijderd of vervangen.
De gedraging is op 23 oktober 2020 door de verbalisant vastgesteld. Vast staat daardoor dat schouw van het bord meer dan drie maanden vóór de vermeende gedraging, en 9 maanden ná de vermeende gedraging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter stelt voorts vast dat de printscreens van Google Maps van 3 maanden vóór, en 13 maanden ná de vermeende gedraging dateren. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting voorts verklaard dat haar geen meldingen of incidenten bekend zijn waaruit zou kunnen blijken dat de bebording er op het moment van de gedraging niet heeft gestaan, en heeft gevraagd om aanhouding van de zaak als zou blijken dat er een verklaring van de wegbeheerder hierover ingebracht zou moeten worden.
De kantonrechter is – in lijn met voorgaande uitspraak van het gerechtshof – van oordeel dat onvoldoende blijkt dat de bebording in orde is geweest op het moment van de gedraging. De tijd tussen de vermeende gedraging en de schouwrapporten c.q. Google Maps printscreens zijn daarvoor te ruim. Zij ziet voorts ook geen aanleiding om in deze stand van de procedure de zaak aan te houden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen voor het overleggen van de nadere stukken. Nu daarom niet vaststaat of de gedraging is verricht, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De kantonrechter ziet aanleiding om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift bij de officier van justitie en bij de kantonrechter ingediend, is door de officier van justitie gehoord en aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling van de zaak door de kantonrechter. Per proceshandeling wordt 1 punt toegekend, behalve voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie. Hiervoor wordt een 0,5 punt toegekend.
De waarde van een procespunt voor de fase in beroep bij de kantonrechter is € 759,00. De waardering per punt voor de proceshandelingen in de fase van het administratief beroep is € 541,00. Aangezien de aard van de procedure licht is zal een wegingsfactor van 0,5 worden toegepast. De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van
(1,5 X € 541,00 = € 811,50) + (2 X € 759,00 = € 1.518,00) = € 2.329,50 X 0,5 = € 1.164,75.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het betalen van de proceskostenvergoeding aan gemachtigde, ad € 1.164,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: