ECLI:NL:RBNHO:2022:11612

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1174
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de AOW-pensioenstatus van eiser in het kader van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een AOW-gerechtigde, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiser ontving vanaf november 2016 een AOW-pensioen op basis van de gehuwdennorm, maar heeft in maart 2021 aangegeven duurzaam gescheiden te leven van zijn partner. De SVB heeft in een besluit van 5 november 2021 het pensioen ongewijzigd gelaten, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. In het bestreden besluit van 20 januari 2022 verklaarde de SVB het bezwaar gedeeltelijk gegrond, maar bleef de gehuwdennorm van toepassing.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 28 november 2022 behandeld. Eiser heeft gesteld dat er sprake is van een bestendige situatie van duurzaam gescheiden leven, maar de rechtbank oordeelt dat de door eiser overgelegde informatie niet voldoende is om deze claim te onderbouwen. De rechtbank baseert haar oordeel op de inhoud van een telefoongesprek tussen eiser en de SVB, waarin blijkt dat de situatie van eiser en zijn partner nog steeds tijdelijk is. De rechtbank concludeert dat er geen objectieve en verifieerbare gegevens zijn die de claim van eiser ondersteunen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Procesverloop

In het besluit van 5 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het pensioen dat eiser ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ongewijzigd gelaten.
In het besluit van 20 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard voor zover het ziet op het motiveringsgebrek. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard voor zover het ziet op de wijziging naar de alleenstaandennorm.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser ontvangt vanaf [dag] november 2016 een AOW-pensioen met de gehuwdennorm. Op 3 maart 2021 heeft eiser doorgegeven duurzaam gescheiden te leven van zijn partner vanaf 24 maart 2021. Eiser is verzocht nadere informatie te verstrekken over zijn woonsituatie via een vragenformulier. Deze heeft eiser op 18 augustus 2021 ingevuld.
1.2.
Naar aanleiding van het ingevulde formulier (en het formulier van de (huwelijks)partner van eiser) is een handhavingsrapportage opgesteld door een toezichthouder van de SVB. Deze heeft op 5 oktober 2021 telefonisch contact gehad met eiser. Van het gesprek is een verslag opgesteld. Op 5 november 2021 heeft verweerder het primaire besluit genomen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiser gegrond verklaard voor zover dat zag op het motiveringsgebrek. Voor zover het bezwaar zag op de alleenstaandennorm is het bezwaar ongegrond verklaard, voorzien van nieuwe motivering. Eiser heeft beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft mogen uitgaan van de gehuwdennorm voor het pensioen van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken; b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd; en c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend. Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. [1]
4. De rechtbank gaat uit van de feiten en omstandigheden, die volgen uit het telefoongesprek van 5 oktober 2021. Eiser heeft de inhoud van dit telefoongesprek op bepaalde punten weliswaar weersproken, maar bij gebreke van een voldoende onderbouwde betwisting daarvan neemt de rechtbank de inhoud van dit telefoongesprek tot uitgangspunt voor de beoordeling in deze zaak.
5. Uit het telefoongesprek volgt dat eiser en zijn echtgenote zijn voor een proefperiode van één jaar uit elkaar zijn gegaan, zij de intentie hadden om in oktober 2021 scheiding van tafel en bed te gaan regelen, de echtgenote van eiseres op enig moment zelf een bijstandsuitkering zal gaan aanvragen en de echtgenote van eiseres vooralsnog wordt onderhouden door eiser door gebruik van het spaargeld dat eiser in de loop der jaren heeft gespaard.
6. Met verweerder valt niet in te zien dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit sprake zou zijn van een bestendige situatie, zoals eiser stelt. Immers, uit de inhoud van het telefoongesprek volgt duidelijk dat vooralsnog sprake is van een tijdelijke situatie. Er zijn door eiser ook geen objectiveerbare en verifieerbare stukken overgelegd waaruit kan volgen dat wel sprake is van een bestendige situatie op grond waarvan geconcludeerd zou kunnen worden dat sprake is van een duurzaam gescheiden situatie. Het beroep kan dan ook niet slagen.
7. Gelet op vorengaande komt de rechtbank niet toe aan de vraag of ook sprake zou zijn van een financiële verstrengeling.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:821.