Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.Voorvragen
‘een of meer geldbedrag(en) en vastgoedobject(en)’betreft. Bij dit onderdeel van het witwasverwijt wordt in de tenlastelegging verwezen naar AH-013 van het dossier. Dit proces-verbaal heeft uitsluitend betrekking op motorjachten. Uit de tekst van de tenlastelegging, noch uit het dossier blijkt op welke geldbedragen en vastgoedobjecten in deze passage wordt gedoeld.
‘een of meer geldbedrag(en) en vastgoedobject(en)’betrekking hebben op hetgeen in AH-033 en AH-039 is geverbaliseerd. Deze ambtshandelingen zijn al sinds augustus 2016 - zijnde het moment van het verstrekken van het dossier aan de verdediging - bekend. Zij sluiten aan op en bevatten onderzoek naar de door de verdediging overgelegde rapportage die als D-429 in het dossier is opgenomen en de verklaring van de verdachte die als D-508 in het dossier is opgenomen. Daarnaast stelt het Openbaar Ministerie al op 30 september 2014 via een brief aan de rechter-commissaris aan de verdediging kenbaar te hebben gemaakt dat de bron van de witwasverdenking is gelegen in de
‘fout verdiende’gelden uit de onderzoeken Formula en Pits en dat er onderzoek gedaan zou worden naar vastgoedtransacties uit het verleden. Gelet daarop kan van partiële nietigheid geen sprake zijn.
’althans (van) een of meer geldbedrag(en), vastgoedobjecten en/of bo(o)t(en) (zie AMB-013)’.
Rapportage vermogensopbouw en vastgoedactiviteiten [verdachte] vennootschappen in de periode 1998-2008,D-429) en om te toetsen of het vermogen een criminele herkomst heeft.
‘althans (van) een of meer geldbedrag(en), vastgoedobjecten’zodanig algemeen en onbepaald zijn dat voor de verdachte - als ook voor de rechtbank - niet duidelijk is op welke vastgoedobjecten en/of geldbedragen dit onderdeel van de tenlastelegging ziet. De verwijzing (op de zitting) naar twee ambtshandelingen waarin ook weer vele vastgoedobjecten en geldbedragen staan vermeld, maakt dit niet anders. De in de tenlastelegging vermelde ambtshandeling AH-013 biedt ook geen soelaas nu deze ambtshandeling (enkel) gaat over transacties met een groot aantal boten. Dit leidt ertoe dat de tenlastelegging op dit punt niet voldoet aan de eisen die artikel 261 lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan de inhoud van de dagvaarding stelt, te weten een voldoende duidelijke en een voldoende feitelijke opgave van het strafbare feit dat aan de verdachte wordt verweten, zodat hij weet waartegen hij zich moet verdedigen. Daarom zal de rechtbank de dagvaarding onder feit 1 (primair en subsidiair) partieel nietig verklaren, voor zover het telkens betreft het onderdeel
‘een of meer geldbedrag(en), vastgoedobject(en)’.
hetzelfde feit’gekeken moet worden naar zowel de juridische aard van de feiten (bij niet dezelfde delictsomschrijvingen: de beschermde rechtsbelangen en strafmaxima) als de gedraging van de verdachte (de aard en kennelijk strekking van de gedragingen alsmede de tijd en plaats waar(op) en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht).
voorhanden hebben,
verbergenen
verhullen, maar de tenlastelegging bevat ook witwashandelingen die dat niet zijn (
verwerven,
omzetten,
overdragen). In laatstgenoemde gevallen is de gedraging/het delict immers voltooid met de verwervings- of omzettingshandeling dan wel de overdracht. In de kern is de witwasverdenking in dit dossier terug te brengen tot een viertal geldbedragen die op een bepaald moment aanwezig waren of zijn verkregen (ultimo 2001, 2006, 2007 en op of omstreeks 4 december 2007), hetgeen steun zou bieden aan de opvatting dat het om in tijd begrensde en niet voortdurende witwashandelingen gaat. Het dossier biedt daarover verder geen uitsluitsel, zodat de rechtbank in het voordeel van de verdachte geen onderscheid zal maken [2] en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging zal verklaren ten aanzien van feit 1 subsidiair voor zover het betreft de periode van 14 december 2001 tot en met 23 december 2010. Het verweer dat het gehele feit is verjaard omdat alle concrete verwijten die in de tenlastelegging zijn opgenomen zien op de periode vóór 23 december 2010 vindt geen steun in het recht. Indien en voor zover in het niet-verjaarde gedeelte van de ten laste gelegde periode geen concrete witwasverwijten te bewijzen zijn, zal dat tot een vrijspraak van de verdachte moeten leiden.
’waardekringloop’(bewegingen van geld en/of goederen) mutaties in beeld gebracht die van invloed zijn (geweest) op de hoogte van het handelskapitaal over de jaren 1999-2001. Daarbij is van belang dat in die berekening is uitgegaan van de veronderstelling dat gelet op de bedrijfscontinuïteit van [eerste naam vennootschap 4] het gebruik van handelskapitaal steeds heeft geleid tot een positief exploitatieresultaat. Bij die aanname vallen naar het oordeel van de rechtbank, net als bij de theoretische benadering van de mutaties in het handelskapitaal, de nodige kanttekeningen te plaatsen, zoals de verdediging (met name onder de punten 82 tot en met 86 van de pleitnota) terecht heeft aangevoerd. Zo draaide [eerste naam vennootschap 4] volgens de door de verdachte zelf - in een ander opsporingsonderzoek - ingebrachte rapportage [3] in de jaren 1998-2001 verlies en heeft de verdachte, die tot begin 1999 actief was in de autohandel, de handelsnaam, goodwill, inboedel en nog aanwezige voorraad van [eerste naam vennootschap 4] per 1 april 1999 overgedragen aan [naam 2] . Het moge zo zijn dat bij die verkoop de nodige vraagtekens kunnen worden geplaatst, waarbij het Openbaar Ministerie vermoedt dat [naam 2] slechts een tussenschakel was in een ABC-transactie met [naam 3] en [naam 4] die bekenden zijn van justitie. Aan vermoedens en een grotendeels op aannames gebaseerde theoretische berekening kan echter niet het bewijs worden ontleend dat ultimo 2001 in [eerste naam vennootschap 4] nog een batig saldo aanwezig was van € 12.206 dat - middellijk - van misdrijf afkomstig is.
tweede gedachtestreepje) en de gerealiseerde (van vennootschapsbelasting vrijgestelde) deelnemingswinst van ruim 14,1 miljoen euro in juli 2007 via [vennootschap 1] met de verkoop van een aandelenbelang van 45% in [vennootschap 9] (
derde gedachtestreepje).
mogelijkwordt gefinancierd door leningen van de verdachte aan zichzelf (‘loan back'), dat professionals bij de transactie waren betrokken
mogelijkom geloofwaardigheid aan de deal te geven en dat de gelden bestemd voor de aankoop van de aandelen
vermoedelijkvia internationale overboekingen (‘wire transfers’) op derdenrekeningen van notarissen worden ontvangen. Deze witwastypologieën zijn echter zeer algemeen van aard en niet is nader onderzocht of deze in het geval van de aandelentransactie van [vennootschap 8] daadwerkelijk aan de orde waren. Ook deze witwastypologieën kunnen in dit geval dus geen witwasvermoeden dragen.
oppompen en verzilveren’. Daartoe is het volgende van belang. [vennootschap 12] is een gerenommeerde partij. Het onroerend goed in [vennootschap 9] is in de jaren 2004 tot en met 2007 verworven en er is onderzoek gedaan naar voorafgaande verkrijgingen en de financiering van deze panden. Dit onderzoek heeft geen bijzonderheden opgeleverd. De koper, [vennootschap 12] , heeft voorafgaand aan de koop de panden laten taxeren. Een zich in het dossier bevindende e-mail van [vennootschap 12] aan de verdachte bevat een waardering van de afzonderlijke panden in de [vennootschap 9] -portefeuille per 15 januari 2007 die zeer dicht in de buurt komt van de uiteindelijk overeengekomen prijs (D-305). Enige onderbouwing dat die waarde niet kan kloppen of is ‘opgeklopt’ ontbreekt. Zo heeft het Openbaar Ministerie geen (onafhankelijk) onderzoek naar de taxatie(s) laten doen.
4.Vrijspraak feit 2 (niet-ambtelijke omkoping)
- de belofte te doen “als het bij mij regent, gaat het bij jou ook druppelen”;
- een gift te doen, te weten de betaling van € 57.514,- door [vennootschap 1] aan [vennootschap van naam 8] ;
- een gift te doen, door (het vooruitzicht op) betaling van 7,5% rente op jaarbasis over voornoemde lening.
nooit van mij ontvangen’, ‘
alleen voor jouw ogen’, ‘
onder de radar toesturen’ en ‘
[werknemer Duitse bank] mag niet in de gaten hebben dat wij met elkaar praten’. Bovendien heeft de verdachte geen stukken overgelegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [naam 8] daadwerkelijk advieswerkzaamheden voor hem verrichtte, anders dan het doorspelen van vertrouwelijke informatie. Dit alles brengt het Openbaar Ministerie tot de conclusie dat de werkelijke reden voor de betalingen door [vennootschap 1] aan [vennootschap van naam 8] is gelegen in het verstrekken van vertrouwelijke informatie van [Duitse bank] en dat de betalingen moeten worden aangemerkt als giften in de zin van artikel 328ter Sr.
alleen voor jouw ogen’. Dergelijke omschrijvingen roepen weliswaar vragen op en geven te denken, maar bij de stukken bevindt zich bijvoorbeeld ook een e-mail van 19 juli 2012 (DOC-008) met de begeleidende tekst ‘
nooit van mij ontvangen’, terwijl het bijgevoegde document volgens [werknemer Duitse bank] helemaal geen vertrouwelijke informatie bevatte. Daarom kan niet worden uitgesloten dat [naam 8] dergelijke teksten heeft gebruikt als onderdeel van een tactiek om geïnteresseerden in vastgoedobjecten tot het doen van een hogere bieding te verleiden, zoals [naam 8] heeft verklaard. Bij deze stand van zaken is er onvoldoende overtuigend bewijs dat de betalingen die [vennootschap 1] aan [vennootschap van naam 8] heeft gedaan, als giften voor het verstrekken van (geheime) informatie moeten worden beschouwd in plaats van als betalingen voor overeengekomen werkzaamheden. Dat [naam 8] , in strijd met zijn contractuele verplichtingen tegenover [Duitse bank] , volgens [werknemer Duitse bank] ook vertrouwelijke informatie over lopende vastgoedprojecten met de verdachte heeft gedeeld, betekent niet dat deze betalingen (deels) als gift moeten worden gezien.
5.Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
- 21 verhuisdozen met IBN administratie, en
- 9 dozen administratie.
6.Beslissing
‘een of meer geldbedrag(en), vastgoedobject(en)’.
- 2 verhuisdozen met IBN administratie (doos 9 en 10), en
- 9 dozen administratie.