Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2] ,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het tussenvonnis van deze rechtbank, sectie Handel, van 24 augustus 2022,
- de (eerste) akte houdende wijziging van (grondslag van) eis van [eiser] , met producties,
- de (tweede) akte houdende wijziging van (grondslag van) eis van [eiser] , met producties,
- de mondelinge behandeling van 22 november 2022.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
[eiser](en niet aan zijn broer [broer] ) een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven. Weliswaar heeft [eiser] gesteld dat hij zelf met [gedaagde 1] heeft gesproken, maar dit heeft [gedaagde 1] gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde 1] heeft hij uitsluitend gesproken met [broer] over een mogelijke verkoop van het bedrijfspand, en niet met [eiser] . De naam [eiser] zag [gedaagde 1] voor het eerst in het voorlopig koopcontract. Tegenover deze gemotiveerde betwisting had het op de weg van [eiser] gelegen zijn stelling nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Een onderbouwing volgt ook niet uit de schriftelijke verklaring van de makelaar. De makelaar heeft namelijk alleen verklaard dat hij met "
mijn cliënt [eiser]" met [gedaagde 1] heeft gesproken, maar onduidelijk is of die cliënt [eiser] of zijn broer [broer] is.
mijn cliënt [eiser]" en [gedaagde 1] het "
vervolgens" eens zijn geworden over de koopprijs van het pand. Ook hieruit volgt (slechts) dat [gedaagde 2] weliswaar in beginsel open stond voor een verkoop, maar niet dat [gedaagde 2] instemde met een verkoop aan [eiser] of dat [gedaagde 1] aan [eiser] zou hebben gezegd dat [gedaagde 2] akkoord was met een verkoop aan [eiser] .
6.De beslissing
14 december 2022.