In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de ontbinding van een geregistreerd partnerschap en de zorgregeling voor de minderjarige kinderen van partijen. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. H. Zobuoglu, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. P.J.H. Vinke, verzocht om de hoofdverblijfplaats bij hem te vestigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 2020 bij de man wonen en dat er zorgen zijn over de psychische gesteldheid van de vrouw, die in het verleden slachtoffer is geweest van huiselijk geweld en momenteel in een onzekere woonsituatie verkeert.
De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man bepaald, omdat dit in het belang van de kinderen werd geacht. De vrouw heeft tijd nodig om haar leven op orde te krijgen en de rechtbank oordeelde dat de behoefte van de kinderen aan rust en structuur beter gewaarborgd kan worden bij de man. De rechtbank heeft ook een tijdelijke zorgregeling vastgesteld, waarbij de vrouw de kinderen op maandag uit school kan ophalen tot 17:00 uur. De rechtbank heeft benadrukt dat de vrouw moet meewerken aan hulpverlening en dat de omgang met de kinderen voorlopig onbegeleid zal zijn, totdat er een opvoedondersteuner beschikbaar is.
De rechtbank heeft daarnaast de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken en een voorlopige partnerbijdrage van € 255 per maand vastgesteld. De beslissing over de definitieve zorgregeling en andere verzoeken is aangehouden voor verdere behandeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechter en kan door partijen in hoger beroep worden aangevochten.