ECLI:NL:RBNHO:2022:11184

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
9411761
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beheerovereenkomst en schadevergoeding na beëindiging

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en M4Makelaar B.V. over de beëindiging van een beheerovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst op 1 februari 2021 is geëindigd en dat M4Makelaar ten onrechte de woning niet eerder heeft ontruimd. De eisers vorderden schadevergoeding op basis van de door hen geleden schade als gevolg van het onterecht in gebruik houden van de woning door M4Makelaar. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding grotendeels toegewezen, waarbij de schade is begroot op € 18.600,00 voor de periode van 1 februari 2021 tot 1 februari 2022, alsook een bedrag van € 243,88 voor schoonmaakkosten en € 2.800,00 voor extra huur- en verblijfskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat M4Makelaar niet in haar recht stond om de overeenkomst als een huurovereenkomst te beschouwen en dat zij haar zorgplicht niet is nagekomen. De vordering tot vergoeding van proceskosten en tolkkosten is afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9411761 \ CV EXPL 21-5865
Uitspraakdatum: 14 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2. [eiser sub 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en gezamenlijk en in enkelvoud [eiser]
gemachtigde: mr. G.J. Kerver
tegen
M4Makelaar B.V.
gevestigd te Haarlemmermeer en kantoorhoudende te Hoofddorp
gedaagde
verder te noemen: M4Makelaar
gemachtigde tot 19 september 2022: mr. J. Koekkoek

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De kantonrechter verwijst voor het verloop van de procedure tot 22 juni 2022 naar het tussenvonnis van die datum (hierna: het tussenvonnis). Nadien zijn de volgende stukken door de griffie ontvangen:
  • conclusie na tussenvonnis van (de gemachtigde van) M4Makelaar voor de rolzitting van 20 juli 2022 met 6 aanvullende producties;
  • akte na tussenvonnis van (de gemachtigde van) [eiser] voor de rolzitting van 17 augustus 2022 met 9 aanvullende producties;
  • e-mail van 18 augustus 2022 van (de gemachtigde van) M4Makelaar waarin wordt verzocht om op de akte van 17 augustus 2022 van [eiser] te mogen reageren;
  • brief van 19 september 2022 van mr. J. Koekkoek waarin wordt aangegeven dat hij zich onttrekt als gemachtigde van M4Makelaar;
  • brief van 26 september 2022 van de gemachtigde van [eiser] waarin wordt verzocht om geen verdere uitstel te verlenen;
  • akte van 16 oktober 2022 van M4Makelaar met 14 aanvullende producties.
1.2.
Ten aanzien van de akte van 16 oktober 2022 merkt de kantonrechter het volgende op. Deze akte is ten onrechte grotendeels in het Engels opgesteld. Uitgangspunt in (civielrechtelijke) procedures die in Nederland worden gevoerd, is dat de processtukken ook in het Nederlands zijn opgesteld. Dit moet M4Makelaar ook bekend geweest zijn, aangezien ter zitting van 26 april 2022 al aan de toen namens M4Makelaar aanwezige [betrokkene 1] is medegedeeld dat hij zelf had moeten zorgen voor een tolk, wat hij toen niet heeft gedaan. Daarbij is aangegeven dat [betrokkene 1] slechts bij uitzondering op die zitting het woord mocht voeren in het Engels, omdat [eiser] zelf ook Engels sprak en daartegen ook geen bezwaar had. Dat M4Makelaar eenmalig toestemming heeft gekregen om in het Engels het woord te voeren, had M4Makelaar dan ook niet mogen uitleggen als toestemming om de rest van de procedure in het Engels te voeren. Desalniettemin zal de kantonrechter de akte van 16 oktober 2022 wel meenemen bij de beoordeling, aangezien het in strijd zou zijn met de goede procesorde als M4Makelaar nu eerst nog een vertaling zou moeten aanleveren, terwijl vaststaat dat [eiser] de Engelse taal beter beheerst dan de Nederlandse taal en zodoende de inhoud van de akte begrepen zal hebben en daarmee niet in zijn belangen zal zijn geschaad. Desalniettemin benadrukt de kantonrechter nogmaals dat dit normaal gesproken niet is toegestaan. Dit vooral als waarschuwing voor een eventueel vervolg van deze procedure dan wel andere procedures.
1.3.
Verder heeft M4Makelaar bij de akte van 16 oktober 2022 nog veertien producties overgelegd. Aangezien deze producties niet in het nadeel van [eiser] bij de beoordeling zullen worden meegenomen, is aan [eiser] , mede gelet op zijn verzoek om de procedure niet nog meer vertraging op te laten lopen, geen gelegenheid meer geboden om op die producties te reageren.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er is geen reden om daarop terug te komen.
2.2.
In overweging 6.13. van het tussenvonnis heeft de kantonrechter al overwogen dat de primaire vordering van [eiser] - de verklaring voor recht dat partijen een beheerovereenkomst zijn aangegaan en dat deze overeenkomst met ingang van 1 februari 2021 is geëindigd – zal worden toegewezen. De kantonrechter zal daarom in dit vonnis alleen nog ingaan op de verschillende schadeposten die [eiser] heeft opgevoerd.
Ontvangen huurpenningen
2.3.
[eiser] vordert van M4Makelaar een bedrag van € 1.550,00 per maand aan ontvangen huurpenningen vanaf 1 februari 2021 tot de daadwerkelijke ontruiming op 1 februari 2022 en legt daaraan – zakelijk weergegeven – ten grondslag dat M4Makelaar maandelijks dit bedrag aan winst heeft gemaakt door zich ten onrechte op het standpunt te stellen dat de overeenkomst niet op 1 februari 2021 was beëindigd en zodoende de woning in gebruik heeft gehouden. [eiser] heeft hierdoor schade geleden en wenst die schade op grond van artikel 6:104 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te begroten op de door M4Makelaar gegenereerde winst.
2.4.
M4Makelaar heeft daartegen aangevoerd dat [eiser] geen beroep op artikel 6:104 BW toekomt omdat [eiser] niet heeft aangetoond dat hij schade heeft geleden. Bovendien heeft de voorzieningenrechter, vooruitlopend op deze procedure, alleen bepaald dat M4Makelaar geen nieuwe huurovereenkomsten mocht aangaan en niet dat de bestaande huurders de woning moesten verlaten. Dat heeft [eiser] ook niet gevorderd in het kort geding. Daarnaast varieerde de door M4Makelaar ontvangen huurpenningen elke maand en is zij door de coronapandemie zelfs huurinkomsten misgelopen. M4Makelaar heeft niets of nauwelijks iets verdiend omdat zij alle bijkomende kosten en de overeengekomen huur aan [eiser] moest blijven betalen. Volgens M4Makelaar kan [eiser] daarom ook geen aanspraak maken op enige vergoeding bovenop de door hem al ontvangen huur.
2.5.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. De strekking van artikel 6:104 BW is dat wanneer iemand op grond van een onrechtmatige daad of een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis jegens een ander aansprakelijk is en door die daad of tekortkoming winst heeft genoten, de kantonrechter de schade kan begroten op het bedrag van die winst of op een gedeelte daarvan. De benadeelde behoeft geen concreet nadeel te stellen; voldoende is dat enige schade aannemelijk is. Dit volgt ook uit de jurisprudentie waarnaar [eiser] bij akte heeft verwezen (vlg. ECLI:HR:2010:BM093 en ECLI:NL:PHR:2016:244).
2.6.
Zoals in het tussenvonnis al is overwogen, is de beheerovereenkomst per 1 februari 2021 beëindigd. Gelet daarop had M4Makelaar ervoor moeten zorgen dat [eiser] vanaf die datum weer de beschikking zou hebben over de woning, maar dat heeft M4Makelaar ten onrechte niet gedaan, althans zij heeft de woning pas op 1 februari 2022 opgeleverd aan [eiser] naar aanleiding van het vonnis van de voorzieningenrechter. Het behoeft geen toelichting dat als iemand zo lang geen gebruik kan maken van zijn eigen woning, terwijl hij daarop wel recht had, die persoon schade lijdt. Uit de Parlementaire Geschiedenis van artikel 6:104 BW volgt ook dat de wetgever met dit wetsartikel nu juist het oog heeft gehad op deze situatie, zodat [eiser] aanspraak kan maken op schadevergoeding op grond van dit artikel.
2.7.
Voor de schadebegroting op de voet van artikel 6:104 BW is naast schade aan de kant van [eiser] tevens vereist dat door M4Makelaar winst is genoten, waarmee de schade gelijk kan worden gesteld of vergelijkbaar kan worden geacht. Onder winst in de zin van artikel 6:104 BW moet worden verstaan: ieder voordeel dat de schuldenaar door zijn tekortkoming heeft genoten. Het gaat om het netto voordeel, dat wil zeggen het voordeel dat resulteert na aftrek van de kosten en lasten die aan het verkrijgen daarvan verbonden zijn geweest.
2.8.
[eiser] heeft zich aan de hand van de door M4Makelaar bij de conclusie van antwoord overgelegde betalingsoverzichten en de informatie die [eiser] van de gemeente heeft ontvangen over de personen die op het adres van de woning stonden ingeschreven, op het standpunt gesteld dat M4Makelaar € 2.800,00 per maand aan huurpenningen ontvangen moet hebben. Daarvan heeft [eiser] de door hem maandelijks ontvangen € 1.250,00 afgetrokken, zodat [eiser] concludeert dat M4Makelaar vanaf 1 februari 2021 tot en met januari 2022 netto € 1.550,00 per maand winst heeft genoten.
2.9.
M4Makelaar heeft daartegenover aangegeven dat de huurinkomsten per maand varieerden en dat zij soms ook huur is misgelopen vanwege de coronapandemie en vanwege het feit dat sommige huurders eerder vertrokken dan per 1 februari 2022, terwijl M4Makelaar geen nieuwe huurovereenkomst kon aangaan door het vonnis van de voorzieningenrechter. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft M4Makelaar een schema overgelegd met een eigen berekening van de winst en een aantal bankafschriften waaruit de betaalde huur zou blijken, de kosten die M4Makelaar voor de woning heeft betaald en een mail van één van de huurders waaruit zou blijken dat die gedurende de coronapandemie een tijdje geen huur zou hebben betaald. Deze stukken lijken echter geenszins compleet, aangezien het slechts om enkele huurbetalingen uit de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 januari 2022 gaat, namelijk voor de maanden april 2021 en mei 2021, terwijl sommige namen ook nog eens zijn zwart gemaakt, zodat niet te controleren valt of iemand dubbel heeft betaald. Daarnaast is M4Makelaar ook onvoldoende ingegaan op de gemotiveerde stelling van [eiser] dat er veel meer mensen in de woning ingeschreven stonden. Het had op de weg van M4Makelaar gelegen om een volledig en controleerbaar overzicht te geven van alle huurders en huurinkomsten per maand in de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 januari 2022. Nu zij dit niet, althans onvoldoende heeft gedaan, heeft zij de gemotiveerde stelling van [eiser] onvoldoende betwist.
2.10.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door [eiser] gevorderde schadevergoeding toewijsbaar is en dat de schade kan worden begroot op de door M4Makelaar genoten winst. Dit komt voor de periode van 1 februari 2021 tot de daadwerkelijke ontruiming op 1 februari 2022 neer op een bedrag van 12x € 1.550,00 = € 18.600,00.
Reële proceskosten
2.11.
[eiser] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat M4Makelaar in de werkelijke proceskosten van € 24.509,78 moet worden veroordeeld. Ter onderbouwing hiervan heeft [eiser] betoogd dat M4Makelaar bewust en opzettelijk misbruik van [eiser] heeft gemaakt en willens en wetens in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft gehandeld. M4Makelaar heeft dit betwist en voert aan dat [eiser] zelf onnodige (hoge) kosten heeft gemaakt door een bodemprocedure te starten in plaats van een kortgeding en door onnodige vorderingen in te stellen. Daarnaast heeft [eiser] niet aan de dubbele redelijkheidstoets voldaan.
2.12.
Op grond van artikel 237 Rv wordt de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld veroordeeld in de proceskosten. Voor een reële proceskostenveroordeling is slechts ruimte in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 september 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2360, m.n. r.o. 5.3.4.) overwogen dat voor een gedaagde partij slechts sprake kan zijn van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen, als het door de gedaagde partij gevoerde verweer, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Volgens de Hoge Raad kan daarvan pas sprake zijn als de gedaagde partij zijn verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen terughoudend moet worden toegepast, omdat ook de gedaagde partij het mede door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde recht op toegang tot de rechter heeft, hetgeen omvat dat hij zich in rechte mag verdedigen.
2.13.
De kantonrechter is van oordeel dat hier geen sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door M4Makelaar, in die zin dat M4Makelaar [eiser] volledig ten onrechte zou hebben gedwongen een (langdurige) procedure te voeren. Vooropgesteld zij dat de huurovereenkomst op zichzelf voldeed aan alle elementen van de wettelijke omschrijving van een huurovereenkomst, zoals ook volgt uit overweging 6.4 van het tussenvonnis. In zoverre staat M4Makelaar ook in haar recht om in een procedure het verweer te voeren dat hier sprake was van een huurovereenkomst in plaats van een beheerovereenkomst. M4Makelaar wilde immers ook graag dat het een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd zou zijn, omdat dat in haar voordeel zou zijn. Uiteindelijk geven de omstandigheden van het geval hier de doorslag, zoals ook blijkt uit overwegingen 6.5 en volgende van het tussenvonnis, en is de overeenkomst geen huurovereenkomst maar een beheerovereenkomst. Daarmee is het echter niet onrechtmatig om het standpunt in te nemen dat het een huurovereenkomst was dan wel om in rechte het verweer te voeren dat dat is hoe M4Makelaar het ziet. Iets anders is dat M4Makelaar haar professionele taak – op zijn zachtst gezegd – niet goed heeft uitgevoerd. [eiser] heeft M4Makelaar ingeschakeld als professional, omdat hij zelf niet kundig was op dit gebied. In dat kader had M4Makelaar de belangen van [eiser] veel beter moeten vertegenwoordigen en moeten zorgen voor een juist geformuleerde overeenkomst, zodat ook op papier direct duidelijk was geweest dat het om een beheerovereenkomst ging, terwijl M4Makelaar er ook voor had moeten zorgen dat de huurders op tijd uit de woning zouden zijn vertrokken, wat zij niet heeft gedaan. Het is zeer kwalijk dat M4Makelaar als ingeschakelde professional, die ook betaald werd door [eiser] om haar kennis en kunde in te zetten, vooral of in elk geval mede lijkt te hebben gehandeld vanuit haar eigen belang, waarbij zij het belang van [eiser] heeft geschaad. Dat levert in elk geval een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst die [eiser] met M4Makelaar heeft gesloten op en mogelijk kan ook worden geoordeeld dat deze handelswijze van M4Makelaar onrechtmatig is. Maar het enkele feit dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming en/of een onrechtmatig handelen van M4Makelaar tijdens de totstandkoming en uitvoering van de overeenkomst, maakt nog niet dat dit ook betekent dat M4Makelaar onrechtmatig handelt dan wel misbruik maakt van procesrecht door het onjuiste standpunt dat hier sprake was van een huurovereenkomst, welk standpunt wel in het belang van M4Makelaar is, in rechte in te nemen.
2.14.
Gelet op de terughoudendheid waarmee de kantonrechter het verzoek tot veroordeling in de reële proceskosten dient te beoordelen en aangezien niet aan de vereisten voor toewijzing van een dergelijk verzoek is voldaan, zal dit deel van de vordering van [eiser] dan ook worden afgewezen.
Kosten tolk
2.15.
Voorts maakt [eiser] aanspraak op volledige vergoeding door M4Makelaar van de door [eiser] gemaakte tolkkosten van € 665,50 en € 701,80. Uitgangspunt is dat de kosten van een tolk in beginsel voor rekening komen van de partij die zijn bijstand nodig heeft. Daarmee maakt het verzoek om vergoeding van deze kosten naar het oordeel van de kantonrechter ook deel uit van het verzoek tot vergoeding van de reële proceskosten, zodat hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de advocaatkosten, ook voor de kosten van de tolk opgaat. Om die reden zullen ook de kosten van de tolk worden afgewezen.
Vergoeding voor verdwenen zaken
2.16.
[eiser] vordert een bedrag van € 1.030,00 als vergoeding voor zaken die uit de woning zouden zijn verdwenen. M4Makelaar heeft dit deel van de vordering betwist en daartegen aangevoerd dat [eiser] haar vordering niet heeft onderbouwd, mede omdat bewijs ontbreekt hoe de woning er bij aanvang van de overeenkomst in 2016 uitzag en wat er in de woning stond. Deze kosten kunnen volgens M4Makelaar bovendien ook niet aan haar worden toegerekend, terwijl [eiser] ook nooit een ingebrekestelling hiervoor heeft gestuurd.
2.17.
Vooropgesteld wordt dat M4Makelaar tegenover [eiser] aansprakelijk is voor schade of gebreken die zij zelf of derden die zij heeft toegelaten tot de woning, toebrengen aan de woning tijdens de looptijd van de beheerovereenkomst. M4Makelaar heeft op grond van de beheerovereenkomst immers een zorgplicht. Het is echter aan [eiser] om te bewijzen dat de schade of de gebreken voor aanvang van de beheerovereenkomst nog niet aanwezig waren en dus tijdens de beheerovereenkomst zijn ontstaan. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] dit onvoldoende heeft gedaan. Ter onderbouwing van de vordering ten aanzien van de verdwenen zaken heeft [eiser] enkel foto’s, een lijst van zaken met daarop geschatte bedragen en een factuur voor de aankoop van een salontafel overgelegd. Daaruit is niet op te maken dat de door [eiser] genoemde zaken tijdens de beheerovereenkomst uit de woning zijn verdwenen of zijn beschadigd. Bovendien ontbreekt een duidelijke en volledige beschrijving van de woning bij aanvang van de beheerovereenkomst. Dat betekent dat dit deel van de vordering, bij gebrek aan onderbouwing, niet toewijsbaar is.
Renovatie van de woning en de keuken en kosten ten behoeve van het leggen van nieuwe vloeren
2.18.
[eiser] heeft aangevoerd dat de woning volledig opgeknapt en gerenoveerd moest worden. Voor de renovatie van de woning heeft zijn € 15.150,00 aan kosten moeten maken en voor de renovatie van de keuken € 8.300,00. Ook de vloeren moesten voor een bedrag van € 1.688,60 vervangen worden. [eiser] wil deze kosten daarom van M4Makelaar vergoed hebben.
2.19.
Het meest verstrekkende verweer van M4Makelaar is dat [eiser] haar niet op de juiste manier in gebreke heeft gesteld, waardoor deze kosten sowieso niet voor vergoeding in aanmerking komen. [eiser] heeft gewezen op de e-mail van 25 januari 2022 die de gemachtigde van [eiser] na de voorinspectie aan de gemachtigde van M4Makelaar heeft gestuurd, welke e-mail volgens [eiser] een voldoende ingebrekestelling is. De kantonrechter gaat hierin niet mee. In die e-mail wordt aangegeven dat M4Makelaar een aantal zaken dient op te pakken voor de oplevering, maar dat betreffen andere zaken dan de zaken die door de [betrokkene 2] namens [eiser] zijn geconstateerd, en in elk geval zijn het andere zaken dan de werkzaamheden die [eiser] nu op eigen kosten heeft laten uitvoeren, die hij op M4Makelaar wil verhalen. Dat betekent dat M4Makelaar, anders dan [eiser] meent, niet (voldoende) in de gelegenheid is gesteld om de door [eiser] gestelde schade/gebreken aan de woning op te knappen. Omdat M4Makelaar zodoende nog niet in verzuim was, terwijl [eiser] overigens ook geen omzettingsverklaring heeft gestuurd, zoals bedoeld in artikel 6:87 BW, kunnen deze schadeposten niet worden toegewezen.
2.20.
Daarbij komt dat een beschrijving van hoe de woning was bij de start van de beheerovereenkomst ontbreekt, zodat niet voldoende duidelijk is of hier (deels ook) sprake is van normale slijtage, terwijl renovatie of verbetering van de woning om deze geschikt te maken volgens de eisen van deze tijd, niet voor rekening van M4Makelaar kan komen. [eiser] heeft onvoldoende aangegeven dat en waarom het hier enkel kosten betreft die voor rekening van M4Makelaar moeten komen. Daardoor kan de hoogte van de schade ook niet worden vastgesteld.
2.21.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat de vorderingen voor het vervangen van de vloer € 1.688,60, de kosten voor het renoveren van de woning € 15.150,00 en de kosten voor het vervangen van de keuken € 8.300,00 moeten worden afgewezen.
Schoonmaakkosten
2.22.
Wat betreft de schoonmaakkosten vordert [eiser] een bedrag van € 143,88 en een bedrag van € 100,00. M4Makelaar heeft deze kosten onvoldoende betwist en heeft ook onvoldoende aangevoerd waarom deze kosten niet redelijk zijn. Zij heeft zich enkel op het standpunt gesteld dat deze kosten niet noodzakelijk waren. Uit de door [eiser] overgelegde verklaring van de door hem ingeschakelde [betrokkene 2] volgt echter duidelijk dat de woning op meerdere plekken vervuild was. Tegenover deze onderbouwde stelling van [eiser] heeft M4Makelaar dit slechts betwist. Het staat daarom vast dat de schoonmaakkosten noodzakelijk waren. Daarnaast blijkt uit de tussen partijen gevoerde correspondentie dat M4Makelaar aanvankelijk zelf ook heeft aangeboden om deze kosten te vergoeden. Deze kosten komen de kantonrechter bovendien ook niet onredelijk voor en worden daarom toegewezen.
Huurpenningen en kosten tijdelijk verblijf
2.23.
Aan extra huur en verblijfskosten vordert [eiser] een bedrag van € 2.800,00 en € 981,75. M4Makelaar betwist dat deze kosten zijn gemaakt dan wel dat deze kosten voor haar rekening komen. Vaststaat dat [eiser] niet per 1 februari 2021 in de woning terug kon keren en dat hij dus elders moest verblijven, terwijl hij wel het recht had om terug te keren naar de woning. De kosten voor de vervangende woonruimte die [eiser] heeft moeten maken, komen daarmee voor vergoeding in aanmerking. [eiser] heeft deze kosten onderbouwd met een huurovereenkomst en facturen. M4Makelaar heeft een en ander onvoldoende betwist. Dat betekent dat de vordering op dit punt zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
2.24.
De wettelijke rente over de toegewezen bedragen is toewijsbaar, zoals hierna is aangegeven.
Proceskosten en uitvoerbaar bij voorraad verklaring
2.25.
De (forfaitaire) proceskosten komen voor rekening van M4Makelaar, omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt.
2.26.
M4Makelaar heeft verzocht om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat zij geen tussentijdsappel kon instellen en omdat de duur van een appel gelet op de geschiedenis en de duur van deze zaak en alle omstandigheden tot dusver geen reden kan zijn om de uitslag van dat appel af te wachten, aldus M4Makelaar. Daarnaast geeft M4Makelaar aan dat een toewijzend vonnis fataal zou kunnen zijn voor de al verlieslijdende onderneming van M4Makelaar.
2.27.
Uitgangspunt is dat, als een partij vraagt om een vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, dit verzoek kan worden toegewezen. Omdat M4Makelaar verweer heeft gevoerd tegen de uitvoervaar bij voorraad verklaring, moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang bij een uitvoerbaar bij voorraadverklaring van degene die de veroordeling verkrijgt – in dit geval [eiser] – zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij – in dit geval M4Makelaar – bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. M4Makelaar heeft naar het oordeel van de kantonrechter geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan haar belang met betrekking tot de uitvoerbaarheid zwaarder weegt dan dat van [eiser] Een eventueel restitutierisico heeft zij ook niet verder geconcretiseerd (zie HR 17 juni 1994 NJ 1994/591). In tegendeel, M4Makelaar heeft aangegeven dat zij zelf op omvallen staat, wat het belang van [eiser] bij een uitvoerbaar bij voorraadverklaring nu juist groter maakt. De kantonrechter ziet in hetgeen M4Makelaar heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding om de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring af te wijzen.
2.28.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, maakt deze beslissing niet anders.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat partijen een beheerovereenkomst zijn aangegaan en dat deze overeenkomst met ingang van 1 februari 2021 is geëindigd;
3.2.
veroordeelt M4Makelaar tot betaling aan [eiser] van € 18.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata voor de huurpenningen in de periode vanaf 1 februari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.3.
veroordeelt M4Makelaar tot betaling aan [eiser] van € 243,88 aan reinigingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de vervaldata van de betreffende facturen tot aan de dag van de gehele betaling;
3.4.
veroordeelt M4Makelaar tot betaling aan [eiser] van € 2.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag van de gehele betaling;
3.5.
veroordeelt M4Makelaar tot betaling aan [eiser] van € 981,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 april 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.6.
veroordeelt M4Makelaar tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 109,65
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 2.992,00 ;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter