ECLI:NL:RBNHO:2022:11646

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
21/6052
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag elektrische fiets op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een elektrische fiets op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk afgewezen, met het besluit van 1 juli 2021, en deze afwijzing werd gehandhaafd na bezwaar. Eiseres, die beperkingen in haar mobiliteit ervaart door verschillende ziektes en een bijstandsuitkering ontvangt, heeft in 2014 een elektrische fiets vergoed gekregen voor de duur van 7 jaar. In juni 2021 deed zij een nieuwe aanvraag voor een elektrische fiets, die werd afgewezen omdat verweerder oordeelde dat een elektrische fiets een algemeen gebruikelijke voorziening is die financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiseres betoogde dat de afwijzing onterecht was, omdat zij niet in staat was om de kosten van een elektrische fiets te dragen met haar inkomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de kosten van een elektrische fiets binnen de financiële mogelijkheden van eiseres zouden moeten passen, zelfs met een minimum inkomen. De rechtbank concludeerde dat de gevraagde voorziening financieel kan worden gedragen en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6052

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.T. Poort),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk, verweerder
(gemachtigde: mr. M.E.T. van der Fluit).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een elektrische fiets op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 1 juli 2021 afgewezen. Met het besluit van 29 september 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft aantoonbaar beperkingen in haar energetisch vermogen, door verschillende ziektes, en is daardoor beperkt in haar mobiliteit. Fietsen op een gewone fiets is niet meer mogelijk. Hierdoor ervaart zij problemen in haar zelfredzaamheid en participatie. Eiseres heeft een bijstandsuitkering en twee thuiswonende meerderjarige kinderen. In 2014 heeft eiseres een elektrische fiets vergoed gekregen - middels een financiële vergoeding ten bedrage van € 750,00 - voor de duur van 7 jaar op grond van de Wmo 2015.
2.1.
Op 9 juni 2021 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een nieuwe elektrische fiets. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen en deze afwijzing met het bestreden besluit gehandhaafd. Verweerder legt aan de afwijzing ten grondslag dat een elektrische fiets een algemeen gebruikelijke voorziening is. Ook verwijst verweerder naar een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag [1] waaruit blijkt dat ook met een inkomen op minimumniveau een fiets met elektrische trapondersteuning betaald kan worden. Volgens de uitspraak kan 5% van het inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm worden gereserveerd gedurende 36 maanden. In geval van een alleenstaande met een bijstandsuitkering is de berekening: € 1.030,42 x 5% x 36 maanden = € 1.854,75. Volgens de prijzengids van de Nibud kost een fiets met elektrische ondersteuning voor volwassenen ongeveer € 1.400,00. Dat valt binnen de 5% norm.
2.2.
Nadat een hoorzitting heeft plaatsgevonden en de commissie bezwaarschriften advies heeft gegeven is het bezwaar ongegrond verklaard. In het verweer in de bezwaarfase heeft verweerder de motivering ten aanzien van de draagkracht aangepast. Verweerder heeft vermeld dat eiseres ook bij de kostendelersnorm voldoende draagkracht heeft, namelijk € 1.198,35, waarbij de richtlijn van het Nibud niet gevolgd hoeft te worden, want dat ook een tweedehandsvoorziening een optie is en dat er voldoende tweedehands aanbod is voor dit bedrag.

Beoordeling door de rechtbank

3. Tussen partijen is in geschil of verweerder de aanvraag om verstrekking van een elektrische fiets op grond van de Wmo 2015 terecht heeft afgewezen.
3.1.
Namens eiseres is op de zitting de beroepsgrond voor wat betreft de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het vertrouwensbeginsel ingetrokken. Deze beroepsgrond zal niet worden besproken.
Ter beoordeling staat dan ook uitsluitend het beroep van eiseres voor zover dit is gericht tegen de vraag of de voorziening kan worden gedragen met een minimum inkomen.
3.2.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Ten aanzien van de draagkrachtberekening stelt eiseres dat verweerder met verkeerde cijfers werkt. Eiseres heeft geen reguliere bijstandsuitkering, maar ontvangt bijstand conform de kostendelersnorm, te weten een bedrag van € 640,86. Indien de berekening van de rechtbank Den Haag wordt gevolgd, dan is de draagkracht € 1.153,55, een bedrag dat lager is dan de richtlijn vanuit het Nibud. Naar het oordeel van eiseres is de stelling van verweerder dat het volgen van de richtlijn van het Nibud geen beleid is, enigszins opportunistisch, en is door verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiseres de kosten kan dragen.
Verweerder heeft vermeld pas sinds de uitspraak van de rechtbank Den Haag uit februari 2021 te weten hoe de draagkracht te berekenen. Eiseres kon dit dus ook niet eerder weten dan februari 2021 en heeft de aanvraag in juni 2021 gedaan. Zij heeft dus maar 4 maanden kunnen sparen, aangezien verweerder pas na de uitspraak van de rechtbank Den Haag dit toetsingskader gebruikt. Voor eiseres is een elektrische fiets – nieuw of tweedehands – daarmee niet zelfstandig te bekostigen.
5. Als uitgangspunt bij de beoordeling geldt dat op grond van artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 verweerder er zorg voor dient te dragen dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Op grond van artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 doet verweerder onderzoek naar aanleiding van de melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, onder meer naar (a) de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de client en (b) de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren.
5.1.
Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 dient verweerder te beslissen tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. Ingevolge het vijfde lid van dit artikel is de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, afgestemd op onder meer (a) de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
5.2.
In zijn uitspraak van 20 november 2019 [2] , heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gewezen op vaste rechtspraak, waarin is overwogen dat aan de geschiedenis van de totstandkoming van de Wmo 2015 [3] kan worden ontleend dat het college niet gehouden is tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening wanneer het gebruik van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn een uitkomst bieden. Voortbouwend op en ter nadere precisering is de CRvB van oordeel dat een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt als deze niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en deze financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.
5.3.
De CRvB heeft meerdere keren geoordeeld dat een elektrische fiets kan worden aangemerkt als een algemeen gebruikelijke voorziening. [4] Hoewel een elektrische fiets aanvankelijk bedoeld was voor mensen met een beperking, is dit geen voorwaarde voor aanschaf van een dergelijke fiets op de reguliere markt.
6. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd door in de bezwaarfase de motivering van het besluit te wijzigen. Verweerder heeft, nadat in de bezwaarfase bleek dat eiseres een bijstandsuitkering ontvangt naar de kostendelersnorm, de berekening en de motivering aangepast. De bezwaarprocedure, zoals volgt uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, is bedoeld voor een volledige heroverweging. Onderdeel van de heroverweging kan ook zijn het aanpassen van een motivering. De rechtbank kan verweerders motivering volgen dat het ook voor het lagere bedrag mogelijk is om een (tweedehands) elektrische fiets aan te schaffen en dat verweerder niet gehouden is de Nibud-norm te hanteren, aangezien het volgen van de Nibud-richtlijn geen vast beleid is.
7. De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde voorziening financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimum. Verweerder hanteert met betrekking tot de vraag of een voorziening kan worden betaald met een minimum inkomen de gedragslijn dat daarvan sprake is wanneer de kosten van het hulpmiddel binnen 36 maanden kunnen worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand. Verweerder heeft daarbij aansluiting gezocht bij het criterium dat wordt gehanteerd in het kader van de verlening van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen. De rechtbank acht – evenals de rechtbank Den Haag – aansluiting bij dit criterium redelijk. Het gaat bij invulling van dit criterium – anders dan eiseres heeft gesteld – om een lening, waarvoor in drie jaar afgelost kan worden en niet noodgedwongen om een reservering vooraf. Het argument van eiseres dat de tijd te kort was om het bedrag bijeen te sparen, leidt dus niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 februari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2084.
3.Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 148.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 15 juni 2005, LJN AT8647, van 17 november 2009, ECLI:NL:CRVB:BK5657, van 1 oktober 2014, ECLI:NL:2014:3201 en van 9 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3205.