ECLI:NL:RBNHO:2022:11853

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
C/15/326206 / HA ZA 22-187
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van geldleningen tussen vader en zoon met betrekking tot een besloten vennootschap

In deze zaak vordert de besloten vennootschap De Verloren Sleutel B.V. (DVS) betaling van een restantbedrag van twee geldleningen die vader [D] aan zijn zoon [D] heeft verstrekt. De eerste lening, afgesloten op 6 april 2018, betrof een bedrag van € 505.000,-, waarvan tot en met december 2020 rente is betaald en een aflossing van € 67.000,- heeft plaatsgevonden. De tweede lening van € 100.000,- werd op 20 december 2019 verstrekt voor een bouwdepot, waarvan [D] € 50.000,- heeft afgelost. DVS vordert het openstaande bedrag van € 488.000,-, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat [D] de vordering grotendeels moet voldoen, aangezien hij erkent dat er nog een bedrag van € 438.000,- van de eerste lening moet worden terugbetaald. De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe voorwaarden zijn overeengekomen na de afloop van de eerste lening, waardoor alleen wettelijke rente verschuldigd is. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 4.215,- wordt eveneens toegewezen. De proceskosten worden aan de zijde van DVS begroot op € 8.895,22. Het vonnis is uitgesproken op 28 september 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/326206 / HA ZA 22-187
Vonnis van 28 september 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VERLOREN SLEUTEL B.V.,
gevestigd te Hoorn,
eiseres,
advocaat mr. J. van Mens te Amsterdam,
tegen
[D],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W. Searle te Wervershoof.
Partijen zullen hierna DVS en [D] genoemd worden.
De zaak in het kort
Vader [D] heeft via DVS aan zoon [D] tweemaal een bedrag geleend van in totaal € 605.000,-. Daarop is via betaling en verrekening in totaal € 117.000,- voldaan. DVS vordert betaling van het restant, verhoogd met rente en kosten. De rechtbank wijst de vordering grotendeels toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 maart 2022
  • de conclusie van antwoord van 1 juni 2022
  • het tussenvonnis van 15 juni 2022
  • de akte van [D] van 13 september 2022
  • de mondelinge behandeling op 13 september 2022. Namens DVS is verschenen de heer [vader D], bestuurder, met mr. Van mens voornoemd. [D] is verschenen met mr. Searle voornoemd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Van Mens heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[vader D] is bestuurder van DVS. Eén van zijn zonen, [D], heeft verschillende ondernemingen gehad.
2.2.
Op 6 april 2018 hebben partijen een schriftelijke overeenkomst gesloten, waarin zij onder meer het volgende zijn overeengekomen (DVS is schuldeiser, [D] schuldenaar):
Schuldeiser heeft aan schuldenaar een lening verstrekt van maximaal € 505.000 (zegge: vijfhonderdvijfduizend euro), gelijk schuldenaar de lening heeft aanvaard en de opgenomen bedragen uit hoofde van deze overeenkomst schuldig erkend.Vanaf 6-4-2018 zal over het opgenomen deel de navolgende rente verschuldigd zijn:2,0 % op jaarbasis, in het eerste jaar achteraf te voldoen per 1 januari 2019 en hierna telkens op 1 april en 1 juli, 1 oktober 1 januari van elk jaar tot de lening in geheel is voldaan.
Vooralsnog wordt geen periodieke aflossing vastgesteld. De lening vervalt integraal per 31 december 2020, per welke datum tegen alsdan overeen te komen voorwaarden en condities, continuatie zal worden bezien. Uitgangspunt hierbij is, dat afhankelijk van de performance van de onderneming een passend aflossingsschema zal worden vastgesteld.
Het openstaande saldo zal te allen tijde terstond en zonder enige waarschuwing ex artikel 4 van deze overeenkomst kunnen worden opgeëist bij in gebreke zijn door schuldenaar.
2.3.
[D] heeft de overeengekomen rente tot en met december 2020 betaald en in totaal een bedrag van € 67.000,- op de lening afgelost.
2.4.
Op 20 december 2019 heeft DVS een bedrag van € 100.000,- aan [D] overgemaakt, onder vermelding van “50% van het bouwdepot [adres]. Lening van De Verloren Sleutel B.V.”
Het bedrag is gestort in een bouwdepot in verband met een door [D] aangekocht pand aan de [adres]. DVS heeft een schriftelijke overeenkomst van 28 december 2019 aan [D] toegezonden. [D] heeft deze overeenkomst niet ondertekend.
2.5.
[D] heeft het hiervoor genoemde pand in [woonplaats] verkocht en op 25 februari 2021 een bedrag van € 50.000,- aan DVS terugbetaald.
2.6.
Partijen hebben in 2021 onderling en via de adviseur van DVS, de heer [Z], gecommuniceerd over de verdere aflossing van de leningen.
2.7.
Bij brief van 6 oktober 2021 van de advocaat van DVS aan [D] is het openstaande bedrag van € 488.000,- opgeëist. Ook het openstaande bedrag van € 50.000,- van de tweede lening is in die brief opgeëist.
Aan [D] is op dat moment een nieuwe geldlening onder nieuwe voorwaarden aangeboden, waarmee het openstaande bedrag zou worden afgelost. Hierover hebben partijen onderhandeld. De advocaat van DVS heeft een nieuw contract opgesteld, maar dat is niet aanvaard door [D].

3.Het geschil

3.1.
DVS vordert samengevat - veroordeling van [D] tot betaling van € 502.126,-, vermeerderd met contractuele rente en kosten.
3.2.
DVS voert daartoe aan dat zij op 6 april 2018 aan [D] een lening van € 505.000,- heeft verstrekt. Op dit bedrag is in totaal € 67.000,- afgelost, zodat nog € 438.000,- resteert.
Daarnaast heeft DVS aan [D] nog een tweede lening verstrekt op 20 december 2019 van € 100.000,-. Dit bedrag is door [D] aangewend voor storting in een bouwdepot.
Op dit bedrag heeft [D] € 50.000,- afgelost.
3.3.
De op 31 december 2021 verschuldigde contractuele rente bedraagt in totaal € 9.911,-. Vanaf het intreden van verzuim van [D] is deze ook de wettelijke rente verschuldigd.
3.4.
DVS heeft zich voor de incassering van de uitgeleende gelden moeten laten bijstaan door diverse adviseurs. Deze hebben meerdere malen geprobeerd om met [D] tot overeenstemming te komen over de afbetaling van de openstaande bedragen. [D] dient daarom de buitengerechtelijke kosten van € 4.215,- aan DVS te voldoen.
3.5.
[D] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De eerste geldlening

4.1.
[D] erkent dat er van de eerste lening nog een bedrag van € 438.000,- moet worden terugbetaald. Dat bedrag is in de brief van de advocaat van DVS (zie 2.7) opgeëist van [D]. De vordering zal in zoverre dan ook worden toegewezen.
4.2.
[D] heeft de overeengekomen rente tot en met het einde van de looptijd van de geldlening betaald. Artikel 2 van de overeenkomst bepaalt dat per 31 december 2020 de voortzetting van de lening zal worden bezien, “tegen alsdan overeen te komen voorwaarden”. Een nieuwe overeenkomst is niet tot stand gekomen en – dus – ook geen nieuwe voorwaarden. Dat betekent dat [D] geen contractuele rente verschuldigd is, maar de wettelijke rente. Die is toewijsbaar vanaf het moment van aanzegging daarvan, zes weken na de brief van 6 oktober 2021, dat is 17 november 2021.
De tweede geldlening
4.3.
[D] heeft ook erkend dat er van de tweede lening nog een bedrag van € 50.000,- moet worden terugbetaald. Dat bedrag is ook in de brief van de advocaat van DVS (zie 2.7) opgeëist van [D]. De vordering zal in zoverre ook worden toegewezen.
4.4.
Voor deze lening zijn partijen geen door [D] te betalen rente overeengekomen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment van aanzegging daarvan, zes weken na de brief van 6 oktober 2021, dat is 17 november 2021.
Gevorderde (contractuele) rente
4.5.
Uit de hiervoor gaande overwegingen 4.2 en 4.4 volgt dat de door DVS per 31 december 2021 gevorderde rente van € 9.911,- niet toewijsbaar is.
Verweren van [D]
4.6.
[D] heeft als verweer aangevoerd dat de tweede lening nog niet is terugbetaald, omdat hij door DVS financieel is benadeeld. Die benadeling zou er onder meer in hebben bestaan dat DVS “slechts” € 100.000,- ter beschikking heeft gesteld, ondanks het verzoek van [D] om de rest van het afgesproken bedrag (nog eens € 100.000,-) gestort te krijgen. Hierdoor zou [D] het pand in [woonplaats] eerder hebben moeten verkopen en daardoor een aantrekkelijker bod niet hebben kunnen afwachten.
Nog daargelaten dat de gestelde benadeling op geen enkele wijze wordt onderbouwd, blijkt uit de door [D] in zijn laatste akte overgelegde productie 2, dat de financieel adviseur op 24 juli 2020 het volgende aan [D] schrijft:
“Verder gaf je aan dat voor de verbouwing van het pand (…) aan de [adres]
extra geld nodig is. Hiervoor heb je bij De Verloren Sleutel een bouwdeposito, waarvan je € 100.000 hebt opgenomen. Jullie hebben besproken dat je daar, naast eigen financiering, nog ongeveer € 35.000 voor nodig hebt. Is dat correct?
Ik zal dat dan weer overmaken (…). Laat even weten wanneer je het nodig hebt. “
Ter zitting is gebleken dat [D] vervolgens nooit om dat bedrag, laat staan € 100.000,-, heeft verzocht. De rechtbank verwerpt dit verweer alleen al daarom.
4.7.
[D] heeft ook als verweer aangevoerd dat DVS met zakelijke relaties heeft gesproken over de financiële situatie van [D] en dat dat tot gevolg heeft gehad dat de onderhandelingspositie van [D] bij een vastgoeddeal in [woonplaats] aanzienlijk is verslechterd en [D] daardoor zeker € 100.000,- is misgelopen op deze deal.
Ook dit verweer wordt op geen enkele wijze onderbouwd: niet om welke zakelijke relatie en welke vastgoeddeal het ging en ook niet waarom een bedrag van € 100.000,- zou zijn misgelopen. Daarom gaat de rechtbank verder aan dit verweer voorbij.
Buitengerechtelijke kosten
4.8.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat eerst de financieel adviseur van DVS en later de advocaat van DVS diverse pogingen hebben ondernomen om buiten rechte het geschil op te lossen. Dat is niet gelukt. [D] is in verzuim met de terugbetaling van de restant-schuld van € 488.000,- vanaf 17 november 2021. DVS heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, anders dan uitsluitend ter voorbereiding en instructie van de gerechtelijke procedure.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn op de juiste wijze begroot aan de hand van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag van € 4.215,- is daarom toewijsbaar.
Proceskosten en nakosten
4.9.
[D] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DVS worden begroot op:
- dagvaarding € 107,22
- griffierecht 5.737,00
- salaris advocaat
6.428,00(2,0 punt × tarief € 3.214,00)
Totaal € 8.895,22
DVS vordert daarnaast veroordeling van de gemeente in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [D] om aan DVS te betalen een bedrag van € 488.000,- (vierhonderdachtentachtigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 17 november 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [D] om aan DVS te betalen een bedrag van € 4.215,- (vierduizend tweehonderdvijftien euro) aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 3 maart 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [D] in de proceskosten, aan de zijde van DVS tot op heden begroot op € 8.895,22,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: LJS