ECLI:NL:RBNHO:2022:123

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
9517141 \ AO VERZ 21-107 en 9522918 \ AO VERZ 21-109
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een docent wegens vermeend meenemen van schooleigendommen; beoordeling van de rechtsgeldigheid van het ontslag en toekenning van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, een docent, en zijn werkgever, Stichting Dunamare Onderwijsgroep. De werknemer was op staande voet ontslagen omdat hij schooleigendommen zou hebben meegenomen zonder toestemming. De werknemer betoogde dat het ging om afvalmateriaal en dat het ontslag niet rechtsgeldig was. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat het een te zware sanctie was gezien de omstandigheden van het geval. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer om een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe, maar wees het verzoek om een billijke vergoeding af, omdat de overige vergoedingen voldoende compensatie boden voor de gevolgen van het onterechte ontslag. De kantonrechter benadrukte dat ontslag op staande voet een ultimum remedium is en dat de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en gezondheid, in de beoordeling moesten worden meegenomen. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, maar niet tot een billijke vergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9517141 \ AO VERZ 21-107
Zaaknr./rolnr.: 9522918 \ AO VERZ 21-109
Uitspraakdatum: 18 januari 2022
Beschikking in de zaak van:
[werknemer],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij in de zaak met zaaknummer 9517141
verwerende partij in de zaak met zaaknummer 9522918
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. M.M. van Breet
tegen
Stichting Dunamare Onderwijsgroep,
gevestigd te Haarlem
verwerende partij in de zaak met zaaknummer 9517141
verzoekende partij in de zaak met zaaknummer 9522918
verder te noemen: Dunamare
gemachtigde: mr. M.G. Hofman
de zaak in het kort
[school] heeft een docent techniek op staande voet ontslagen omdat hij schooleigendommen heeft meegenomen en daarover niet transparant is geweest. Volgens de werknemer was sprake van afvalmateriaal. De kantonrechter vindt het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig, omdat het gelet op de omstandigheden van het geval een te zware sanctie is. De verzoeken van de werknemer om toekenning van de transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging worden toegewezen. De werkgever hoeft geen billijke vergoeding te betalen, omdat de overige vergoedingen de werknemer voldoende compenseren voor de gevolgen van het onterechte ontslag op staande voet.

1.Het procesverloop

1.1.
In de zaak met zaaknummer 9517141 heeft [werknemer] primair een verzoek gedaan om het ontslag op staande voet te vernietigen en om Dunamare te veroordelen tot betaling van zijn salaris vanaf 2 september 2021. Subsidiair heeft [werknemer] verzocht om Dunamare te veroordelen tot het betalen van de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Dunamare heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
In de zaak met zaaknummer 9522918 heeft Dunamare een verzoek gedaan om aan haar een gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW toe te kennen. [werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Op 21 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Dunamare bij brief van 15 december 2021 nog aanvullende producties toegezonden. Aan het einde van de zitting heeft [werknemer] te kennen gegeven dat hij zijn primaire verzoek laat vallen, waardoor uitsluitend op het subsidiaire verzoek van [werknemer] zal worden beslist.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1958] (63 jaar), is op 1 augustus 2007 in dienst getreden bij Dunamare. [werknemer] was laatstelijk werkzaam op [naam school] (hierna: [de school] ) in de functie van Docent LB, met een bruto maandsalaris van € 4.301,- exclusief emolumenten.
2.2.
[de school] is onderdeel van Dunamare. Dunamare is een onderwijsgroep voor scholen in het voortgezet onderwijs in de regio Haarlem, Velsen en Haarlemmermeer. [de school] is een school voor technisch en maritiem beroepsonderwijs. [de school] maakt gebruik van een aantal garageboxen waarin (les)materiaal wordt opgeslagen.
2.3.
In 2014 heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche op verzoek van Dunamare een onderzoek uitgevoerd binnen [de school] . Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de toenmalig directeur van [de school] op 24 juni 2021 een e-mailbericht gestuurd naar alle medewerkers getiteld: ‘Afspraken bedrijfsvoering’. In de mail stond – voor zover relevant – :
“Gebruik garageboxen stopt m.i.v. 1 september, voor die tijd privé spullen uit de garage halen (…) Vanaf nu geen privé gebruik van materialen.”
2.4.
Dunamare heeft [werknemer] toestemming gegeven om in de zomervakantie een oven op te halen uit de garagebox van de onderbouw op het schoolterrein. Op 3 augustus 2021 is [werknemer] met zijn auto met aanhangwagen naar de garagebox bij het schoolterrein van [de school] gereden. Vervolgens heeft [werknemer] de oven, hout en 4 of 5 zinken platen uit de garagebox gehaald, in de auto en de aanhangwagen geladen en meegenomen naar zijn huisadres.
2.5.
Op 26 augustus 2021 hebben de directeur van [de school] en de teamleider/directielid van [de school] hierover met [werknemer] gesproken. In het gespreksverslag dat door [werknemer] is ondertekend, staat:
“ [directeur][ktr: directeur [de school] ]
vertelt aan [werknemer][ktr: [werknemer] ]
dat hij heeft vernomen dat [werknemer] in de zomervakantie met een auto en aanhangwagen op het schoolterrein is geweest en dat hij spullen uit een garagebox (de opslag van de sectie techniek onderbouw) heeft gehaald. [werknemer] bevestigt dat hij dat inderdaad heeft gedaan en dat het ging om materialen die voor de school geen waarde meer hadden;
  • Geperst houtafval voor de openhaard.
  • Een oude oven.
  • Gebruikte en flink beschadigde houten panelen van elektrotechniek.
Aan het einde van het gesprek heeft [directeur] gevraagd of er alleen houten platen zijn meegenomen. [werknemer] gaf daarop aan dat er ook iets van metaal bij zat. Het ging volgens [werknemer] om stukjes geoxideerd oud ijzer, afvalmateriaal dat niet meer bruikbaar is de lessen.
[directeur] brengt onder de aandacht dat,
Als [werknemer] spullen in de zomervakantie wil ophalen, dat hij dat dan altijd eerst met de schoolleiding moet bespreken.
Garageboxen niet zijn bedoeld voor privé-gebruik.
We hebben afgesproken dat we in de loop van dit schooljaar de garageboxen gaan opruimen.”
2.6.
Op 31 augustus 2021 heeft er een tweede gesprek plaatsgevonden. [werknemer] is na afloop van dit gesprek geschorst. In de schorsingsbrief staat:
“Op donderdag 26 augustus 2021 hebben [voornaam] en ik met jou gesproken over een signaal inhoudende dat jij in de zomervakantie met een auto en aanhangwagen op het schoolterrein bent geweest en dat jij spullen uit een garagebox (de opslag van de sectie techniek onderbouw) zou hebben gehaald. Jij bevestigde dit, maar gaf tegelijkertijd aan dat het ging om afvalmateriaal, namelijk wat hout, een oude oven en stukjes verroest ijzer. Het verslag van dit gesprek heb je ondertekend. Na ons gesprek heb ik de videobeelden van dit voorval opgevraagd en geraadpleegd. Mij is gebleken dat het voorval heeft plaatsgevonden op dinsdag 3 augustus 2021, tussen 9.00 en 09.30 uur, of omstreeks die tijd. Op deze videobeelden valt te zien dat jij allerlei materialen uit de garagebox inlaadt en meeneemt, en dat je vervolgens het terrein verlaat. Onder deze materialen bevinden zich ook andere materialen dan het door jou genoemde afvalmateriaal, in het bijzonder meerdere grote metaalachtige platen. Vanochtend hebben we jou geconfronteerd met deze videobeelden. Je vertelde daarop dat je niet meer precies wist wat je hebt meegenomen, maar dat je nog weet dat het geen metaal was en dat het ook niet om hele platen ging. Volgens jou was het iets met een laagje eroverheen, wit uitgeslagen en waarschijnlijk geoxideerd. Je gaf verder aan dat het slechts om één plaat ging, die sowieso niet meer te gebruiken was voor de lessen.”
2.7.
Op 2 september 2021 is [werknemer] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief:
“De in deze brief opgenomen feiten en omstandigheden vormen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, voldoende dringende reden(en) als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) om uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. In het bijzonder is sprake van zodanige daden, eigenschappen en/of gedragingen die ten gevolge hebben dat van ons redelijkerwijs niet kan worden gevergd uw arbeidsovereenkomst te laten voortduren (art. 7:678 lid 1 BW) en voorts constateren wij dat u zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven waardoor u ons vertrouwen onwaardig bent geworden (art. 7:678 lid 2 sub d BW) en dat u ook anderszins grovelijk de plichten hebt veronachtzaamt die de arbeidsovereenkomst u oplegt (art. 7:678 lid 2 sub k BW).”

3.Het verzoek van [werknemer]

3.1.
verzoekt de kantonrechter Dunamare te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 11 BW, ter hoogte van € 18.414,01. Daarnaast heeft [werknemer] het verzoek gedaan Dunamare te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW en een billijke vergoeding ter hoogte van € 280.642,- op grond van artikel 7:681 BW.
3.2.
Aan dit verzoek heeft [werknemer] ten grondslag gelegd – kort weergegeven – dat hij niet rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. Er is geen sprake van een dringende reden; [werknemer] heeft zich niet schuldig gemaakt aan diefstal, hij heeft niets verkeerd gedaan. Het materiaal dat door hem is meegenomen was niet meer te gebruiken en had voor de school geen waarde meer. Ook heeft [werknemer] in de gesprekken op 26 en 31 augustus 2021 niet gelogen over wat hij had meegenomen. De gesprekken waren voor hem, door zijn gehoorproblemen, lastig te volgen en hij werd door de gesprekken overvallen. Daarnaast staat het ontslag niet in verhouding tot de verweten gedragingen. Een oud-collega van [werknemer] heeft in een vergelijkbaar geval slechts een aantekening in zijn personeelsdossier gekregen. Gezien zijn persoonlijke omstandigheden, zijn goede staat van dienst, hoge leeftijd, slechthorendheid en hartproblemen, eenzijdige arbeidsverleden en slechte positie op de arbeidsmarkt, is het ontslag ook niet proportioneel.

4.Het verweer van Dunamare

4.1.
Dunamare verweert zich tegen het verzoek, volgens haar is het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven en moeten de verzoeken van [werknemer] worden afgewezen. Dunamare heeft aangevoerd dat de platen die [werknemer] heeft meegenomen, schooleigendommen waren. Ook waren de platen wel degelijk nog bruikbaar. Zelfs als ze niet meer bruikbaar waren had Dunamare ze alsnog kunnen verkopen aan een opkoper, wat ook regelmatig gebeurt. Daar komt bij dat [werknemer] wist dat het niet was toegestaan om de spullen uit de garagebox mee te nemen. Dit blijkt uit het feit dat hij wél toestemming heeft gevraagd om de oude oven die in de garagebox stond mee te nemen. De situatie met de oud-collega waar [werknemer] naar verwijst had een geheel andere toedracht en was ook langere tijd geleden. Sindsdien heeft er een cultuurveranderingstraject binnen [de school] plaatsgevonden, waarbij duidelijk is gemaakt dat het privégebruik van de garageboxen en het meenemen van materialen niet (meer) is toegestaan. Dit heeft Dunamare ook richting haar medewerkers gecommuniceerd en [werknemer] was hiervan op de hoogte.
4.2.
De verzoeken tot toekenning van een billijke vergoeding, transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging moeten volgens Dunamare afgewezen worden, omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Voor zover wordt geoordeeld dat dat niet zo is, heeft [werknemer] ernstig verwijtbaar gehandeld, zodat geen recht bestaat op een transitievergoeding. Ten aanzien van de verzochte billijke vergoeding voert Dunamare aan dat het verzochte bedrag nauwelijks is onderbouwd en dat er geen rekening is gehouden met de WW-rechten van [werknemer] . Verder heeft [werknemer] geen reputatieschade geleden en zou de arbeidsovereenkomst als Dunamare [werknemer] niet op staande voet had ontslagen, ook niet tot de AOW-datum hebben geduurd. De transitievergoeding, voor zover [werknemer] daar wel recht op zou hebben, moet in mindering te worden gebracht op de eventueel toe te wijzen billijke vergoeding.

5.Het verzoek en het tegenverzoek van Dunamare

5.1.
Dunamare verzoekt de kantonrechter [werknemer] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW ter hoogte van
€ 14.961,93, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 september 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, en de proceskosten.
5.2.
Aan haar verzoek legt Dunamare ten grondslag dat zij [werknemer] terecht op staande voet heeft ontslagen wegens diefstal. Het meenemen van schooleigendommen is nooit door Dunamare toegestaan of gedoogd. Enkele jaren geleden heeft Dunamare hier juist uitgebreid aandacht aan besteed door middel van een onderzoek door een particulier recherchebureau en het nemen van disciplinaire maatregelen ten opzichte van meerdere werknemers. [werknemer] was dan ook op de hoogte van het feit dat het niet was toegestaan om zonder toestemming schooleigendommen mee te nemen.
5.3.
In reactie op het (primaire) verzoek van [werknemer] om het ontslag op staande voet te vernietigen, heeft Dunamare een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond, g-grond, h-grond of i-grond. Omdat [werknemer] zijn verzoek om vernietiging heeft ingetrokken en in plaats daarvan betaling van onder andere een billijke vergoeding verzoekt, komt het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van Dunamare niet aan de orde. Het staat immers vast dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd.

6.Het verweer van [werknemer] tegen het verzoek van Dunamare

6.1.
[werknemer] verweert zich tegen het verzoek van Dunamare om [werknemer] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. Hij vindt gelet op de onder 3. omschreven omstandigheden dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven.

7.De beoordeling

7.1.
De verzoeken en tegenverzoeken lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Nu [werknemer] gebruik heeft gemaakt van ‘de switch’ en zijn verzoek om vernietiging van het ontslag op staande voet heeft laten vallen, staat vast dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd per 2 september 2021. Daarmee hoeft het voorwaardelijk tegenverzoek van Dunamare om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, niet meer te worden behandeld. Het gaat in deze zaak dus nog om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Als het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, komt het verzoek van Dunamare om [werknemer] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding aan de orde. Als het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven, komen de verzoeken van [werknemer] om Dunamare te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging aan de orde.
Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig wegens het ontbreken van een dringende reden
7.2.
De kantonrechter vindt dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 BW ontbreekt. Het ontslag op staande voet is daarom niet rechtsgeldig. Dat wordt als volgt toegelicht.
7.3.
Ontslag op staande voet is een ultimum remedium dat, gelet op de verstrekkende gevolgen, slechts gegeven mag worden als van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer nog langer te laten voortduren. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij moeten ook in de beschouwing worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
7.4.
Vaststaat dat [werknemer] de platen uit de garagebox heeft meegenomen en dat de platen eigendom waren van de school. De kantonrechter vindt dat [werknemer] wist of in ieder geval had moeten weten dat de zinken platen nog gebruikt konden worden op [de school] . De kantonrechter volgt zijn stelling niet dat sprake was van onbruikbaar (afval-)materiaal. Voor zover de platen onbruikbaar waren, wist [werknemer] of had hij moeten weten dat ze nog waarde vertegenwoordigden omdat ze hadden kunnen worden verkocht aan een opkoper. De kantonrechter vindt ook dat [werknemer] niet transparant is geweest over zijn handelen. Gelet op de omvang van de platen (2 meter bij 1 meter, Dunamare heeft een plaat meegenomen naar de zitting) en het gewicht van de platen, heeft [werknemer] door zijn mededeling in het eerste gesprek dat het om stukJES verroest of geoxideerd ijzer ging, en de mededeling in het tweede gesprek dat hij niet meer wist wat hij had meegenomen, geen openheid van zaken gegeven.
7.5.
De kantonrechter vindt echter dat het handelen van [werknemer] niet de (hoge) lat van de dringende reden haalt. Zoals hiervoor is overwogen is ontslag op staande voet een ultimum remedium. Door [werknemer] op staande voet te ontslaan heeft Dunamare [werknemer] met zijn rug tegen de muur gezet, zonder recht op loon of een uitkering. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van [werknemer] , zijn leeftijd, zijn lichamelijke beperking, zijn kansen op de arbeidsmarkt en het functioneren had Dunamare met een minder zware sanctie kunnen reageren.
7.6.
Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, kan de kantonrechter aan [werknemer] op grond van artikel 7:681 BW een billijke vergoeding toekennen. Het verzoek van [werknemer] om dat te doen, wordt omwille van de leesbaarheid van deze beschikking besproken na de beoordeling van overige verzochte vergoedingen.
Dunamare moet aan [werknemer] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging betalen
7.7.
Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Omdat [werknemer] in het ontslag op staande voet heeft berust, betekent dat dat Dunamare de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn heeft opgezegd. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW moet Dunamare dan ook het loon over de opzegtermijn aan [werknemer] betalen. Volgens [werknemer] is het loon over de opzegtermijn (2 september 2021 tot 1 januari 2022) een bedrag van € 18.414,01 bruto. Dunamare heeft dat bedrag niet weersproken. Dunamare zal worden veroordeeld om dat bedrag aan [werknemer] te betalen.
Dunamare moet aan [werknemer] een transitievergoeding betalen omdat [werknemer] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld
7.8.
[werknemer] heeft ook verzocht om Dunamare te veroordelen een transitievergoeding te betalen. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Dunamare heeft met een beroep op dit artikel betaling van de transitievergoeding geweigerd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] , valt bij gebreke aan een dringende reden en de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden niet in te zien dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van [werknemer] . Dat betekent dat Dunamare de transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding.
Dunamare hoeft aan [werknemer] geen billijke vergoeding te betalen
7.9.
Over (de hoogte van) de billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. De billijke vergoeding moet – naar haar aard – in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (
New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft echter geen specifiek punitief karakter en bij het begroten daarvan kan dus geen rol spelen welk bedrag voor de werkgever een ‘bestraffend’ effect heeft.
7.10.
Hiervoor is overwogen dat ontslag op staande voet een te zware sanctie was voor wat [werknemer] heeft gedaan en dat Dunamare had kunnen volstaan met een minder zware sanctie. De kantonrechter vindt dat als Dunamare ontbinding van de arbeidsovereenkomst had gevraagd, dat verzoek had moeten worden toegewezen. Hoewel het handelen van [werknemer] geen dringende reden of ernstig verwijtbaar handelen was, vindt de kantonrechter dat het wel een redelijke grond voor ontbinding had kunnen zijn. De arbeidsovereenkomst had kunnen worden ontbonden op de e-grond, of op de g-grond.
7.11.
Zoals hiervoor is overwogen kan bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding rekening worden gehouden met de gevolgen van het ontslag. Als Dunamare [werknemer] niet op staande voet had ontslagen, maar ontbinding had gevraagd, is het aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2022 was geëindigd. De gevolgen van het onterechte ontslag is dus dat de arbeidsovereenkomst niet per 1 januari 2022, maar per 2 september 2021 is geëindigd en [werknemer] over die periode geen loon heeft ontvangen. Voor die gevolgen wordt [werknemer] echter al gecompenseerd, omdat Dunamare aan hem de vergoeding wegens onregelmatige opzegging moet betalen. Ook de transitievergoeding moet alsnog betaald worden. Gelet op het voorgaande wordt de billijke vergoeding vastgesteld op nihil.
7.12.
De proceskosten komen voor rekening van Dunamare, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. De proceskosten in de zaak van het tegenverzoek worden vastgesteld op nihil.

8.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
8.1.
veroordeelt Dunamare om aan [werknemer] de wettelijke transitievergoeding te betalen;
8.2.
veroordeelt Dunamare om aan [werknemer] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 18.414,01 bruto;
8.3.
veroordeelt Dunamare tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 987,00, te weten:
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 747,00
8.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
het tegenverzoek
8.5.
wijst de verzoeken af;
8.6.
veroordeelt Dunamare tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 18 januari 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter