ECLI:NL:RBNHO:2022:12168

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
C/15/330952 / FA RK 22-3777
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en omgangsregeling voor minderjarige kinderen na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de ontbinding van een geregistreerd partnerschap en de zorgregeling voor de minderjarige kinderen van partijen. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. H. Zobuoglu, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. P.J.H. Vinke, verzocht om de hoofdverblijfplaats bij hem te vestigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 2020 bij de man wonen en dat er zorgen zijn over de psychische gesteldheid van de vrouw, die in het verleden slachtoffer is geweest van huiselijk geweld en momenteel in een onzekere woonsituatie verkeert.

De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man bepaald, omdat dit in het belang van de kinderen werd geacht. De vrouw heeft tijd nodig om haar leven op orde te krijgen en de rechtbank oordeelde dat de behoefte van de kinderen aan rust en structuur beter gewaarborgd kan worden bij de man. De rechtbank heeft ook een tijdelijke zorgregeling vastgesteld, waarbij de vrouw de kinderen op maandag uit school kan ophalen tot 17:00 uur. De rechtbank heeft benadrukt dat de vrouw moet meewerken aan hulpverlening en dat de omgang met de kinderen voorlopig onbegeleid zal zijn, totdat er een opvoedondersteuner beschikbaar is.

De rechtbank heeft daarnaast de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken en een voorlopige partnerbijdrage van € 255 per maand vastgesteld. De beslissing over de definitieve zorgregeling en andere verzoeken is aangehouden voor verdere behandeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechter en kan door partijen in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/330952 / FA RK 22-3777
Beschikking d.d. 15 december 2022 betreffende de ontbinding van het geregistreerd partnerschap
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. H. Zobuoglu, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. P.J.H. Vinke, gevestigd te Hoofddorp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw ingekomen op 5 augustus 2022;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 19 oktober 2022;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de man ingekomen op 20 oktober 2022;
- de brief van de Raad van 24 november 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 december 2022.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Zobuoglu, en de man, bijgestaan door mr. Vinke.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [naam A] namens de Raad en [naam B] namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam (hierna: de GI).
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
1.3.
Gelijktijdig met dit verzoek is het verzoek om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] behandeld, bij de rechtbank bekend onder het nummer C/15/333065 / JU RK 22-1603. Bij beschikking van vandaag, 15 december 2022, zijn de kinderen voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan op [datum] te [plaats] .
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats 1] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats 2] .
2.3.
Bij beschikking van 6 september 2022 is als voorlopige voorzieningen bepaald dat:
- de kinderen worden toevertrouwd aan de man;
- de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning;
- de kinderen iedere middag uit school/de peuterspeelzaal bij de vrouw verblijven, op maandag, woensdag en vrijdag tot na het eten en op dinsdag en donderdag tot voor het eten alsmede op zaterdag;
- de man als voorlopige partnerbijdrage aan de vrouw € 255 per maand dient te betalen.
Tevens heeft de rechtbank de Raad verzocht onderzoek te doen en de rechtbank te adviseren in de bodemprocedure over de vraag welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang is van de kinderen en welke zorgregeling het meest in hun belang is.
2.4.
Partijen hebben in samenspraak op 16 september 2022 met de orthopedagoog en de regiebehandelaar jeugd besloten de afspraken aan te passen. De man haalt de kinderen na schooltijd door de week op. Op zaterdag blijft de regeling gehandhaafd van 8.30 tot 17.00 uur. Zo gauw de vrouw voorzien is van eigen woonruimte en werk, zullen partijen opnieuw praten over de zorgregeling en zal besloten worden wat haalbaar is. Er worden nog afspraken gemaakt over de vakanties. Verder is afgesproken dat de kinderen met de vrouw (video)bellen na het eten om 19.00 uur. Gedurende het raadsonderzoek besluit de betrokken hulpverlening om de zorgregeling zoals door de rechter op 6 september 2022 bepaald weer toe te passen.
2.5.
Ontbinding
2.5.1.
Partijen hebben ontbinding van het geregistreerd partnerschap verzocht. Zij hebben gesteld dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht.
2.5.2.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
Door partijen is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. Nu partijen voldoende hebben gemotiveerd dat het voor hen op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
Tussen partijen staat vast dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap is dan ook toewijsbaar.
2.6.
Verblijfplaats
2.6.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal zijn. Ter zitting heeft zij haar verzoek gewijzigd, in die zin dat zij heeft verzocht de beslissing over de hoofdverblijfplaats aan te houden voor een periode van zes maanden.
De vrouw had de uitspraak van de voorzieningenrechter d.d. 6 september 2022 niet verwacht. Ze verbleef tot voor kort bij vrienden -waardoor zij iedere dag 18 kilometer moest fietsen om de kinderen op te halen-, kon daar niet blijven en was zelfs voor korte tijd dakloos. De vrouw huurt sinds een week voor de zitting een kamer bij de buren van de echtelijke woning, waar de man en de kinderen verblijven. De vrouw heeft tijd nodig om haar leven op orde te krijgen. Ze heeft nu drie baantjes en komt nauwelijks rond. Door de zorgregeling kan zij ook geen vaste baan vinden. De vrouw heeft zich aangemeld voor therapie, is met de GI in gesprek over parellel ouderschap en moet financieel zelfstandig worden. De vrouw is jarenlang slachtoffer van huiselijk geweld geweest en is daarin door de hulpverlening niet serieus genomen. De vrouw is het niet eens met de manier waarop zij is neergezet in het onderzoek door de Raad maar ziet inmiddels in dat het geen nut heeft om de hulpverlening van haar gelijk te overtuigen. De vrouw richt zich op de toekomst en waardeert de inzet van mevrouw [naam B] en mevrouw [C] . De vrouw wenst uiteindelijk dat er wordt toegewerkt naar een hoofdverblijf van de kinderen bij haar en een co-ouderschapsregeling.
2.6.2.
De man heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn.
De man heeft daartoe aangevoerd dat bij het gezin meerdere professionele hulpverleners betrokken zijn geweest, zoals het Meer-team, Veilig Thuis, Family Supporters en Amstelring. Bij alle hulpverleners zijn grote zorgen met betrekking tot de twee kinderen van partijen. De hulpverleners hebben daarom de Raad verzocht een beschermingsonderzoek in te stellen.
Afgelopen voorjaar zijn de zorgen met betrekking tot de vrouw toegenomen. Op 21 maart 2022 is de vrouw aangetroffen op het strand alwaar zij zich suïcidaal uitlaat. Omstanders hebben de politie gebeld en de politie heeft de vrouw thuisgebracht, waarbij ook hulpverleners van Family Supporters en het Meer-team aanwezig zijn geweest. Volgens de man behoeft de vrouw professionele hulp vanuit de geestelijke gezondheidszorg. De man weet dat de vrouw, voordat zij naar Nederland kwam, op de Filipijnen gediagnosticeerd is met een bipolaire stoornis. Onderzoek van de vrouw in Nederland heeft niet plaatsgevonden. Volgens de man is er mogelijk ook sprake van persoonlijkheids-problematiek bij de vrouw. De man heeft kennis genomen van de strafrechtelijke aangifte van de vrouw tegen hem. De man ontkent en betwist de aantijging met betrekking tot de mishandeling van de vrouw.
Inmiddels heeft op 4 oktober 2022 een incident plaatsgevonden tussen de man en de vrouw. De vrouw heeft de man aangereden waarbij de man letsel heeft opgelopen. Daarbij is het rechter sleutelbeen van de man uit de kom is geschoten. Op 14 oktober 2022 heeft de man aangifte gedaan van zware mishandeling door de vrouw. Bij het incident is door de vrouw ook schade berokkend aan derden.
De man is altijd in ruime mate betrokken geweest bij de verzorging en opvoeding van de kinderen. De man woont in de gezamenlijke woning van partijen en zal proberen in het kader van de verdeling/verrekening van de ontbonden huwelijksgemeenschap deze toegescheiden te krijgen. Met betrekking tot de vrouw is het volstrekt onduidelijk wanneer zij over eigen adequate vervangende woonruimte zal kunnen beschikken. Verder zijn er grote zorgen met betrekking tot de psychische gesteldheid en de pedagogische vaardigheden van de vrouw.
Het zal de vrouw niet lukken om binnen een half jaar wel de zorg voor de kinderen op zich te nemen, aldus nog steeds de man. De vrouw stelt dat ze niet langer haar best zal doen om de hulpverlening te overtuigen maar heeft op 24 november 2022 nog een klacht ingediend tegen de Raad. De man hoopt wel dat het snel beter gaat met de vrouw en dat ze hulp zoekt en krijgt. Dat de vrouw nu bij de buren woont, maakt het zowel gemakkelijker als verwarrend voor de kinderen.
2.6.3.
De Raad adviseert om de het verzoek van de man toe te wijzen.
De Raad is van mening dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de man dient te worden bepaald. Het is onduidelijk of vrouw op korte termijn over eigen woonruimte zal beschikken waar zij samen met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] kan wonen en er zijn zorgen over de psychische gesteldheid en de pedagogische vaardigheden van de vrouw. De Raad is van mening dat deze zorgen niet ondervangen kunnen worden zolang de vrouw de noodzakelijke hulpverlening (zoals opvoed-/omgangsondersteuning en een psychiatrisch onderzoek) niet
accepteert.
2.6.4.
De GI staat achter het advies van de Raad.
2.6.5.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man bepalen. Hiertoe is het volgende redengevend.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervaren al vanaf 2020 onrust in de thuissituatie. Er moet daarom duidelijkheid komen bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben. Nu de kinderen al sinds 2020 bij de man wonen, de man de betrokken hulpverlening accepteert en er zorgen zijn over de psychische gesteldheid en de pedagogische vaardigheden van vrouw, ligt het voor de hand om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man te bepalen.
Los van de woonproblematiek aan de kant van de vrouw, die naar verwachting van tijdelijke aard is, is de rechtbank voor oordeel dat de behoefte van de kinderen aan rust, regelmaat en structuur en bij de man beter gewaarborgd kan worden dan bij de vrouw. Vanwege het huiselijk geweld begrijpt de rechtbank dat partijen niet langer samen in de echtelijke woning konden verblijven en dat de vrouw de woning verlaten heeft. Ook heeft de vrouw nog geen stappen kunnen zetten om zelfstandige woonruimte te vinden, mede doordat partijen pas in juni 2022 naar buiten hebben gebracht dat zij definitief uit elkaar zullen gaan en de ontbonden huwelijksgemeenschap nog onverdeeld is.
De rechtbank is met de vrouw van oordeel dat in ieder geval een deel van haar andere problemen mogelijk ook van tijdelijke aard zijn en dat zij tijd moet krijgen om haar leven weer op orde te krijgen. De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding om de beslissing over de hoofdverblijfplaats aan te houden. Het is namelijk niet te voorspellen hoe lang de vrouw hiervoor nodig heeft en het belang van de kinderen vergt dat er duidelijkheid en stabiliteit in hun situatie komt.
Tot slot wordt opgemerkt dat als partijen uiteindelijk een co-ouderschap zullen hebben, zoals de vrouw wenst, de beslissing over de hoofdverblijfplaats slechts nog gaat over bij welke ouder de kinderen staan ingeschreven en welke ouder de verblijfsoverstijgende kosten (zoals kleding en sportclubjes) voor de kinderen dient te betalen, en niet over wie in overwegende mate de zorg of verantwoordelijkheid voor de kinderen heeft.
2.7.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
2.7.1.
De vrouw heeft verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen waarbij de kinderen bij de man verblijven elke woensdag tot 19.00 uur en elk weekend van zaterdag 9.00 uur tot zondag 13.00 uur.
Ter zitting heeft zij haar verzoek gewijzigd, in die zin dat zij heeft verzocht de definitieve beslissing over de hoofdverblijfplaats aan te houden voor een periode van zes maanden en een tijdelijke zorgregeling te bepalen waarbij de vrouw de kinderen:
- op maandag en dinsdag ophaalt van de school van [de minderjarige 1] en de man [de minderjarige 2] om 15:00 uur naar de school van [de minderjarige 1] brengt. Om 17.00 uur zal de vrouw de kinderen terugbrengen naar de man;
- elke zaterdag van 9.00 uur tot 14.00 uur bij zich heeft waarbij de man de kinderen brengt en de vrouw de kinderen terugbrengt.
De vrouw is het niet eens met het advies van de Raad dat de omgang begeleid moet worden. Ze ziet de kinderen immers vier keer per week en het gaat nog steeds goed met de kinderen op school. De kinderen hebben het niet nodig dat er een vreemd gezicht bij komt die de omgang gaat begeleiden. De vrouw is zelf opgegroeid zonder haar moeder en met een afwezige vader en gunt haar kinderen wat anders. De kinderen en vooral [de minderjarige 1] missen haar. Tot slot is niet nagedacht over hoe de omgang moet plaatsvinden totdat de begeleiding kan beginnen.
2.7.2.
De man is van mening dat er zeker contact dient te zijn tussen de vrouw en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] maar de man zal niet specifiek om een bepaalde zorgregeling verzoeken, gelet op de huidige advisering door de Raad. De man hoopt dat de rechtbank het advies van de Raad zal overnemen. Uiteraard dient er contact te zijn tussen de kinderen en de vrouw maar zoals het contact de laatste maanden is verlopen, is het voor de man duidelijk dat contact dient te geschieden onder begeleiding van een opvoedondersteuner. De man merkt dat de kinderen in de war zijn als ze terugkomen van de vrouw. De vrouw belast de kinderen met haar emoties en problematiek.
De man kan zich erin vinden als de beslissing over de definitieve zorgregeling wordt aangehouden.
2.7.3.
De Raad adviseert om een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen bij de vrouw verblijven iedere woensdagmiddag uit school tot 17.00 uur (of maandag-, dinsdag- of donderdag van 15.00 uur tot 17.00 uur) en onder begeleiding van een opvoedondersteuner.
De Raad is van mening dat de huidige zorgregeling niet in het belang is van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aangezien zij geen duidelijke structuur hebben. De vrouw haalt de kinderen uit school wanneer het haar uitkomt en dat is niet in hun belang. De Raad is van mening dat het in het belang is van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dat zij op woensdagmiddag uit school tot 17.00 uur (of maandag-, dinsdag- of donderdagmiddag van 15.00 uur tot 17.00, zoals door de vrouw aangegeven) onder begeleiding van een opvoedondersteuner bij de vrouw verblijven. Wanneer de vrouw profiteert van de geïndiceerde opvoedondersteuning en wanneer blijkt dat haar pedagogische vaardigheden versterkt of in ieder geval voldoende zijn, kan de zorgregeling in samenspraak met de jeugdbeschermer worden uitgebreid. Hiervoor acht de Raad het van belang dat de vrouw een psychiatrisch onderzoek accepteert én zij de daaruit voorkomende noodzakelijke hulpverlening accepteert en hier ook van profiteert.
2.7.4.
De GI staat achter het advies van de Raad. De huidige zorgregeling is te belastend voor de kinderen, die meer ruimte moeten krijgen voor hobby’s en spel. Bovendien is het niet goed voor de kinderen dat de zorgregeling onregelmatig wordt uitgevoerd. De GI vindt het zorgelijk dat de vrouw bij de buren woont vanwege het risico op escalatie. Het is al een keer voorgekomen dat de vrouw voor het raam stond te schreeuwen terwijl de kinderen sliepen. Als de vrouw accepteert dat ze onderzocht wordt en passende hulpverlening krijgt kan de zorgregeling worden uitgebreid.
2.7.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben veel last van de ruzies en spanningen tussen de ouders en zijn meermaals getuige geweest van huiselijk geweld en andere incidenten. Daardoor laten ze zorgelijk gedrag zien zoals broekpoepen en het geen afscheid kunnen nemen van de ouders. Daarnaast lijkt de draagkracht van de ouders ernstig overschreden en blijven de ouders elkaar beschuldigen. Sinds kort woont de vrouw bij de buren. De rechtbank begrijpt dat dit voor de kinderen verwarrend kan zijn, maar stelt voorop dat het belangrijk is dat de vrouw weer woonruimte heeft. Van de vrouw kan immers niet verwacht worden dat zij haar leven weer op dit rit kan krijgen en hulpverlening accepteert als zij zich zorgen moet maken over waar zij moet slapen. Daarnaast is het positief dat dit de reistijd beperkt en dat beide ouders vertrouwen in de buren hebben.
Nu is gebleken dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in de huidige omgangsregeling weinig vaste structuur kennen en omdat de kinderen veel last hebben van de spanningen tussen de ouders is de rechtbank met de Raad van oordeel dat de zorgregeling voorlopig moet worden beperkt tot een keer per week uit school tot 17:00 uur. Dit zal plaats vinden op de maandag omdat de vrouw heeft aangegeven dat ze dat kan combineren met haar werkzaamheden. Dit geeft de kinderen meer rust en maakt het voor de vrouw meer haalbaar om de zorgregeling na te komen en haar leven op de rit te krijgen. De rechtbank wijst de vrouw erop dat zij onvoldoende probleeminzicht lijkt te hebben en dat het daarom belangrijk is dat zij meewerkt aan psychiatrisch onderzoek en de daaruit mogelijk voortkomende noodzakelijke behandeling. De rechtbank begrijpt de wens van de Raad dat er zicht op de opvoedcapaciteiten van de vrouw moet komen door de inzet van opvoedondersteuning, maar stelt voorop dat het in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is dat het contact met de vrouw wordt gecontinueerd. De rechtbank zal daarom bepalen dat de omgang pas onder begeleiding zal plaats vinden zodra er een opvoedondersteuner beschikbaar is. Daarvoor zal de omgang in beginsel onbegeleid plaatsvinden. Ter zitting is nog besproken of de buren een rol in de begeleiding kunnen spelen. Hoewel het positief stemt dat beide ouders vertrouwen in de buren hebben, kan de rechtbank niet bepalen dat de buren hier een rol in dienen te spelen zonder zicht te hebben op hun bereidheid en mogelijkheden hiertoe.
2.8.
Overige verzoeken
De verzoeken met betrekking tot de kinderbijdrage, partnerbijdrage, het voorgezet gebruik van de woning en de verdeling worden in een afzonderlijke procedure behandeld.
Ter zitting heeft de man naar voren gebracht dat hij bereid is om partnerbijdrage aan de vrouw voorlopig € 255 per maand te betalen. De rechtbank zal dit als voorlopige partnerbijdrage vaststellen.
Partijen hebben ter zitting naar voren gebracht dat zij zullen proberen om overeenstemming te bereiken over de definitieve partnerbijdrage en de verdeling. De rechtbank zal de genoemde overige verzoeken aanhouden voor de duur van twee maanden in afwachting van de resultaten van overleg tussen partijen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt uit de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen, aangegaan te [plaats] op [datum] ;
3.2.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats 1] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats 2] .
bij de man zal zijn;
3.3.
stelt, totdat nader wordt beslist, de volgende
tijdelijkeverdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
de voornoemde minderjarigen verblijven bij de moeder:
- iedere maandag uit school tot 17:00 uur, waarbij de vrouw de minderjarigen van de school van [de minderjarige 1] haalt en de man [de minderjarige 2] om 15:00 uur naar de school van [de minderjarige 1] brengt en de vrouw de kinderen terug naar de man brengt;
en -zodra dit mogelijk- is onder begeleiding van een opvoedondersteuner;
3.4.
bepaalt, totdat nader wordt beslist, dat de man aan de vrouw als
tijdelijkeuitkering tot levensonderhoud telkens bij vooruitbetaling dient te voldoen € 255 per maand, met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand;
3.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
houdt de beslissing over het voortgezet gebruik van de woning, de kinderbijdrage, de partnerbijdrage en de verdeling aan tot
15 februari 2023 PRO FORMA.
Verzoekt de advocaten de rechtbank schriftelijk te berichten over de resultaten van hun overleg en de daaraan te verbinden gevolgen.
Bepaalt dat het schriftelijk bericht uiterlijk op 8 februari 2023 door de rechtbank ontvangen dient te zijn.
Wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure;
3.7.
houdt de beslissing over de definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan tot
15 juni 2023 PRO FORMA.
Verzoekt de advocaten de rechtbank schriftelijk te berichten over het verloop van de tijdelijke zorgregeling en de resultaten van de hulpverlening en de daaraan te verbinden gevolgen.
Bepaalt dat het schriftelijk bericht uiterlijk op 8 juni 2023 door de rechtbank ontvangen dient te zijn.
Wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier
mr. A.E.J. van Schie op 15 december 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.