ECLI:NL:RBNHO:2022:11462

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
C/15/322723 / HA ZA 21-633
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen aandeelhouders over de verkoop van aandelen en de geldigheid van een overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen aandeelhouders van Speed Covid Test B.V. (SCT) over de verkoop van aandelen. De eisers, [eiser] en Menallca Holding B.V., vorderen dat de rechtbank Robroer Beheer B.V. veroordeelt om medewerking te verlenen aan de levering van aandelen in SCT. De eisers stellen dat er een overeenkomst tot stand is gekomen voor de verkoop van aandelen voor € 50.000,00, maar Robroer voert aan dat er geen geldige overeenkomst is omdat de vertegenwoordiger, [betrokkene 3], niet bevoegd was om de aandelen te verkopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wilsovereenstemming was tussen de partijen en dat de communicatie via [betrokkene 3] niet voldoende was om een overeenkomst te bevestigen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke volmachten en de noodzaak van wilsovereenstemming bij het sluiten van overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/322723 / HA ZA 21-633
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MENALLCA HOLDING B.V.,
gevestigd te Langsingerland,
eisers,
advocaat mr. A.J.F. Gonesh te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROBROER BEHEER B.V.,
gevestigd te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer.
gedaagde,
advocaat mr. D. Alblas te Barendrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en Robroer genoemd worden. Eisers zullen, waar nodig, afzonderlijk ook worden aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Menallca’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 juli 2022,
- de mondelinge behandeling op 15 november 2022,
- de pleitaantekeningen van [eiser] c.s.
- de pleitaantekeningen van Robroer.
1.2.
Op de mondelinge behandeling van 15 november 2022 zijn verschenen:
- [eiser] , mede optredend namens Menallca, bijgestaan door mr. Gonesh voornoemd,
- dhr. [betrokkene 1] , optredend namens Robroer, bijgestaan door mr. Alblas voornoemd,
- dhr. [betrokkene 2] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Speed Covid Test B.V. (‘SCT’) is een op 20 januari 2021 opgerichte vennootschap die is gericht op het aanbieden en afnemen van Covid-19 sneltesten. De aandeelhouders van SCT zijn (nu): Robroer (50%), [betrokkene 2] (25%) en Menallca (25%). Enig aandeelhouder en bestuurder van Robroer is dhr. [betrokkene 1] (‘ [betrokkene 1] ’). Enig aandeelhouder van Menallca is [eiser] . Robroer en [eiser] zijn ook bestuurders van SCT.
2.2.
De statuten van SCT bepalen, voor zover in deze zaak van belang, het volgende:
“(..)
Artikel 9.
Levering van Aandelen en beperkte rechten op Aandelen.
1. Voor de levering van een Aandeel (..) is vereist een daartoe bestemde, ten overstaan van een in Nederland gevestigde notaris verleden, akte waarbij de betrokkenen partij zijn.
(..)
Artikel 10.
Blokkeringsregeling.
1. Een Aandeelhouder die één of meer Aandelen wenst over te dragen, is verplicht van zijn voornemen daartoe bij aangetekende brief kennis te geven aan het Bestuur onder opgave van de naam van de voorgestelde verkrijger(s) en van het aantal over te dragen Aandelen; deze kennisgeving geldt als aanbieding van het Aandeel of de Aandelen aan de overige Aandeelhouders op de wijze als hierna is omschreven.
2. Het Bestuur is verplicht het aanbod binnen één week na ontvangst bij aangetekende brieven ter kennis van de overige Aandeelhouders te brengen.
3. Gedurende twee weken na verzending van de in het voorgaande lid voorgeschreven aantekende brieven is ieder van de overige Aandeelhouders bevoegd op het aanbod in te gaan bij aangetekende brief aan het Bestuur onder vermelding van het aantal Aandelen waarop hij reflecteert. (..)”
2.3.
[betrokkene 1] kampte ten tijde van de oprichting van SCT met de naweeën van een burn-out, waarin hij op 13 april 2021 is teruggevallen. Robroer is daardoor in de ogen van [eiser] (later: Menallca) reeds vanaf de oprichting van SCT onvoldoende bij SCT betrokken geweest. [eiser] (later: Menallca) heeft SCT in zijn ogen feitelijk alleen bestuurd.
Over deze ‘scheefstand’ hebben [eiser] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] een aantal keren gesproken. Tussen partijen zijn al snel verscheidene geschillen ontstaan. Omtrent die geschillen zijn er nog drie (gevoegde) procedures tussen SCT, de partijen in deze procedure en/of hun (beheer) BV’s aanhangig bij deze rechtbank, met kenmerken C/15/322723, C/15/329670 en C/15/320830.
2.4.
In een e-mail van 19 april 2021 heeft [betrokkene 1] het volgende aan [eiser] en [betrokkene 2] bericht:
“(..)
Naar aanleiding van ons gesprek van afgelopen vrijdag heb ik in het belang van Speed Covid Test BV besloten om mijn 50% aandeel te verkopen. De juiste partij in mijn ogen om Speedcovidtest BV naar het volgende niveau te tillen is Treasure Beheer BV met haar directeur [betrokkene 3].
Jullie delen deze mening, echter wil ik met deze mail voldoen aan mijn aanbiedingsplicht richting jullie zoals beschreven in de oprichrichtingsakte zoals beschreven in artikel 10.
Ik hoor graag jullie reactie van ieder afzonderlijk. (..)”
2.5.
Op 19 juli 2021 hebben [eiser] en [betrokkene 2] naar aanleiding van de onder 2.4 weergegeven e-mail [betrokkene 1] middels een gelijkluidende e-mail als volgt bericht:
“(..)
In hoedanigheid van zelfstandig bevoegd bestuurder van Robroer Beheer B.V. heb je de aandelen die Robroer Beheer B.V. houdt in Speed Covid Test B.V. ingevolge artikel 10 van de statuten van deze vennootschap ter overname aan mij aangeboden. Langs deze weg deel ik jou mede afstand te doen van de mogelijkheid de aandelen over te nemen onder de voorwaarde dat de aandelen worden overgedragen aan de door jou voorgestelde verkrijger, te weten Treasure Beheer BV met directeur de heer [betrokkene 3]. (..)”
2.6.
Treasure Beheer B.V. bleek de aandelen van Robroer in SCT vanwege gezondheidsredenen van haar bestuurder [betrokkene 3] na daar aanvankelijk naar toe te hebben gewerkt uiteindelijk niet over te willen nemen. [eiser] heeft Robroer vervolgens laten weten dat hij het aandelenbelang van Robroer in SCT zelf over wilde nemen, waarbij [eiser] beoogde dit aandelenbelang samen met zijn eigen aandelenbelang onder te brengen in Menallca.
2.7.
In het vervolg daarop heeft op 25 juni 2021 de volgende WhatsApp-conversatie tussen [eiser] en [betrokkene 3] plaatsgevonden:
[eiser] :
"Goedemorgen kerel. Was wel ff geschrokken gister man.. Ik hoop echt dat alles zal meevallen
voor je..
ik ken je niet lang maar je lijkt me echt niet iemand die dit verdiend. ik zal voor je
duimen (..) had jij [betrokkene 3] gisteravond nog gesproken?”
[betrokkene 3]:
"Het is wat je zei. Misschien niet te druk maken maar moet even door de molen.
Ik heb hem vanmorgen gesproken. Hij heeft een tegenvoorstel aan je voor zijn aandelen van € 75.000,-."
[eiser] :
"Heb mijn advocaat gister gesproken en die verklaarde mij voor gek om eur 50k aan te bieden. Ik
heb hem verteld dat ik dat slechts doe om gezeik te voorkomen en mij nou eens normaal op de
business te kunnen concentreren. Ik ga dus niet akkoord met eur 75k. Eur 50k is tevens mijn final
bod. Is hij daar niet tevreden mee ga ik het over een andere boeg gooien en geloof mij dan heeft
hij straks niets.. ik vind het zelf ongepast om eur 75k te vragen terwijl z’n inbreng miniem is geweest.. resumerend dus eur 50k aandelenoverdracht anders ga ik iedereen aan de eerder
gemaakte afspraken welke bevestigd zijn over de mail houden. Ik hoor zijn antwoord graag
vandaag zodat mijn advocaat het eea in werking kan zetten en we deze circus achter ons kunnen
laten. Thnx voor je hulp in deze.”
[betrokkene 3]:
“Ik snap je helemaal en vind ook dat je gelijk hebt. Had hem ook gezegd dat hij je aanbod beter kon accepteren. Ik zal hem straks weer spreken en hem toch echt gaan overtuigen.”
(..)
[eiser] :
“Kan je er wel voor zorgen dat hij vandaag akkoord geeft want nu ik geen geld meer krijg van jou zal ik toch moeten uitwijken en je begrijpt dat niemand met me in zee gaat als er nog een dispuut is tussen aandeelhouders."
[betrokkene 3]:
"Ok. Ik ga duwen.
Was een hele bevalling maar is akkoord!
Moet hij je appen met de bevestiging of hoe wil je het aanvliegen?"
[eiser] :
"Ow top! Pak van m’n hart.
Ik laat mijn advocaat wel een mail sturen die hij dan kan bevestigen. Lijkt mij de beste weg"
[betrokkene 3]:
"Zet mij maar even in de CC of BCC want die struisvogel leest natuurlijk ook geen mail"
Of zeg maar als je gestuurd hebt. Dan bel ik hem.
(..)
Mail gaat mij niets aan natuurlijk''
2.8.
De raadsman van [eiser] c.s. heeft [betrokkene 1] bij brief van 25 juni 2021 onder meer het volgende bericht:
“(..)
De heer [eiser] (..) verzocht mij het volgende te bevestigen.
Hierbij bevestig ik voor de goede orde dat u vandaag overeenstemming heeft bereikt over de verkoop en levering van de aandelen die Robroer Beheer B.V. houdt in het kapitaal van Speed Covid Test B.V. (..).
De uitgangspuntenzijn op hoofdlijnen de volgende:
* koper: de heer [eiser] /Menallca Holding B.V.
* koopsom: € 50.000,00
* leveringsdatum: 30 juli 2021 of zoveel eerder of later als partijen overeenkomen
* economische leveringsdatum: 1 februari 2021
* ontbindende-/opschortende voorwaarde(n): geen
De gebruikelijke voorwaarden en garanties bij een dergelijke transactie zullen worden vastgelegd in een door koper en verkoper te ondertekenen koopovereenkomst. Koper zal zich ertoe inspannen, dat de benodigde medewerking van de mede aandeelhouder wordt verkregen. Verkoper en koper hebben zich dan wel zullen zich door hun eigen fiscaal adviseurs laten adviseren over de (fiscale) gevolgen van de levering van de aandelen. (..)”
2.9.
Bij e-mail van 4 juli 2021 heeft [eiser] [betrokkene 1] als volgt bericht:
“(..)
Je vroeg mij het eea in een tijdslijn te zetten:
- overdracht 25% aandelen van [eiser] prive naar [eiser] Holding (menallca Holding BV)
- Ontslaan [betrokkene 2] en Robroer beheer bv als bestuurder
- Verkoop 50% aandelen van Robroer beheer BV aan Menaalca Holding BV
Vrijdag as vind de overdracht van de 25% aandelen van [eiser] prive aan Menaalca Holding BV plaats.
Als je de aandeelhoudersbesluit (waar we allemaal al via de mail toen akkoord op hadden gegeven) zsm wilt ondertekenen kan het eea in werking worden gezet.
Eventuele vragen hoor ik graag. (..)”
2.10.
Partijen hebben op 4 juli 2021 vervolgens telefonisch overleg gehad over documenten die [eiser] bij [betrokkene 1] thuis door de brievenbus heeft afgeleverd, waarvan [eiser] wilde dat Robroer ze tekende. Robroer heeft dit geweigerd en [eiser] per e-mail laten weten dat hij juridische bijstand ging zoeken.
2.11.
In de e-mail van 8 juli 2021 heeft de raadsman van [eiser] c.s. [betrokkene 1] , onder toezending van de ‘overeenkomst tot koop en verkoop van 50 geplaatste aandelen in het kapitaal van Speed Covid Test B.V. tussen Robroer Beheer B.V. en Menallca Holding B.V’ het volgende geschreven:
“(..) Onder verwijzing naar mijn schrijven van 25 juni 2021 waarin de tussen u en de heer [eiser] bereikte overeenstemming ter zake de overname van uw aandelenbelang in Speed Covid Test B.V. is vastgelegd, zend ik u hierbij als uitvloeisel daarvan de opgestelde koopovereenkomst. Ik verzoek u dit door te nemen en het getekend te retourneren aan mij
binnen zeven werkdagen na heden.Nadien zal cliënt tekenen. U ontvangt vervolgens een door partijen getekend exemplaar.
Zoals afgesproken, zal de akte van levering door de notaris uiterlijk 30 juli a.s. worden gepasseerd. (..) De notaris zal ervoor zorgdragen dat de koopsom na het passeren van de akte aan u wordt uitbetaald. (..)”
2.12.
De voormalig raadsman van Robroer heeft de raadsman van [eiser] c.s. in zijn brief van 23 juli 2021 het volgende geschreven:
“(..)
Voorstel koop aandelen d.d. 8 juli 2021
Met uw e-mail van 8 juli jl. werd aan cliënte een ‘definitieve koopcontract’ aangeboden. Namens cliënte informeer ik u dat het aangeboden contract definitief wordt afgewezen. (..)”

3.De vorderingen in conventie

3.1.
[eiser] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. Robroer veroordeelt binnen zeven dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis bij de notaris [Remmerswaal Notariskantoor te ’s-Gravenzande] te verschijnen teneinde medewerking te verlenen aan de levering van de aandelen die Robroer houdt in Speed Covid Test B.V. aan Menallca althans aan [eiser] conform de bij productie 12 van de dagvaarding overgelegde notariële akte althans conform een akte met de inhoud zoals die door de rechtbank in goede justitie zal worden bepaald, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per dag of gedeelte van een dag dat Robroer niet aan deze veroordeling voldoet, met bepaling dat het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de medewerking van Robroer bij het verlijden van de leveringsakte als Robroer veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis niet aan deze veroordeling heeft voldaan;
b. Robroer veroordeelt in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de nakosten van € 163 (zonder betekening) respectievelijk € 255 (met betekening) en met de wettelijke rente over de proces- en nakosten als Robroer deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis heeft betaald.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
[eiser] (namens Menallca) en [betrokkene 3] (namens Robroer) zijn op 25 juni 2021 overeengekomen dat [eiser] c.q. Menallca alle aandelen die Robroer in SCT houdt zou kopen voor een bedrag van € 50.000,00. Het daartoe strekkende aanbod van [eiser] is, blijkens de onder 2.7 weergegeven conversatie door [betrokkene 3] namens Robroer aanvaard. In de onder
2.8
genoemde brief hebben [eiser] c.s. aan Robroer bevestigd dat partijen op hoofdlijnen
overeenstemming hebben bereikt en voorts geschreven dat [eiser] zich zal inspannen om de
medewerking van [betrokkene 2] te krijgen, die [betrokkene 2] vervolgens
ook heeft toegezegd en dat een koopovereenkomst met de gebruikelijke voorwaarden en
garanties zal worden opgesteld. Op verzoek van [betrokkene 1] heeft [eiser] vervolgens de
verschillende te nemen stappen in een tijdlijn gezet (2.9). Pas in reactie op de toezending
van deze tijdlijn heeft [betrokkene 1] aangegeven een bedrijfsjurist te zullen vragen om hem verder te
begeleiden. Bij brief van 23 juli 2021 (2.12) liet een advocaat namens Robroer weten dat
deze het aangeboden contract definitief afwees, welk bericht verder niet werd toegelicht. De
advocaat van [eiser] c.s. heeft daarop geantwoord dat de koopovereenkomst een voldongen
feit is en Robroer gevraagd om te bevestigen dat zij haar leveringsplicht zal nakomen.
Daaraan heeft Robroer niet voldaan.
3.3.
Robroer voert verweer en voert daartoe, samengevat, het volgende aan. [betrokkene 3] was weliswaar bevoegd om Robroer in SCT te vertegenwoordigen inzake bestuursaangelegenheden, maar [betrokkene 3] was níet bevoegd om namens Robroer deals te sluiten over de verkoop van zijn aandelen in SCT. Daarover is ook nooit inhoudelijke overeenstemming bereikt. Robroer heeft in het gehele proces nadrukkelijk aangegeven dat hij deskundig advies zou inwinnen over het aanbod van [eiser] . Verder stelt Robroer – naar de rechtbank begrijpt subsidiair – dat [betrokkene 3] onder valse voorwendselen van [eiser] en onder druk van kennelijke liquiditeitskrapte bij SCT, Robroer onder ongeoorloofde druk heeft gezet om akkoord te gaan met het aanbod van [eiser] . Dit terwijl Robroer juist vanaf maart/april 2021 ernstige twijfels had over de juistheid van het handelen van [eiser] binnen en buiten SCT.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden
ingegaan.

4.Vorderingen in voorwaardelijke reconventie

4.1.
Robroer vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Indien naar het oordeel van de rechtbank tussen partijen wel een koop-/verkoopovereenkomst van de aandelen tot stand is gekomen door de rechtbank een onafhankelijk deskundige, waaronder een onafhankelijke derde, namelijk een waarderingsdeskundige/register valuator wordt aangesteld die conform het gestelde in de statuten van SCT de prijs van de door Robroer gehouden aandelen in het kapitaal van SCT bepaalt naar de datum van 25 juni 2021 met veroordeling van [eiser] c.s. in gelijke mate in de kosten van de deskundige.
2. [eiser] c.s. verplicht aan deze waardebepaling ongeclausuleerde medewerking te verlenen aan het waarderingsonderzoek en daartoe alle door de deskundige gewenste informatie op eerste vordering ter beschikking te stellen en/of de waarderingsdeskundige de bevoegdheid te geven deze gegevens te vorderen en/of de bevoegdheid te geven, al dan niet met nadere toestemming van de rechtbank elke plaats te betreden teneinde de benodigde gegevens te vergaren.
3. [eiser] c.s. in de kosten van deze procedure veroordeelt, een bedrag aan salaris advocaat daaronder begrepen.
4.2.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden
ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

ontvankelijkheid van [eiser] c.s.

5.1.
Robroer heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [eiser] c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, omdat zij gehandeld hebben in strijd met de waarheids- en substantiëringsplicht van art. 21 resp. 111 lid 3 Rv. Zij stellen immers dat Robroer zijn definitieve afwijzing van 23 juli 2021 (2.12) niet zou hebben toegelicht, terwijl Robroer dit getuige de door hem overgelegde nadere e-mailcorrespondentie wel degelijk heeft gedaan.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat de stelling van [eiser] c.s. dat Robroer de definitieve afwijzing in zijn brief van 23 juli 2021 niet nader heeft toegelicht op de waarheid berust. Immers, de raadsman van Robroer schrijft niet meer dan dat het ‘aangeboden contract definitief wordt afgewezen’. Een nadere toelichting is later wel gegeven, maar op het niet noemen daarvan in de dagvaarding kan niet de zware conclusie van niet-ontvankelijkheid van [eiser] c.s. worden verbonden. Die toelichting is gedurende de procedure voldoende gegeven, op een wijze die Robroer ruim de gelegenheid heeft gegeven om te reageren. [eiser] c.s. zijn daarom ontvankelijk in hun vorderingen. De rechtbank zal in het hierna volgende ingaan op deze vorderingen.
algemeen beoordelingskader totstandkoming overeenkomst
5.3.
Centraal staat in dit geding de vraag of er tussen partijen een overeenkomst tot koop/verkoop van aandelen tot stand is gekomen. Voor de beantwoording van deze vraag is het bepaalde in artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van belang. Dit artikel bepaalt dat een overeenkomst tot stand komt wanneer de ene partij een aanbod doet en de andere partij dat aanbod aanvaardt. Daarvan is alleen sprake indien tussen partijen over de essentialia van de te sluiten overeenkomst wilsovereenstemming bestaat. Om na te gaan of van wilsovereenstemming sprake is, moet gekeken worden naar de verklaringen en gedragingen die partijen naar elkaar hebben geuit, de betekenis die partijen daaraan mochten toekennen en wat zij in dat verband van elkaar mochten verwachten. Tot de omstandigheden die in dit geval in aanmerking moeten worden genomen, behoort de voor de wederpartij kenbare
hoedanigheiden de
contextwaarin partijen optraden.
5.4.
Voor de beantwoording van de hierboven genoemde vraag acht de rechtbank allereerst van belang de inhoud van de verklaringen die partijen bij de mondelinge behandeling hebben afgelegd. Deze verklaringen luiden als volgt:
“ [betrokkene 1] :
Ik ben nog steeds vrienden met [betrokkene 3].
[eiser] :
Voor mij was hij een onbekende. Ik had ook nog geen lange relatie met [betrokkene 1] . Wij hadden op dat moment[april 2020, rb.]
dringend liquiditeiten nodig. Die [betrokkene 3] leek me een geschikte bestuurder. Ik omarmde hem. Maar na 3/4 maanden moest hij helaas afhaken.
Rechter:
Uit de appwissel krijg je de indruk dat het een plotseling opkomend malheur was.
[eiser] :
Ja, dat klopt. Ik heb wekenlang achter hem aangezeten om een en ander te formaliseren. Na enige tijd vroeg hij ineens of we bij een Van der Valk konden afspreken. Hij zag er daar hartstikke bleek uit. Wij zijn toen tot de conclusie gekomen dat als hij het niet zou worden, het beter was als [betrokkene 1] zijn aandelen zou verkopen.
Rechter:
Er is afgesproken dat [betrokkene 3] u tijdelijk of blijvend zou vervangen. Zou hij u vervangen als bestuurder?
[betrokkene 1] :
Ja als bestuurder en om mijn aandelen over te nemen. Hij zou vanaf 13 april 2021 mijn volledige rol overnemen. Ik was niet bereid om mijn bestuurdersrol op te geven. Hij zou die rol overnemen en mijn aandelen overnemen, zodat ik kon bijkomen. U vraagt of ik er een beeld van had hoe lang ik zoet zou zijn met die burn-out. Ik was herstellende in 2020. Het ging heel goed, ik was op het punt weer te ondernemen. Ben het vanaf maart 2020 rustiger aan gaan doen. Ik moest alleen stress ontwijken. Zegt niet dat ik niet kon werken.
Rechter:
U had in april 2021 een terugval.
[betrokkene 1] :
Ja, door alle druk. Ik had geen beeld bij hoe lang ik uit de running zou zijn. Ik ken [betrokkene 3] al 30 jaar en ging ervan uit dat mijn rol bij hem in goede handen was en ik een faire prijs zou krijgen voor mijn aandelen. 90% van de offshore traint bij hem, waarop SCT nog steeds draait. Als mensen naar een schip of booreiland gaan, moeten ze – nog steeds – worden getest. SCT heeft een exclusief contract voor de gehele offshore industrie.
Rechter:
Kunt u herinneren wanneer er voor het eerst is gesproken over de overname van de aandelen?
[betrokkene 1] :
Op 13 april ging het licht uit. Ik kreeg 2 dagen later een appje waarin [betrokkene 3] zei mijn bestuurdersrol en aandeelhouderschap over te willen nemen.
Rechter:
Op 19 april schrijft u daarover een bericht aan [eiser] .
[betrokkene 1] :
Dat was in mijn ogen goed voor SCT.
Rechter:
Heeft u in de periode van april tot eind juni nog met [betrokkene 3] over de overname van de aandelen gesproken?
[betrokkene 1] :
Nee, ik heb twee maanden op de bank voor me uit gestaard. Kreeg op 25 juni ineens bericht dat hij ging stoppen met zijn rol binnen SCT. [eiser] wilde mijn aandelen overnemen voor € 50.000,00.
Rechter:
Wat heeft u toen gezegd?
[betrokkene 1] :
Dat ik genaaid werd. Het zat me meteen weer tot hier. U vraagt of ik die WhatsApps tussen [eiser] en [betrokkene 3] ken. Ik heb die gelezen ja.
Rechter:
Wanneer kreeg u daar voor het eerst kennis van?
[betrokkene 1] :
Dat moet uit de stukken wezen. Wij hebben toen gesproken, hebben het over het bedrag gehad. Ik heb gezegd dat ik zwaar genaaid werd, maar niet wist waar ik heen moest. Ik wist dat het niet klopte. Ik had een deal klaarstaan voor Fit for Free voor 200 sportscholen, maar [eiser] sloot achter mijn rug om een deal met een andere sportschool. Er werden verschillende bedragen gerekend voor PCR-testen. Komt nu uit dat wij veel teveel hebben betaald voor die PCR-testen.
Rechter:
In die appwissel zegt [betrokkene 3] tegen [eiser] dat hij zou gaan ‘drukken’ om u tot overeenstemming te brengen. Twee uur later schrijft hij: ‘het is gelukt’.
[betrokkene 1] :
Hij heeft inderdaad lopen pushen. Ik heb gezegd: dit is veel te weinig. Hij zei dat [eiser] niet met me verder wilde en dat wij zo niet verder konden omdat het oorlog zou worden. ik heb schoorvoetend gezegd dat ik akkoord zou gaan met die € 50.000,0. Maar toen ik thuis was dacht ik: ja daag.
Rechter:
Maar die WhatsApp-conservatie verwoordt dus wel degelijk wat er is besproken. U zegt: ik heb schoorvoetend ja gezegd. Had u een beeld van wat die aandelen waard waren?
[betrokkene 1] :
In ieder geval meer dan € 50.000,00.
Rechter:
Waarom heeft u niet meer gevraagd?
[betrokkene 1] :
Dit is het bedrag dat [eiser] had geboden. Het kwam voor mij als donderslag bij heldere hemel. Daarom heb ik ook gezegd dat ik juridische bijstand wilde. De volgende dag heb ik een appje gehad. Meteen erachteraan volgde een mail aan mr. Gonesh en de volgende dag nog werd ik bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven als bestuurder.
Rechter:
Op 4 juli heeft [eiser] u een e-mail gestuurd. Er is in de stukken discussie of u overleg met elkaar heeft gehad.
[betrokkene 1] :
Dat klopt. [eiser] had wat stukken bij me in de bus gegooid. Daar is telefonisch overleg over geweest. [eiser] vond dat ik die stukken moest tekenen. Dat heb ik geweigerd. Daarna heb ik gemaild dat ik juridische bijstand ging zoeken.
[eiser] :
Dit klopt.
Rechter:
Die communicatie tussen [eiser] en [betrokkene 3], welke rol speelde [betrokkene 3] daarin? Was hij vertegenwoordiger of boodschapper? Mocht hij voor u deals sluiten?
[betrokkene 1] :
Hij was mijn vervanger. Hij mocht als bestuurder voor SCT deals sluiten. Hij mocht niet namens mij deals sluiten met [eiser] . Ik was tijdens die bespreking met [betrokkene 3] toevallig voor hem aan het werk, aan het schilderen. Dat gesprek duurde hooguit een paar minuten. Het ging in een ‘split moment’.
Rechter:
U heeft gevraagd om een ‘tijdlijn’. Waarom?
[betrokkene 1] :
Ja, omdat ik toen zeker wist dat ik genaaid werd. Waarom zou er vóór overdracht van de aandelen ineens nog een arbeidsovereenkomst gesloten moeten worden? En een directiereglement getekend moeten worden. Ik heb gevraagd waarom alles in die volgorde moest. Ik was het er pertinent mee oneens, dus ik had een advocaat nodig. Was het niet eens met de gang van zaken en die € 50.000,00.
Rechter:
U zegt: er is ongeoorloofde druk uitgeoefend.
[betrokkene 1] :
Ja, continu. Ik moest mijn bestuurdersrol afstaan omdat ik niet zou functioneren. Ik moest mijn aandelen afstaan. Als ik maar 1% zou afstaan, zou ik de sjaak wezen. Heb wel voorgesteld om mijn neefje 25% van mijn inkomsten uit SCT te geven.”
5.5.
Aan de orde is meer concreet de vraag of [eiser] c.s. zich op goede gronden op het standpunt stellen dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tot koop van de aandelen van Robroer voor een bedrag van € 50.000. Gelet op hetgeen onder 3.2 is weergegeven, baseren [eiser] c.s. dat standpunt op een aanvaarding door Robroer die in de onder 2.7 weergegeven appwissel door [betrokkene 3] is overgebracht, waarbij [betrokkene 3] in de visie van [eiser] c.s. handelde als gevolmachtigde van Robroer.
(pseudo)volmacht [betrokkene 3]?
5.6.
Of [betrokkene 3] zichzelf ook als gevolmachtigde van Robroer zag, is - mede gezien het ontbreken van een van [betrokkene 3] afkomstige verklaring - niet duidelijk. Duidelijk is wel dat Robroer geen toereikende schriftelijke volmacht aan [betrokkene 3] heeft verleend. Robroer heeft -onvoldoende weersproken- aangevoerd dat hij [betrokkene 3] had aangesteld om zijn bestuurdersrol in SCT te vervullen en ermee instemde dat [betrokkene 3] zijn aandelen in SCT zou overnemen. Noch het één, noch het ander impliceert een volmacht om namens Robroer te
contracterenomtrent de overname van de aandelen van Robroer aan [eiser] , temeer niet nu uit eerdere gebeurtenissen duidelijk bleek dat Robroer, toen hij [betrokkene 3] aanstelde, in het geheel niet genegen was om zijn aandelen aan [eiser] c.s. te verkopen. Uit de onder 2.5 opgenomen e-mails van [betrokkene 2] en [eiser] wordt immers duidelijk dat Robroer zijn aandelen toentertijd enkel van de hand wenste te doen onder de expliciete voorwaarde dat deze naar Treasure Beheer BV gingen.
5.7.
Daarmee is de vraag aan de orde of [eiser] er toch gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat aan [betrokkene 3] een toereikende volmacht was verleend, een zogenaamde ‘pseudovolmacht’, die zou kunnen meebrengen dat aan [eiser] c.s. een beroep toekomt op de door artikel 3:61 lid 2 BW geboden bescherming.
Van zodanig vertrouwen kan alleen sprake zijn indien dat is gebaseerd op een toedoen van Robroer en/of feiten en omstandigheden die voor rekening van Robroer komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Feiten of omstandigheden in deze zin zijn door [eiser] c.s. onvoldoende gesteld. Dat Robroer heeft toegestaan dat [eiser] met [betrokkene 3] communiceerde over de koop van aandelen - door via [betrokkene 3] te reageren - is in ieder geval onvoldoende om de schijn te wekken dat [betrokkene 3] over een toereikende volmacht beschikte om namens Robroer een deal te sluiten over de overname van zijn aandelen in SCT door [eiser] c.s. [1]
[betrokkene 3] is ‘bode’
5.8.
Dat brengt mee dat [betrokkene 3] hooguit de rol van bode heeft vervuld.
Ook in dat geval kan toch worden geconcludeerd dat Robroer gebonden is aan de uitlatingen van [betrokkene 3] richting [eiser] . Daartoe dient echter wel te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 3:37 lid 4 BW, welk artikel bepaalt dat wanneer een door de afzender daartoe aangewezen persoon een tot een ander gerichte verklaring onjuist heeft overgebracht, het ter kennis van de ontvanger gekomene geldt als de verklaring van de afzender, tenzij de gevolgde wijze van overbrenging door de ontvanger was bepaald. Wil de verklaring van de bode leiden tot een overeenkomst, doordat deze een aanbod en aanvaarding bevat (zie 5.3), dient de wederpartij – [eiser] – er ingevolge artikel 3:35 BW gerechtvaardigd op hebben vertrouwd dat de verklaring van de bode – [betrokkene 3] – overeenstemt met de wil van de achterman, [betrokkene 1] .
de wil van [betrokkene 1]
5.9.
Niet gezegd kan worden dat de gevolgde wijze van overbrenging van de reactie van Robroer op het aanbod van [eiser] - via [betrokkene 3] - door Robroer was bepaald. Uit de appwissel volgt namelijk duidelijk dat het de wens van [eiser] was dat [betrokkene 3] zich met [betrokkene 1] zou verstaan om ervoor te zorgen dat hij ‘vandaag nog’ akkoord zou geven op het (niet voor discussie vatbare) aanbod van [eiser] , waarna [betrokkene 3] [eiser] heeft toegezegd: ‘ik ga duwen’. Uit [betrokkene 1] verklaring volgt vervolgens dat [betrokkene 3] zich met het aanbod van [eiser] onverwacht bij [betrokkene 1] heeft gemeld - terwijl laatstgenoemde daarvoor ‘twee maanden op de bank voor zich uit had gestaard’ - en dat [betrokkene 3] inderdaad ook hééft geduwd. Verder blijkt dat [betrokkene 1] zich door deze gang van zaken overvallen heeft gevoeld, schoorvoetend ‘ja’ heeft gezegd en heeft aangegeven dat hij juridische bijstand wilde. Bij deze stand van zaken is Robroer naar het oordeel van de rechtbank aan een aanvaarding door [betrokkene 3] slechts dan gebonden indien vaststaat dat deze verklaring
volledigstrookt met de wil van Robroer zoals deze zich in de verklaring van [betrokkene 3] aan [eiser] heeft geopenbaard.
5.10.
De rechtbank stelt vast dat daarvan geen sprake is. De uitlatingen van [betrokkene 3] in de terugkoppeling aan [eiser] komen alleen al niet overeen met de ruimte die [betrokkene 3] van Robroer had gekregen door het enkele feit dat het voorbehoud van inwinning van juridische bijstand door Robroer daarin niet is opgenomen. Bovendien had [betrokkene 3] moeten signaleren, en aan [eiser] moeten overbrengen, dat [betrokkene 1] het akkoord slechts tegensputterend gaf, en dat het dus twijfelachtig was of het strookte met wat [betrokkene 1] werkelijk wilde.
Gelet op dit een en ander hadden de toevoegingen van [betrokkene 3] omtrent de communicatieve follow-up, mede gelet op 1) de bij [eiser] bekende burn-out klachten van [betrokkene 1] , 2) diens wispelturigheid en 3) het feit dat hij, [eiser] , moet hebben beseft dat [betrokkene 3] op dat moment toch vooral een probleem aan het oplossen was dat door zijn eigen terugtreden als opvolgend aandeelhouder van Robroer was veroorzaakt, [eiser] tot het inzicht moeten brengen dat hij op een zo wankele basis geen vertrouwen kon baseren. Dat spreekt temeer nu het erop lijkt dat de door [eiser] geboden prijs voor de aandelen in relatie tot het perspectief dat medio 2021 in de vennootschap bestond allerminst passend lijkt te zijn geweest; vlak daarvoor had SCT immers (onder meer) met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de lucratieve deal ‘Preventief testen zonder klachten’ gesloten.
conclusie
5.11.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen omtrent de overname van de aandelen van Robroer door [eiser] c.s. Dat betekent dat de vorderingen van [eiser] c.s. worden afgewezen.
de proceskosten
5.12.
[eiser] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Robroer worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.802,00
de voorwaardelijke eis in reconventie
5.13.
Gelet op de beslissing in conventie is de voorwaarde waaronder Robroer zijn voorwaardelijke vorderingen in reconventie heeft ingesteld niet vervuld, zodat de rechtbank aan een beoordeling van deze vorderingen niet toekomt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] c.s. af,
6.2.
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding, aan de zijde van Robroer tot op heden begroot op een bedrag van € 1.802,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022. [2]

Voetnoten

1.Vgl. bijvoorbeeld ECLI:NL:GHARL:2021:498.
2.Conc.: 1467