In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een overtreding van artikel 5.6.11 lid 1 van de Regeling voertuigen, waarbij betrokkene als bestuurder van een bromfiets werd betrapt op het rijden met een uitlaat die niet over de gehele lengte gasdicht was. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 7 december 2022 is de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verbalisant betrokkene heeft staande gehouden op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, en dat er geen belemmeringen waren die het gebruik van het terrein door het algemeen verkeer verhinderden. Dit betekent dat de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing was op de locatie waar de overtreding plaatsvond.
De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de uitlaat van de bromfiets over de gehele lengte gasdicht was en dat de boete ongeldig was omdat betrokkene op privéterrein was aangehouden. De kantonrechter oordeelde echter dat de verbalisant terecht had vastgesteld dat de DB killer uit de uitlaat was verwijderd, waardoor deze niet meer voldeed aan de eisen van gasdichtheid. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard.