ECLI:NL:GHARL:2022:900

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
Wahv 200.283.089/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Werdmüller von Elgg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs van aanwezigheid verkeersbord H1

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B. de Jong, heeft de gedraging betwist, stellende dat er geen H1-bord was gepasseerd, waardoor de maximumsnelheid van 50 km/h niet van toepassing zou zijn. De gedraging vond plaats op 19 augustus 2019 op de N207 Henegouwerweg, waar de betrokkene met een snelheid van 74 km/h werd geflitst.

Het hof heeft vastgesteld dat voor de vaststelling van de gedraging moet worden aangetoond dat het H1-bord op de juiste momenten aanwezig was. De advocaat-generaal heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een Google Maps-uitdraai en een schouwrapport, maar het hof oordeelt dat deze stukken niet voldoende zijn om te concluderen dat het bord H1 op het moment van de gedraging aanwezig was. Het hof concludeert dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven, omdat niet is aangetoond dat de betrokkene de gedraging heeft verricht zoals ten laste gelegd.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep gegrond verklaard en de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.544,25. Dit arrest is gewezen door mr. J. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. M. Werdmüller von Elgg als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.283.089/01
CJIB-nummer
: 228041632
Uitspraak d.d.
: 7 februari 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 10 juli 2020, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 241,- voor: “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 24 km/h”. Deze gedraging zou zijn verricht op 19 augustus 2019 om 6.35 uur op de N207 Henegouwerweg ter hoogte van hectometerpaal 24.1 in Waddinxveen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. Namens de betrokkene wordt de gedraging betwist. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene geen H1-bord is gepasseerd, zodat niet kan worden uitgegaan van een maximumsnelheid van 50 km/h. De betrokkene is vanuit Gouda de N207 opgereden.
3. In het zaakoverzicht dat zich in het dossier bevindt staat dat de gedraging geautomatiseerd is geconstateerd door middel van radarapparatuur in combinatie met een flitspaal, dat de maximum snelheid ter plaatse 50 km/h bedraagt en dat de gedraging plaatsvond binnen de bebouwde kom.
4. De betrokkene wordt verweten te hebben gehandeld in strijd met artikel 20, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) dat bepaalt dat de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom 50 km/h bedraagt. Het begin van de bebouwde kom wordt aangegeven door middel van een bord H1 van bijlage 1 bij het RVV 1990. Om vast te kunnen stellen dat de gedraging is verricht is niet noodzakelijk dat wordt vastgesteld dat iedere toegangsweg tot de bebouwde kom van een bord H1 is voorzien. Voldoende is dat de toegangsweg waarlangs de bestuurder van het voertuig de bebouwde kom is ingereden is voorzien van een bord H1 (vgl. het arrest van het hof van 28 februari 2020, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:1803).
5. Dit uitgangspunt brengt mee dat een betrokkene die stelt dat deugdelijke bebording ontbrak, moet aangeven welke route de bestuurder heeft afgelegd om zijn bestemming te bereiken (vgl. het arrest van het hof van 9 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:4055). Vervolgens zal uit (nadere) stukken moeten blijken dat op de gevolgde toegangsweg:
( a) op enig moment vóór de vermeende gedraging een bord is geplaatst;
( b) op enig moment ná de vermeende gedraging dat bord nog aanwezig was en
( c) na verificatie van daarvoor beschikbare bronnen is gebleken dat dit bord in de tussentijd niet is verwijderd of vervangen.
6. De gemachtigde heeft (summier) aangegeven welke route de betrokkene zou zijn gereden. De advocaat-generaal heeft in reactie daarop een uitdraai van Google Maps bijgevoegd van de route die de betrokkene ten tijde van de gedraging stelt te hebben gereden. Hierop is te zien op welk punt de betrokkene de N207 is opgereden. Nu de gemachtigde hierop niet meer heeft gereageerd, gaat het hof ervan uit dat dit de route is die de betrokkene heeft gereden om zijn bestemming te bereiken.
7. De advocaat-generaal heeft bij het verweerschrift voorts een uitdraai van Google Maps Street View overgelegd met als opnamedatum van de afbeelding april 2019. Op deze afbeelding is te zien dat op de N207 ter hoogte van de Henegouwerweg aan beide zijden van de weg borden H1 zijn geplaatst. Verder heeft de advocaat-generaal een proces-verbaal van schouw overgelegd, waaruit blijkt dat op 25 mei 2020 op de Henegouwerweg ter hoogte van hectometerpaal 24.1 de bebording A1 is geschouwd en goed bevonden. De advocaat-generaal betoogt dat, nu op de foto behorend bij de schouw te zien dat bord A1 tezamen met het bord H1 is geplaatst, op basis van de foto en de verklaring van de ambtenaar waaruit blijkt dat het bord A1 aanwezig was, kan worden vastgesteld dat op 25 mei 2020, het moment van de schouw, ook het bord H1 aanwezig was. Daarbij merkt de advocaat-generaal dat uit overeenkomend beeldmateriaal van Google Maps Streetview uit 2017, dat eveneens door de advocaat-generaal is overgelegd, kan worden afgeleid dat de foto in het schouwrapport behoort bij de schouw van 25 mei 2020.
8. Het hof is van oordeel dat het dossier niet de voor de vaststelling van de gedraging noodzakelijke informatie bevat dat ten tijde van de gedraging (deugdelijke) bebording H1 aanwezig was. Uit de door de advocaat-generaal ingebrachte uitdraai van Google Maps Street View van april 2019 blijkt wel dat op enig moment vóór de vermeende gedraging een bord H1 was geplaatst, maar dat op enig moment ná de vermeende gedraging het bord H1 nog aanwezig was, is niet gebleken. Het schouwrapport van 25 mei 2020 betreft de bebording A1 en niet de bebording H1. De passage waarin is aangegeven dat de bebouwde kom middels borden conform model H1 van bijlage 1 van het RVV 1990 is aangegeven, is niet aangekruist. Dat de door de advocaat-generaal genoemde foto bij die schouw behoort is niet aannemelijk gemaakt. In het schouwrapport wordt geen melding gemaakt van gemaakte foto's en de foto vermeldt geen opnamedatum. Tot slot blijkt niet dat geverifieerd is dat het bord in de tussentijd niet is verwijderd of vervangen. De enkele opmerking in het verweerschrift dat dit niet gebleken is, is daartoe niet voldoende. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
9. Het voorgaande brengt mee dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. Het hof zal beslissen als hierna vermeld.
10. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het via een telefonische verbinding bijwonen van de zitting van de kantonrechter en het indienen van het hoger beroepschrift dienen in totaal vier punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 541,- en voor het (hoger) beroep € 759,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.544,25 (= 1,5 x € 541,- x 0,5 + 3 x € 759,- x 0,5).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.544,25.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Werdmüller von Elgg als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.