ECLI:NL:RBNHO:2022:11221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
9841555 \ CV EXPL 22-2083
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele geschillen tussen contractteler en bloembollenbedrijf met betrekking tot tekortkomingen in de uitvoering van het teeltcontract en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een contractteler, aangeduid als [eiser], en een vennootschap onder firma, aangeduid als [gedaagde partij]. De eiser vorderde betaling van een openstaande factuur van € 18.595,99, terwijl de gedaagde partij zich verweerde met de stelling dat de eiser tekort was geschoten in de nakoming van het teeltcontract. De gedaagde partij voerde aan dat de eiser ongeschikte grond ter beschikking had gesteld en de teeltwerkzaamheden niet correct had uitgevoerd, wat leidde tot schade aan de tulpen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde tekortkomingen van de eiser. De kantonrechter concludeerde dat de eiser zijn verplichtingen uit het teeltcontract was nagekomen en dat de gedaagde partij de laatste factuur moest betalen. De vordering van de gedaagde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, evenals de tegenvordering tot verklaring van tekortkoming van de eiser. De proceskosten werden toegewezen aan de eiser, die in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9841555 \ CV EXPL 22-2083 BL/IL
Uitspraakdatum: 30 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigden: mr. L. Koning en mr. R.H. Kroes
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] , tevens h.o.d.n. [bedrijfsnaam]

gevestigd te [vestigingsplaats]
2.
[gedaagde 2], vennoot
3.
[gedaagde 3], vennoot
4.
[gedaagde 4], vennoot
alle vennoten wonende te [woonplaats 2]
gedaagden
verder gezamenlijk (in mannelijk enkelvoud) te noemen: [gedaagde partij]
gemachtigde: mr. A.C. Teeuw

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 13 april 2022 een vordering tegen [gedaagde partij] ingesteld. [gedaagde partij] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 24 oktober 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde. [gedaagde partij] is verschenen bij alle vennoten, met hun gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde partij] bij brieven van 13 september, 14 oktober en 19 oktober 2022 nog stukken toegezonden. [eiser] heeft bij brief van 13 oktober 2022 zijn schriftelijke reactie in de zaak van de tegenvordering met aanvullende producties toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] exploiteert een bloembollenbedrijf. Hij houdt zich bezig met de teelt en verwerking van tulpen.
2.2.
[eiser] is een contractteler. Hij teelt bloembollen in opdracht en ten behoeve van verschillende contractgevers. Van 2016 tot en met 2021 is [eiser] contractteler voor [gedaagde partij] geweest.
2.3.
De overeenkomst voor teeltseizoen 2020/2021 tussen [gedaagde partij] en [eiser] is mondeling gesloten (hierna: het teeltcontract).
2.4.
Op basis van het teeltcontract heeft [eiser] een perceel grond aan het [straatnaam 1] te [plaats 1] ter beschikking gesteld (hierna: het teeltperceel), met een oppervlakte van 3.227 Rijnlandse Roede (RR). [gedaagde partij] heeft plantgoed (tulpenbollen) voor dit perceel ter beschikking gesteld. Op 23/24 oktober 2020 heeft [eiser] de bollen van [gedaagde partij] geplant. De teeltwerkzaamheden (planten, bemesten, spuiten, beregenen, rooien en spoelen) zijn verricht door [eiser] .
2.5.
Voor het gebruik van het teeltperceel en de door [eiser] te verrichten teeltwerkzaamheden hebben partijen een prijs afgesproken van € 19,05 exclusief 21% btw per RR (in totaal € 74.383,96 inclusief btw). Gedurende een teeltseizoen vermeerdert het gewicht en volume van de bollen. De opbrengst van de teelt is voor [gedaagde partij] .
2.6.
Voor het teeltseizoen 2020/2021 heeft [eiser] vier facturen van elk € 18.595,99 inclusief btw aan [gedaagde partij] gestuurd, gedateerd 11 januari 2020, 15 februari 2021, 17 mei 2021 en 2 augustus 2021. De laatste factuur heeft [gedaagde partij] niet betaald.
2.7.
[gedaagde partij] heeft een teeltadviseur, [teeltadviseur 1] van de Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale (CNB). Hij begeleidt sinds 2018 de plantgoedbewaring bij [gedaagde partij] , en legde gedurende het teeltseizoen 2020/2021 regelmatig veldbezoeken voor [gedaagde partij] af.
2.8.
Tijdens een veldbezoek op 22 april 2021 heeft [teeltadviseur 1] op het teeltperceel een overmatige hoeveelheid residu op het gewas geconstateerd. In het daarop volgende contact tussen [eiser] en [teeltadviseur 1] heeft [eiser] bevestigd dat per abuis een combinatie van Koper en Borium in de spuit terecht is gekomen.
2.9.
In zijn brief van 4 november 2021 aan [gedaagde partij] schrijft [teeltadviseur 1] dat hij op 11 mei 2021 werd gebeld door [gedaagde partij] omdat er symptomen van het tabaksratelvirus (TRV) in de cultivar Verandi waren gezien. In zijn brief van 23 mei 2022 aan [gedaagde partij] schrijft [teeltadviseur 1] dat, omdat bepaalde aaltjes in de grond het TRV kunnen overdragen, er op 17 mei 2021 een grondmonster van het teeltperceel is genomen (wat is opgehaald op 19 mei 2021).
2.10.
Daarnaast werd [teeltadviseur 1] (zo staat in zijn brief van 23 juni 2021 aan [gedaagde partij] ) tijdens zijn veldbezoek op 17 mei 2021 door [gedaagde partij] geattendeerd op het voornemen van [eiser] om extra te bemesten met stikstof. Om de wenselijkheid daarvan te beoordelen heeft [teeltadviseur 1] op 19 mei 2021 een grondmonster genomen, voor onderzoek door Eurofins Agro naar in de grond aanwezige stoffen (waaronder stikstof).
2.11.
Op 20 mei 2021 heeft Eurofins Agro verslag uitgebracht aan [teeltadviseur 1] ter zake de stoffen in de grond en de resterende gewasbehoefte tot einde teelt. De stikstofwaarden waren goed. Vervolgens is met [eiser] gecommuniceerd dat stikstofbemesting niet gewenst was, en is die bemesting ook niet uitgevoerd.
2.12.
Op 28 mei 2021 heeft Eurofins Agro een onderzoeksrapport uitgebracht aan [teeltadviseur 1] . Dit rapport vermeldt dat in het grondmonster met datum monstername 19 mei 2021 (per 100 ml) zijn aangetroffen 2 virusoverdragende wortelaaltjes (Paratrichodorus teres) en 30 wortellesieaaltjes (Pratylenchus penetrans).
2.13.
In zijn brief van 4 november 2021 schrijft [teeltadviseur 1] dat hij op 16 juni 2021 op het perceel veel plekken die reeds vervuurd waren (aangetast door de schimmel Botrytis tulipae (vuur)) heeft waargenomen. Dit werd in Kung Fu, Orange Dream en Verandi geconstateerd.
2.14.
Medio juli 2021 heeft [eiser] de bollen gerooid en is de opbrengst aan [gedaagde partij] ter beschikking gesteld.
2.15.
Op 6 oktober 2021 heeft [eiser] een betalingsherinnering van de laatste factuur d.d. 2 augustus 2021 aan [gedaagde partij] gestuurd.
2.16.
Op 12 oktober 2021 heeft [gedaagde partij] (via zijn verzekeraar Stichting Achmea Rechtsbijstand) opdracht gegeven aan Agro Expertiseburo om onderzoek te doen naar schade aan zijn tulpen door het niet of onjuist uitvoeren van het teeltcontract door [eiser] .
2.17.
In het kader van dat onderzoek heeft [naam 1] van Agro Expertisenburo op 28 oktober 2021 eerst gesproken met [gedaagde 2] , [gedaagde 4] en [teeltadviseur 1] , en vervolgens met [eiser] .
2.18.
In een brief van 3 december 2021 is [gedaagde partij] door [eiser] gesommeerd om de factuur van 2 augustus 2021 binnen 14 dagen te betalen.
2.19.
In reactie daarop heeft [gedaagde partij] in een brief van 10 december 2021 aan [eiser] bericht dat de betaling van de factuur wordt opgeschort totdat [eiser] de schade van [gedaagde partij] heeft vergoed, en dat de factuur ook verrekend mag worden met de te betalen schadevergoeding. Daarbij is [eiser] – voor zover nodig – aansprakelijk gesteld voor schade aan het gewas tulp veroorzaakt door het niet of onjuist uitvoeren van het teeltcontract.
2.20.
Het expertiserapport van [naam 1] dateert van 16 december 2021. In dit rapport schrijft [naam 1] dat partijen van mening verschillen over de schadeoorzaak en -omvang, maar dat hij gelet op het verslag van [teeltadviseur 1] van 4 november 2021 tot de conclusie komt dat de teelt niet juist is uitgevoerd, omdat – kort gezegd – op het teeltperceel het door aaltjes overgebrachte TRV voorkwam terwijl het plantgoed van [gedaagde partij] vrij van TRV was, en de bestrijding van vuur niet goed is uitgevoerd. De schade is door [naam 1] begroot op € 144.783,00 exclusief btw. Daarbij is tot uitgangspunt genomen dat bij een normale teelt de opbrengst zou bestaan uit een vermeerdering met factor 3, zodat op basis van de plantlijst van [gedaagde partij] en zijn opgave van de oogst, de schade is berekend op 47.788,00 kg tegen een gemiddelde prijs van € 3,00 per kg (= € 143.364,00). Hierop zijn in mindering gebracht besparingen uitgaande van een misoogst van 2 ha, bestaande uit € 1.720,00 voor uitzoeken plantgoed en € 301,00 voor bolontsmetting (= € 141.343,00). Vervolgens is hierbij opgeteld 160 uur à € 21,50 voor extra arbeid selectie TRV. Daarbij schrijft [naam 1] dat voor seizoen 2021/2022 een voorbehoud moet worden gemaakt voor het extra selecteren van de planten op TRV en voor het feit dat de BKD de bollen afkeurt. [naam 1] heeft bij zijn onderzoek in aanmerking genomen een voorbeeld contractteeltovereenkomst van de CNB (bijlage 1), het verslag van [teeltadviseur 1] van 4 november 2021, gericht aan [gedaagde partij] (bijlage 2), het rapport van 20 mei 2021 van Eurofins Agro ter zake de stikstofanalyse (bijlage 3), de plantlijst van [gedaagde partij] (bijlage 4) en de verklaring van [teeltadviseur 1] van 15 december 2021 dat de gemiddelde groeikracht van tulpenplantgoed bij ziftmaat
7 ongeveer 3 is (bijlage 5).
2.21.
Het onderzoeksrapport van Eurofins Agro van 28 mei 2021 ter zake de aaltjes is niet genoemd in het rapport van expertiseonderzoek van [naam 1] , en door [naam 1] niet als bijlage bij het rapport gevoegd.
2.22.
Het rapport van [naam 1] is bij brief van 30 december 2021 aan [eiser] verstrekt. Onder verwijzing naar dit rapport maakt [gedaagde partij] in die brief aanspraak op het schadebedrag van € 144.783,00 en de kosten voor het expertiserapport van € 3.073,75 exclusief btw.
2.23.
In reactie daarop stelt [eiser] zich in een brief van 20 januari 2022 op het standpunt dat hij niet tekort is geschoten in de nakoming van zijn inspanningsverplichtingen op grond van het teeltcontract. Daarnaast betwist [eiser] het causale verband tussen de vermeende tekortkoming en de gestelde schade als ook de omvang van die schade.
2.24.
In een brief van 22 maart 2022 heeft [gedaagde partij] het teeltcontract ontbonden, omdat [eiser] ongeschikte grond ter beschikking heeft gesteld en geen juiste bestrijding heeft uitgevoerd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde partij] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 18.595,99, met de wettelijke handelsrente vanaf 17 augustus 2021 en de proceskosten.
3.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde partij] zijn betalingsverplichting niet is nagekomen. [gedaagde partij] is in verzuim met de betaling van de laatste betaaltermijn van € 18.595,99 en daarom ook de wettelijke handelsrente verschuldigd. De vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de schulden van de vennootschap.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde partij] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [gedaagde partij] de vierde termijn niet hoeft te betalen, omdat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en [gedaagde partij] de overeenkomst heeft ontbonden. [eiser] heeft niet voldaan aan zijn verplichting om grond geschikt voor de teelt van tulpen ter beschikking te stellen. Ook heeft [eiser] de teeltwerkzaamheden niet juist uitgevoerd. [gedaagde partij] hoeft de laatste factuur ook niet te betalen, omdat hij zich op verrekening beroept.
4.2.
[gedaagde partij] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten jegens [gedaagde partij] en [eiser] veroordeelt tot betaling van € 144.783,00 aan schade, de gevolgschade nader op te maken bij staat, € 55.787,97 wegens reeds betaalde bedragen en € 5.296,58 aan buitengerechtelijke kosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten met nakosten en rente.
4.3.
[gedaagde partij] legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij als gevolg van de wanprestatie van [eiser] een directe opbrengstschade heeft geleden van € 144.783,00 en gevolgschade lijdt in de zin van toekomstige gederfde opbrengsten. De omvang van de gevolgschade is nog niet exact vast te stellen. Verder moet – als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst – [eiser] de al aan hem betaalde drie termijnen van in totaal € 55.787,97 aan [gedaagde partij] terugbetalen. Ten aanzien van de waardevergoeding die in de plaats treedt van het door [eiser] verrichte werk, beroept [gedaagde partij] zich op verrekening met zijn schade. [gedaagde partij] vordert verder vergoeding van buitengerechtelijke kosten, te weten de incassokosten van € 2.222,83 en expertisekosten van € 3.073,75 exclusief btw.
4.4.
[eiser] voert verweer tegen de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
De kantonrechter moet in deze zaak beoordelen of [gedaagde partij] de laatste factuur van [eiser] verschuldigd is.
5.2.
[eiser] en [gedaagde partij] zijn overeengekomen dat [eiser] de contractteelt voor het seizoen 2020/2021 zou verrichten. [eiser] heeft de afgesproken werkzaamheden verricht. De bollen zijn medio juli 2021 gerooid en aan [gedaagde partij] ter beschikking gesteld. Het uitgangspunt is daarom dat [gedaagde partij] de laatste factuur van [eiser] moet betalen.
5.3.
Omdat [gedaagde partij] aanvoert dat hij de factuur niet hoeft te betalen, hij de overeenkomst heeft ontbonden wegens een tekortkoming van [eiser] en zich op verrekening van schade beroept, zal de kantonrechter hierna eerst de zaak van de tegenvordering beoordelen.
de tegenvordering
5.4.
[gedaagde partij] stelt dat [eiser] op meerdere punten is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De eerste gestelde tekortkoming is dat [eiser] ongeschikte grond ter beschikking heeft gesteld voor de teelt, omdat deze besmet was met vrijlevende aaltjes. De tweede gestelde tekortkoming is dat [eiser] de bestrijdingswerkzaamheden niet juist heeft uitgevoerd.
Geen tekortkoming van [eiser] ten aanzien van de geschiktheid van de grond
5.5.
[gedaagde partij] stelt dat [eiser] geteeld heeft op grond besmet met virusoverdragende aaltjes van het geslacht Trichodorus en Paratrichodorus die het tabaksratelvirus (TRV) hebben overdragen, en wortellesieaaltjes (Pratylenchus Penetrans) die in combinatie met de virusoverdragende aaltjes valplekken in het perceel hebben veroorzaakt. Volgens [gedaagde partij] is de teelt door een TRV-besmetting vanuit het veld aangetast, is daardoor opbrengstderving veroorzaakt en is daarom sprake van een tekortkoming van [eiser] .
5.6.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde partij] de gestelde tekortkoming onvoldoende heeft onderbouwd en licht dat hierna toe.
5.7.
[gedaagde partij] onderbouwt zijn stelling over de aanwezigheid van aaltjes in het teeltperceel, met het rapport van Eurofins Agro van 28 mei 2021. Dat rapport betreft de uitslag van een onderzoek van een grondmonster genomen op 19 mei 2021. [eiser] wijst er terecht op dat uit niets blijkt dat het grondmonster betrekking heeft op het teeltperceel. Het rapport is gericht aan [teeltadviseur 1] , het adres van het teeltperceel is daarin niet genoemd en het rapport vermeldt dat het een monster van ‘zeeklei’ betreft terwijl het teeltperceel uit lichte zavelgrond bestaat. Ook is het opmerkelijk dat het rapport van Eurofins Agro van 28 mei 2021 niet bij het rapport van Agro Expertiseburo is betrokken terwijl dat rapport over de door [gedaagde partij] gestelde schadeoorzaak gaat. Ondanks het verweer van [eiser] heeft [gedaagde partij] nagelaten te onderbouwen dat het rapport van Eurofins Agro van 28 mei 2021 betrekking heeft op een monster van grond van het teeltperceel. Dat rapport heeft daarom geen bewijswaarde en kan dus niet dienen als onderbouwing van de gestelde tekortkoming.
5.8.
Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat het rapport wel betrekking heeft op het teeltperceel overweegt de kantonrechter het volgende.
5.9.
Uit het rapport van Eurofins Agro blijkt dat er twee virusoverdragende wortelaaltjes van het geslacht Trichodorus en Paratrichodorus en 30 wortellesieaaltjes per 100 ml zijn aangetroffen. Voor de twee aangetroffen virusoverdragende wortelaaltjes is de tulp als waardplant gekwalificeerd als ‘+’, dat wil zeggen ‘slecht’, wat wil zeggen dat de tulp het aaltje weinig vermeerdert. Voor de 30 aangetroffen wortellesieaaltjes is de tulp als waardplant gekwalificeerd als ‘++’, dat wil zeggen ‘matig’, wat wil zeggen dat de tulp het aaltje matig vermeerdert. Verder is in het rapport met kleuren een waardering gegeven voor risico op schade, gebaseerd op praktijkproeven. Voor de twee aangetroffen virusoverdragende wortelaaltjes waardeert Eurofins Agro het schaderisico als volgt (met de kleur wit):
“Er zijn geen schadedrempels vastgesteld. Potentiële opbrengstderving is onbekend.”Voor de 30 aangetroffen wortellesieaaltjes luidt de schadewaardering (met de kleur geel):
“Licht besmet, er is kans op lichte opbrengstderving.”Voor het overige zijn er geen besmettingen geconstateerd. In de uitslag staat verder onder “
Verklaring waardering”: “
De schade die daadwerkelijk optreedt in het gewas is afhankelijk van meerdere factoren zoals de weersomstandigheden, zaai- of planttijdstip, rassenkeuze en de chemische, fysische, en biologische eigenschappen van de grond. Verder vermeldt het rapport: “
Aaltjes zijn niet homogeen verdeeld door een perceel en de monstername intensiteit is zeer belangrijk voor een representatief monster. (...) Voor tuinbouwgewassen en gevoelige gewassen wordt een monstername-intensiteit van drie monsters per hectare geadviseerd.”
5.10.
De kantonrechter acht deze uitslag (voor zover betrekking hebbend op het teeltperceel) onvoldoende om vast te stellen dat de bedoelde aaltjes al voor het planten in de grond van het teeltperceel aanwezig waren, het TRV hebben overdragen en de teelt hebben aangetast. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.11.
Het rapport van Eurofins Agro heeft betrekking op één monster, terwijl de monstername intensiteit “zeer belangrijk” is voor een representatief monster en de aanbevolen monstername van drie monsters per hectare (in dit geval zijn dat er 3 x ongeveer 4,6 = 13) niet is uitgevoerd. Verder blijkt uit het rapport dat de schadelijkheid van de aaltjesbesmetting voor het gewas afhangt van meerdere factoren. [gedaagde partij] heeft daarover niets gesteld. Voorts weegt mee dat de uitslag duidt op een respectievelijk onbekende potentiële opbrengstderving en een lichte besmetting met een kans op lichte opbrengstderving. Deze uitslag kan de door [gedaagde partij] gestelde grote opbrengstderving als gevolg van de ongeschiktheid van de grond niet - zonder meer - verklaren.
5.12.
In de brief van [teeltadviseur 1] van 23 mei 2022 staat dat er 30 Pratylenchus penetrans / 100 ml grond zijn waargenomen en dit wortellesieaaltje bekend is om het veroorzaken van valplekken bij tulpen en opbrengstderving veroorzaakt. Volgens [teeltadviseur 1] zorgt de combinatie Thrichodorideaaltjes en Pratylenchusaaltjes die zijn waargenomen in het monster, voor valplekken in de tulpen, virusoverdracht en opbrengstderving en was dit op het teeltperceel duidelijk aan de orde. [teeltadviseur 1] baseert zich hierbij kennelijk op het hiervoor besproken rapport van Eurofins Agro van 28 mei 2021, wat - zoals gezegd - een onvoldoende onderbouwing van de gestelde tekortkoming geeft. Verder is het opvallend dat de eerdere brief van [teeltadviseur 1] van 4 november 2021 en het rapport van [naam 1] niet reppen over valplekken, wortellesieaaltjes of aaltjes die niet zelf het TRV overbrengen maar wel valplekken en opbrengstderving veroorzaken of hebben veroorzaakt. Terwijl het rapport van Eurofins Agro van 28 mei 2021 over de aaltjes al wel beschikbaar was en [gedaagde partij] aan [naam 1] heeft meegedeeld dat valplekken zijn waargenomen veroorzaakt door het wortellesieaaltje en vrijlevende aaltjes [1] . [naam 1] heeft kennelijk niets met die mededeling gedaan en de genoemde valplekken niet als (mede) schadeoorzaak van de opbrengstderving aangemerkt. In zoverre is de gestelde tekortkoming dus onvoldoende onderbouwd.
5.13.
Daarbij komt dat [eiser] – naar het oordeel van de kantonrechter terecht – aanvoert dat het TRV in het plantgoed van [gedaagde partij] kan hebben gezeten. [gedaagde partij] betwist op zichzelf niet dat plantgoed besmet kan zijn met het TRV, maar volgens [gedaagde partij] was zijn plantgoed goed van kwaliteit, vrij van ziekten en beschadigingen, en heeft de keurmeester van de BKD het plantgoed beoordeeld en goedgekeurd. Daarbij verwijst [gedaagde partij] naar de verklaring van [teeltadviseur 1] van 4 november 2021, waarin staat dat de kwaliteit van het plantgoed goed is en “
De partijen zijn gekeurd en geclassificeerd volgens de keurnormen van de BKD (…)”. [2] [gedaagde partij] heeft deze stelling echter niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met de keuringsgegevens van de BKD. Dat had hij wel moeten doen, omdat volgens [gedaagde partij] ter zitting uit die keuringen niet is gebleken dat het TRV in het aan [eiser] ter beschikking gestelde plantgoed zat en [eiser] een en ander gemotiveerd heeft betwist. De keuringsgegevens van de BKD zijn ook niet als bijlage bij het rapport van [naam 1] gevoegd. [naam 1] heeft de verklaring van [teeltadviseur 1] hierover kennelijk voor waar aangenomen. Maar die verklaring heeft onvoldoende bewijswaarde, omdat [teeltadviseur 1] niet als onpartijdig kan worden beschouwd. Hij begeleidt immers sinds 2018 de plantgoedbewaring bij [gedaagde partij] en deed gedurende het teeltseizoen 2020/2021 regelmatig veldbezoeken ten behoeve van [gedaagde partij] . De verklaring van [teeltadviseur 1] en het rapport van [naam 1] zijn daarom onvoldoende om vast te stellen dat het plantgoed van [gedaagde partij] vrij van het TRV was.
5.14.
Ter onderbouwing van de stelling dat zijn plantgoed niet met het TRV besmet was, stelt [gedaagde partij] voorts dat sprake was van een strook met het TRV geïnfecteerde tulpen, pleksgewijs achterop het teeltperceel, en daaruit de conclusie wordt getrokken dat het TRV niet primair in het plantgoed heeft gezeten. De kantonrechter volgt [gedaagde partij] niet in dit standpunt. In de brieven van [teeltadviseur 1] van 23 juni 2021 en 4 november 2021 staat dat er in de cultivar Verandi symptomen van het TRV zijn waargenomen, dat het beeld duidelijk is te zien op een strook achterop het perceel en dat op de overige plekken geen TRV in de tulpen is waargenomen. [naam 1] gaat er in zijn rapport op basis van de verklaring van [teeltadviseur 1] ook van uit dat alleen in de cultivar Verandi symptomen van het TRV zijn waargenomen. Dat het TRV alleen in de cultivar Verandi is geconstateerd, sluit - anders dan [gedaagde partij] meent - niet uit dat het TRV juist wel primair in het plantgoed van [gedaagde partij] heeft gezeten, te weten: alleen in de bollen van de cultivar Verandi.
5.15.
[gedaagde partij] stelt dat de cultivar Verandi niet alleen op het teeltperceel maar ook op een perceel in [plaats 2] aan de [straatnaam 2] is geplant en alleen op het teeltperceel problemen zijn geconstateerd. Volgens [gedaagde partij] gaat het om hetzelfde plantgoed van de oogst van seizoen 2019/2020 en blijkt hieruit dat het TRV niet afkomstig is van het plantgoed en de TRV-besmetting uitsluitend het gevolg is van de grondgeboden aaltjes in het teeltpeceel. Ter onderbouwing verwijst [gedaagde partij] naar de brief van [teeltadviseur 1] van 4 november 2021. Daarin staat dat op het perceel in [plaats 2] ook de soort Verandi geplant was en de stand van dit plantgoed op dit perceel goed was, geen onregelmatigheden, en dat op het perceel in [plaats 2] “
waar ook Verandi plantgoed (zelfde partij) werd geteeld” geen aantasting door TRV is gesignaleerd. Volgens [teeltadviseur 1] blijkt daaruit “
dat de aantasting niet in de partij heeft gezeten maar vanuit het perceel is veroorzaakt”, maar hij legt die conclusie of gevolgtrekking niet uit en gaat daarbij niet in op eventuele andere oorzaken. Dat doet hij ook niet in zijn brief van 23 mei 2022. Daarin herhaalt hij zijn standpunt dat er sprake is van een strook geïnfecteerde tulpen met TRV wat verklaart dat de besmetting pleksgewijs op het perceel voorkomt en de TRV besmetting niet primair in het plantgoed heeft gezeten. Zoals hiervoor al geoordeeld is, overtuigt dit standpunt niet. [gedaagde partij] had zijn stelling nader moeten onderbouwen tegenover de betwisting door [eiser] . In de door [eiser] overgelegde brieven van zijn teeltadviseur [teeltadviseur 2] van 20 maart 2022 en 3 oktober 2022 staat namelijk dat de omstandigheid dat dezelfde partij op een ander perceel minder symptomen laat zien, geen garantie is voor het vrij zijn van TRV in de partij, omdat de omstandigheden op beide percelen niet gelijk zijn en de omstandigheden van een perceel ervoor kunnen zorgen dat de symptomen zichtbaar worden of juist niet. Dit oordeel van [teeltadviseur 2] strookt met de in het rapport van Eurofins Agro vermelde - meerdere - schadeveroorzakende factoren. Verder heeft [teeltadviseur 2] in zijn brief van 3 oktober 2022 zijn bedenkingen bij de kwaliteit van het plantgoed. [gedaagde partij] heeft hier de reactie van [teeltadviseur 1] van 14 oktober 2022 tegenover gesteld, maar daarin verwijst [teeltadviseur 1] alleen maar naar zijn eerdere brief van 23 mei 2022. Daarmee is het verweer van [eiser] op dit punt niet voldoende weersproken.
5.16.
De tussenconclusie is dat [gedaagde partij] de gestelde tekortkoming van [eiser] wegens het telen op een perceel dat is besmet met vrijlevende virusoverbrengende aaltjes en wortellesieaaltjes, onvoldoende heeft onderbouwd. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Of [gedaagde partij] heeft voldaan aan zijn klachtplicht kan in het midden blijven.
Geen tekortkoming van [eiser] ten aanzien van de bespuiting met Koper
5.17.
[gedaagde partij] stelt dat [eiser] tekortgeschoten is omdat hij op 19 april 2021 (en 7 mei 2021) zonder opdracht daartoe met Koper heeft gespoten, waardoor een bepaalde hoeveelheid residu op het gewas is gekomen. Volgens [gedaagde partij] is de toepassing van Koper als bestrijding tegen helsvuur niet toegelaten, heeft die toepassing geen bestrijdend effect en is Koper schadelijk voor de teelt van tulpen. Daarbij beroept hij zich op de rapportages van [teeltadviseur 1] .
5.18.
[eiser] voert het verweer dat [gedaagde partij] ten onrechte aanneemt dat er met een (te) hoge concentratie Koper is gespoten. Volgens [eiser] is er per abuis Koper in de spuit gekomen, is de spuit daardoor verstopt geraakt en was verder spuiten niet mogelijk. Daardoor is slechts een klein deel van de cultivars Orange Dream en Strong Love met het mengsel geraakt en gaat het daarom om een te verwaarlozen aantasting. [eiser] onderbouwt zijn verweer met een verklaring van de heer [naam 2] en zijn teeltadviseur [teeltadviseur 2] .
5.19.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] de gestelde tekortkoming hiermee voldoende weersproken. [naam 2] en [teeltadviseur 2] ondersteunen zijn stelling dat slechts een klein deel van de tulpen is bespoten met Koper. De Vries verklaart dat uit eigen waarneming; [teeltadviseur 2] leidt het af uit de filmopname van [gedaagde partij] . Het had op de weg van [gedaagde partij] gelegen om zijn stelling dat [eiser] tekortgeschoten is, hiertegenover nader te onderbouwen, maar dat heeft hij niet voldoende gedaan. Wat [teeltadviseur 1] hierover verklaart in zijn aanvullende verklaring van 14 oktober 2022 volstaat niet. Het enkele feit dat er een overmatige hoeveelheid residu op het gewas is gekomen die (volgens [teeltadviseur 1] ) niet gewenst is, betekent niet dat [eiser] niet als een goed contractteler heeft gehandeld of anderszins is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Hierbij weegt mee dat in het rapport van [naam 1] en in de aansprakelijkstelling van [gedaagde partij] van 30 december 2021 niet gesproken wordt over de Koperbespuitingen. In de brief van 22 maart 2022 (de buitengerechtelijke ontbinding) wordt de Koperbespuiting van 22 april 2021 wel genoemd als constatering van [teeltadviseur 1] , maar is de tekortkoming daar niet op gegrond. [3]
5.20.
De tussenconclusie is dat [gedaagde partij] de gestelde tekortkoming van [eiser] wegens de Koperbespuitingen onvoldoende heeft onderbouwd. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Of [gedaagde partij] heeft voldaan aan zijn klachtplicht kan in het midden blijven.
5.21.
Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat sprake is van een tekortkoming van [eiser] op dit onderdeel, overweegt de kantonrechter ten overvloede het volgende.
[gedaagde partij] heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat hij door de Koperbespuitingen enige vorm van schade heeft geleden en dat de tekortkoming condicio sine qua non voor de schade is. [gedaagde partij] heeft de schade alleen maar onderbouwd met het rapport van [naam 1] , maar daarin staat - zoals gezegd - niets over de Koperbespuitingen. Voor schadevergoeding (of verwijzing naar de schadestaat) is dus ook in zoverre geen plaats.
Daarnaast maakt de tekortkoming - gezien haar kennelijk geringe aard en betekenis - [gedaagde partij] op zichzelf hooguit bevoegd tot een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. Mede omdat [gedaagde partij] de buitengerechtelijke ontbinding van 22 maart 2022 niet op deze tekortkoming heeft gegrond, had het op zijn weg gelegen hierover iets te stellen, maar dat heeft hij niet gedaan. Integendeel, ondanks het verweer van [eiser] dat [gedaagde partij] alle verschillende verwijten en tekortkomingen, de schade en het causaal verband op een hoop gooit, heeft [gedaagde partij] dat nagelaten. De kantonrechter leidt daaruit af dat [gedaagde partij] er zelf ook van uitgaat dat deze tekortkoming te gering is voor ontbinding van de overeenkomst. Hij heeft minst genomen op dit punt niet aan zijn stelplicht voldaan. Dat [eiser] geen beroep op de uitzonderingsbepaling van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft gedaan, zoals [gedaagde partij] ter zitting heeft gesteld, maakt niet uit, omdat de bevoegdheid tot ontbinding ontbreekt en aan de tenzij-bepaling dus niet wordt toegekomen.
De tekortkoming van [eiser] in verband met een ondeugdelijke vuurbestrijding blijft zonder gevolgen
5.22.
Partijen zijn het erover eens dat de tulpen zijn aangetast door de schimmelziekte vuur. In geschil is of dat te wijten is aan een ondeugdelijke vuurbestrijding door [eiser] en of dat tot schade aan de bollen heeft geleid.
5.23.
De kantonrechter gaat uit van het door [eiser] overgelegde spuitschema. [4] Er is geen reden om te twijfelen aan de uitleg van [eiser] ter zitting, dat bij het toezenden van de stukken aan [naam 1] het spuitschema ertussendoor geglipt is en dat hij het in deze procedure overgelegde spuitschema heeft samengesteld door de data en de middelen die hij heeft gespoten uit zijn agenda en het boekje dat bij de spuit ligt te halen.
5.24.
[gedaagde partij] stelt dat “
Alle soorten (!) [5] tulpen waren vervuurd in de bloemen. Volgens [gedaagde partij] is er sprake van een ondeugdelijke bestrijding tegen vuur, omdat [eiser] te laat is begonnen met vuurbestrijding: op 28 april is er een eerste waarschuwing uitgebracht door het BOS model en er is pas op 7 mei 2021 gestart met het toepassen van een toevoeger in de vorm van 0,25 1/ha Rudis. En omdat er een onjuiste dosering is toegepast: bij een verhoogde infectiedruk is een dosering van 0,4 1/ha Rudis het advies in plaats van de vermelde 0,25 liter per hectare.
5.25.
[gedaagde partij] stelt daarnaast dat [teeltadviseur 1] los daarvan twee onjuistheden heeft geconstateerd: er is op 3 mei 2021 nogmaals Koper gespoten en het gebruikte middel Dual Gold is verboden voor dit perceel. Het is de kantonrechter niet duidelijk of [gedaagde partij] deze ‘onjuistheden’ mede ten grondslag legt aan de gestelde tekortkoming. Dat stelt hij niet, ook niet ter zitting. In de pleitnota noemt [gedaagde partij] alleen de gronden zoals hiervoor in 5.24 vermeld en niet de twee onjuistheden. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de tekortkoming ten aanzien van de vuurbestrijding alleen op de in 5.24 vermelde gronden is gebaseerd.
5.26.
Ter onderbouwing van deze tekortkoming verwijst [gedaagde partij] naar de brieven van [teeltadviseur 1] van 23 juni 2021 en 4 november 2021. Daarin staat dat op 16 juni 2021 vuur is waargenomen “
in Kung Fu, Orange Dream en Verandi” en met de juiste inzet van vuurbestrijdingsmiddelen deze aantasting goed te voorkomen is. [6] Deze onderbouwing is onvoldoende om vast te stellen dat [eiser] op het punt van de vuurbestrijding is tekortgeschoten.
5.27.
[gedaagde partij] verwijst ook naar de brief van [teeltadviseur 1] van 23 mei 2022. Daarin staat dat vuur is waargenomen in de soorten Kung Fu, Verandi en Orange Dream, het teeltseizoen geen hoge vuurdruk kende en er volgens het Beslissing Ondersteunend Systeem (BOS) in het seizoen 2021-2022 4 tot 5 momenten zijn geweest dat er een bespuiting tegen vuur uitgevoerd moest worden met een toevoeger (o.a. Rudis, Flint, Folicur, Palladium, Luna Experience, Luna Sensation, Collis). In deze brief staat ook dat de planten door de slechtere stand, veroorzaakt door aaltjes, vatbaarder voor vuur waren en de dosering Rudis die 3x in het schema is ingezet dan ook met een dosering van 0,4 liter per hectare toegepast had moeten worden in plaats van de vermelde 0,25 liter per hectare en dat er volgens het schema, in relatie tot BOS, te laat is gestart met het toepassen van een toevoeger zoals o.a. Rudis, Folicur, Palladium. En:
“Op 28 april is er een 1e waarschuwing uitgebracht door het BOS model. In het bijgevoegde schema is pas op 7 mei 2021 gestart met het toepassen van een toevoeger in de vorm van 0,25 1/ha Rudis. De infectiedruk was hoogst waarschijnlijk al aanwezig en heeft zich door kunnen ontwikkelen en de latere bespuitingen die volgens het schema werden uitgevoerd konden de ingezette besmetting niet beperken. Bovendien is bij een verhoogde infectiedruk een dosering van 0,4 l/ha Rudis het advies”.
5.28.
[eiser] betwist dat alle soorten tulpen zijn aangetast door vuur en dat de bollen door vuur zijn aangetast. Volgens [eiser] heeft hij voldoende gespoten tegen vuur. Hij beroept zich op de brief van zijn teeltadviseur [teeltadviseur 2] van 3 oktober 2022. [teeltadviseur 2] stelt daarin dat hij het niet met [teeltadviseur 1] eens is: “
Rudis is een paardenmiddel, 0,25 liter per ha is echt genoeg. Ik weet dat er 0,4 liter op het etiket staat, echter niet veel deskundigen adviseren 0,4 liter per ha omdat 0,25 liter per ha prima werkt en een hogere dosering meer kans op gewasschade geeft en nauwelijks een betere werking heeft”.
5.29.
[teeltadviseur 1] heeft hierop gereageerd in zijn brief van 14 oktober 2022. [teeltadviseur 1] schrijft: “
Rudis is inderdaad een scherp middel. In vooraf opgestelde schema's wordt inderdaad 0,25 liter Rudis geadviseerd. Echter bij de druk die op dat moment in het perceel aanwezig was had achteraf een andere strategie ingezet moeten worden om de vuuraantasting in het perceel goed te beheersen. Ook hier verwijs ik naar mijn brief van 23-5-2022. Er is volgens het achteraf beschikbaar gestelde spuitschema, te laat gestart met het toepassen van een toevoeger.
Vuur kwam over het gehele perceel voor en zoals ik heb aangegeven in mijn vorige brief betrof het de soorten Verandi, Kung Fu en Orange Dream. Van de overige soorten heb ik niet specifiek details over een vuuraantasting.”
5.30.
[eiser] heeft niets meer tegen deze laatste reactie van [teeltadviseur 1] ingebracht. Daarmee staat als onvoldoende weersproken vast dat [eiser] geen deugdelijke vuurbestrijding heeft uitgevoerd. Hij is in zoverre tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit het teeltcontract.
5.31.
Het verweer van [eiser] dat [gedaagde partij] te laat over de vuuraantasting heeft geklaagd, faalt. Het staat vast, als niet weersproken, dat [teeltadviseur 1] op 16 juni 2021 vuur in de tulpen heeft geconstateerd en dat dit meteen met [eiser] is besproken. Hieruit volgt dat [gedaagde partij] meteen na de ontdekking van vuur daarover bij [eiser] heeft geklaagd. Van schending van de klachtplicht is geen sprake.
5.32.
[eiser] voert daarnaast aan dat niet is bewezen dat de bollen door vuur zijn aangetast. Volgens [eiser] zegt het feit dat de bladeren van de tulpen zijn aangetast niets over de aantasting in de bollen. Daarmee betwist [eiser] dat sprake is van enige vorm van schade en dat de tekortkoming condicio sine qua non voor de door [gedaagde partij] gestelde schade is. [7] Ter zitting heeft [gedaagde partij] op dit punt gesteld dat alle tulpen cultivars gevoelig zijn voor vuur, vuur over het gehele perceel is waargenomen, [eiser] de tulpen heeft laten vervuren door te weinig en te laat bestrijding uit te voeren en een goede vuurbestrijding essentieel is omdat een lichte vuuraantasting reeds aanzienlijke opbrengstderving (in oogstgewicht) kan geven. Maar [gedaagde partij] onderbouwt dat laatste niet, terwijl dat juist door [eiser] wordt betwist. De brieven van [teeltadviseur 1] gaan niet over de gevolgen van vuur voor de bollen, maar betreffen alleen maar waarnemingen van vuur op het perceel, toen de bollen nog niet gerooid waren. En [naam 1] maakt in zijn rapport over de schade geen onderscheid tussen de verschillende schadeoorzaken en bespreekt niet wat de gevolgen van de onjuiste vuurbestrijding zijn, terwijl dat in verband met de verschillende mogelijke schadeoorzaken wel voor de hand had gelegen. Daarmee heeft [gedaagde partij] dus onvoldoende onderbouwd dat [eiser] als gevolg van de ondeugdelijke vuurbestrijding schadeplichtig is geworden jegens [gedaagde partij] . [8]
5.33.
De vordering tot schadevergoeding, de gevorderde verwijzing naar de schadestaat en de vordering tot vergoeding van kosten (de buitengerechtelijke incassokosten en kosten van Agro Expertiseburo) zijn daarom niet toewijsbaar.
5.34.
[gedaagde partij] heeft het teeltcontract buitengerechtelijk (geheel) ontbonden. Maar [gedaagde partij] is alleen bevoegd om de overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden voor het niet goed uitgevoerde deel van de overeengekomen werkzaamheden (de ondeugdelijke vuurbestrijding). Een gedeeltelijke ontbinding houdt een evenredige vermindering in van de wederzijdse prestaties in hoeveelheid of hoedanigheid. [9] Partijen hebben hierover niets gesteld, maar het staat de rechter vrij de vermindering te schatten. De kantonrechter heeft daarvoor in dit geval echter onvoldoende aanknopingspunten. Het teeltcontract maakt geen onderscheid in de aard, omvang en prijzen van de verschillende werkzaamheden. Bovendien is een prijs per RR overeengekomen en is gesteld noch gebleken om hoeveel RR met vuur besmette tulpen het gaat. Uitgaande van de eerste waarschuwing van 28 april 2021 tot het rooien medio juli 2021 gaat het om een periode van hooguit drie maanden waarin de vuurbestrijdingswerkzaamheden ondeugdelijk zijn verricht. Onbekend is gedurende hoeveel uur de vuurbestrijdingswerkzaamheden zijn verricht en wat een redelijke uurprijs is. In het rapport van [naam 1] is ook geen enkel aanknopingspunt te vinden om de uitgevoerde vuurbestrijdingswerkzaamheden of de gevolgen van de ondeugdelijke vuurbestrijding te kunnen waarderen. In het rapport wordt namelijk, zoals [eiser] terecht betoogt, alles op een hoop gegooid. Omdat de kantonrechter onvoldoende gegevens heeft om een prijsreductie te schatten, is het gevolg dat de gedeeltelijke ontbinding - in deze procedure - zonder gevolgen blijft.
5.35.
Dit betekent dat de vordering tot terugbetaling van de al betaalde facturen zal worden afgewezen.
5.36.
De vordering van [gedaagde partij] om recht te verklaren dat [eiser] (wegens een ondeugdelijke vuurbestrijding) toerekenbaar tekort is geschoten jegens [gedaagde partij] zal worden afgewezen, bij gebrek aan een voldoende zelfstandig belang.
Conclusie
5.37.
De conclusie is dat de kantonrechter de tegenvorderingen van [gedaagde partij] zal afwijzen.
5.38.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde partij] , omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter zal voor het salaris van de gemachtigde van [eiser] twee procespunten toekennen voor de conclusie van antwoord in reconventie en de zitting op basis van het toepasselijke tarief van € 997,00.
de vordering (vervolg)
5.39.
Uit de zaak van tegenvordering volgt dat het verweer van [gedaagde partij] tegen de vordering van [eiser] niet opgaat.
5.40.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen. De wettelijke handelsrente over de hoofdsom zal - als niet betwist - worden toegewezen zoals gevorderd. Hetzelfde geldt voor de hoofdelijkheid.
5.41.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde partij] , omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter zal - in verband met de samenhang met de zaak van de tegenvordering - voor het salaris van de gemachtigde van [eiser] alleen een procespunt toekennen voor de dagvaarding op basis van het toepasselijke tarief van € 373,00.
de vordering en de tegenvordering (vervolg)
5.42.
De door [eiser] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
5.43.
[eiser] vordert daarnaast de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [10] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
5.44.
De gevorderde hoofdelijkheid ten aanzien van de proceskosten zal als niet onweersproken worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk - in die zin dat als de één heeft betaald de anderen daardoor zijn bevrijd - om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen € 18.595,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW over dat bedrag vanaf 17 augustus 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk - zoals hiervoor vermeld - tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 108,41
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 373,00 ;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk - in die zin dat als de één heeft betaald de anderen daardoor zijn bevrijd - tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 1.994,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiser] , vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dagvaarding, productie 7, pagina 3-22 onder Lezing verzekerde.
2.Conclusie van antwoord, 2.11-2.12 en productie 2.
3.Dagvaarding, productie 2 onder 3.1.
4.Dagvaarding, productie 9.
5.Conclusie van antwoord, 2.44.
6.Productie 2 van [gedaagde partij] , pg. 13-18 halverwege en productie 7, pg. 3 halverwege.
7.In de zin van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
8.In de zin van artikel 6:74 BW.
9.Artikel 6:270 BW.
10.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.