Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] , tevens h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
[gedaagde 2], vennoot
[gedaagde 3], vennoot
[gedaagde 4], vennoot
1.Het procesverloop
2.De feiten
7 ongeveer 3 is (bijlage 5).
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
“Er zijn geen schadedrempels vastgesteld. Potentiële opbrengstderving is onbekend.”Voor de 30 aangetroffen wortellesieaaltjes luidt de schadewaardering (met de kleur geel):
“Licht besmet, er is kans op lichte opbrengstderving.”Voor het overige zijn er geen besmettingen geconstateerd. In de uitslag staat verder onder “
Verklaring waardering”: “
De schade die daadwerkelijk optreedt in het gewas is afhankelijk van meerdere factoren zoals de weersomstandigheden, zaai- of planttijdstip, rassenkeuze en de chemische, fysische, en biologische eigenschappen van de grond. Verder vermeldt het rapport: “
Aaltjes zijn niet homogeen verdeeld door een perceel en de monstername intensiteit is zeer belangrijk voor een representatief monster. (...) Voor tuinbouwgewassen en gevoelige gewassen wordt een monstername-intensiteit van drie monsters per hectare geadviseerd.”
De partijen zijn gekeurd en geclassificeerd volgens de keurnormen van de BKD (…)”. [2] [gedaagde partij] heeft deze stelling echter niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met de keuringsgegevens van de BKD. Dat had hij wel moeten doen, omdat volgens [gedaagde partij] ter zitting uit die keuringen niet is gebleken dat het TRV in het aan [eiser] ter beschikking gestelde plantgoed zat en [eiser] een en ander gemotiveerd heeft betwist. De keuringsgegevens van de BKD zijn ook niet als bijlage bij het rapport van [naam 1] gevoegd. [naam 1] heeft de verklaring van [teeltadviseur 1] hierover kennelijk voor waar aangenomen. Maar die verklaring heeft onvoldoende bewijswaarde, omdat [teeltadviseur 1] niet als onpartijdig kan worden beschouwd. Hij begeleidt immers sinds 2018 de plantgoedbewaring bij [gedaagde partij] en deed gedurende het teeltseizoen 2020/2021 regelmatig veldbezoeken ten behoeve van [gedaagde partij] . De verklaring van [teeltadviseur 1] en het rapport van [naam 1] zijn daarom onvoldoende om vast te stellen dat het plantgoed van [gedaagde partij] vrij van het TRV was.
waar ook Verandi plantgoed (zelfde partij) werd geteeld” geen aantasting door TRV is gesignaleerd. Volgens [teeltadviseur 1] blijkt daaruit “
dat de aantasting niet in de partij heeft gezeten maar vanuit het perceel is veroorzaakt”, maar hij legt die conclusie of gevolgtrekking niet uit en gaat daarbij niet in op eventuele andere oorzaken. Dat doet hij ook niet in zijn brief van 23 mei 2022. Daarin herhaalt hij zijn standpunt dat er sprake is van een strook geïnfecteerde tulpen met TRV wat verklaart dat de besmetting pleksgewijs op het perceel voorkomt en de TRV besmetting niet primair in het plantgoed heeft gezeten. Zoals hiervoor al geoordeeld is, overtuigt dit standpunt niet. [gedaagde partij] had zijn stelling nader moeten onderbouwen tegenover de betwisting door [eiser] . In de door [eiser] overgelegde brieven van zijn teeltadviseur [teeltadviseur 2] van 20 maart 2022 en 3 oktober 2022 staat namelijk dat de omstandigheid dat dezelfde partij op een ander perceel minder symptomen laat zien, geen garantie is voor het vrij zijn van TRV in de partij, omdat de omstandigheden op beide percelen niet gelijk zijn en de omstandigheden van een perceel ervoor kunnen zorgen dat de symptomen zichtbaar worden of juist niet. Dit oordeel van [teeltadviseur 2] strookt met de in het rapport van Eurofins Agro vermelde - meerdere - schadeveroorzakende factoren. Verder heeft [teeltadviseur 2] in zijn brief van 3 oktober 2022 zijn bedenkingen bij de kwaliteit van het plantgoed. [gedaagde partij] heeft hier de reactie van [teeltadviseur 1] van 14 oktober 2022 tegenover gesteld, maar daarin verwijst [teeltadviseur 1] alleen maar naar zijn eerdere brief van 23 mei 2022. Daarmee is het verweer van [eiser] op dit punt niet voldoende weersproken.
Alle soorten (!)” [5] tulpen waren vervuurd in de bloemen. Volgens [gedaagde partij] is er sprake van een ondeugdelijke bestrijding tegen vuur, omdat [eiser] te laat is begonnen met vuurbestrijding: op 28 april is er een eerste waarschuwing uitgebracht door het BOS model en er is pas op 7 mei 2021 gestart met het toepassen van een toevoeger in de vorm van 0,25 1/ha Rudis. En omdat er een onjuiste dosering is toegepast: bij een verhoogde infectiedruk is een dosering van 0,4 1/ha Rudis het advies in plaats van de vermelde 0,25 liter per hectare.
in Kung Fu, Orange Dream en Verandi” en met de juiste inzet van vuurbestrijdingsmiddelen deze aantasting goed te voorkomen is. [6] Deze onderbouwing is onvoldoende om vast te stellen dat [eiser] op het punt van de vuurbestrijding is tekortgeschoten.
“Op 28 april is er een 1e waarschuwing uitgebracht door het BOS model. In het bijgevoegde schema is pas op 7 mei 2021 gestart met het toepassen van een toevoeger in de vorm van 0,25 1/ha Rudis. De infectiedruk was hoogst waarschijnlijk al aanwezig en heeft zich door kunnen ontwikkelen en de latere bespuitingen die volgens het schema werden uitgevoerd konden de ingezette besmetting niet beperken. Bovendien is bij een verhoogde infectiedruk een dosering van 0,4 l/ha Rudis het advies”.
Rudis is een paardenmiddel, 0,25 liter per ha is echt genoeg. Ik weet dat er 0,4 liter op het etiket staat, echter niet veel deskundigen adviseren 0,4 liter per ha omdat 0,25 liter per ha prima werkt en een hogere dosering meer kans op gewasschade geeft en nauwelijks een betere werking heeft”.
Rudis is inderdaad een scherp middel. In vooraf opgestelde schema's wordt inderdaad 0,25 liter Rudis geadviseerd. Echter bij de druk die op dat moment in het perceel aanwezig was had achteraf een andere strategie ingezet moeten worden om de vuuraantasting in het perceel goed te beheersen. Ook hier verwijs ik naar mijn brief van 23-5-2022. Er is volgens het achteraf beschikbaar gestelde spuitschema, te laat gestart met het toepassen van een toevoeger.
6.De beslissing
dagvaarding € 108,41
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 373,00 ;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;