ECLI:NL:RBNHO:2022:12276

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
10007101 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens niet-gasdichte uitlaat van bromfiets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een overtreding van artikel 5.6.11 lid 1 van de Regeling voertuigen, waarbij betrokkene als bestuurder van een bromfiets werd betrapt op het rijden met een uitlaat die niet over de gehele lengte gasdicht was. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 7 december 2022 is de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verbalisant betrokkene heeft staande gehouden op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, en dat er geen belemmeringen waren die het gebruik van het terrein door het algemeen verkeer verhinderden. Dit betekent dat de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing was op de locatie waar de overtreding plaatsvond.

De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de uitlaat van de bromfiets over de gehele lengte gasdicht was en dat de boete ongeldig was omdat betrokkene op privéterrein was aangehouden. De kantonrechter oordeelde echter dat de verbalisant terecht had vastgesteld dat de DB killer uit de uitlaat was verwijderd, waardoor deze niet meer voldeed aan de eisen van gasdichtheid. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10007101 \ WM VERZ 22-702
CJIB-nummer : 245706219
Uitspraakdatum : 14 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
[gemachtigde]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 december 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder van een voertuig rijden, terwijl deze niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gemachtigde stelt onder andere dat betrokkene is aangehouden op privéterrein en dat de opgelegde boete daarom ongeldig is. De kantonrechter oordeelt anders. Uit de gegevens in het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant betrokkene heeft staande gehouden op een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Een privé terrein is ook een voor het openbare verkeer openstaande weg (of een daartoe behorend terrein) als er geen feitelijke belemmeringen (zoals een hek of een slagboom) bestaan om het terrein te betreden en door de rechthebbende wordt geduld dat het algemeen verkeer gebruik maakt van het terrein. Uit de gegevens in het zaakoverzicht volgt dat aan deze vereisten is voldaan, zodat de Wegenverkeerswet 1994 ook ten aanzien van de betreffende locatie van toepassing is.
De gemachtigde van betrokkene stelt daarnaast dat de uitlaat van de bromfiets over de gehele lengte gasdicht is en dat betrokkene de brommer nieuw heeft gekocht en deze volledig standaard is, zodat er niets aan mankeert. Volgens de gemachtigde heeft een uitlaat altijd een uitgang nodig aan de achterzijde en kan die dus niet volledig gasdicht zijn. De gemachtigde denkt dat misschien bedoeld wordt dat de brommer mogelijk teveel geluid maakt, maar dat is niet gemeten. De kantonrechter oordeelt als volgt.
De gegevens waarop de verbalisant zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik, verbalisant, zag dat de DB killer uit de uitlaat was verwijderd. Hierdoor is de uitlaat niet over de gehele lengte gasdicht. En voldoet niet aan de eisen.”Betrokkene is staande gehouden en heeft verklaard:
“Geen idee eigenlijk.”
De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 5.6.11 lid 1 van de Regeling voertuigen. Deze bepaling houdt in dat bromfietsen met een verbrandingsmotor moeten zijn voorzien van een uitlaatsysteem dat over de gehele lengte gasdicht is, met uitzondering van de afwateringsgaatjes.
Door de verbalisant is geconstateerd dat de DB killer uit de uitlaat was verwijderd en de uitlaat daardoor niet over de hele lengte gasdicht was. De kantonrechter heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Anders dan de gemachtigde is de kantonrechter van oordeel dat deze demper behoort tot het uitlaatsysteem van de brommer, net zoals het geval is bij een auto waarvoor een soortgelijke bepaling geldt [1] . En als dat deel van de uitlaat ontbreekt, is deze dus niet meer volledig gasdicht. Daarmee kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
Verder is het - anders dan de gemachtigde mogelijk meent - niet verplicht of noodzakelijk om een meetmiddel te gebruiken voor het vaststellen van het gasdicht zijn van de uitlaat. De verbalisant heeft de gedraging visueel geconstateerd en dat is voldoende. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 april 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:3345.