ECLI:NL:RBNHO:2022:11135

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
9738904 \ WM VERZ 22-197
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor parkeren bij blauwe streep zonder parkeerschijf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren van een motorvoertuig bij een blauwe streep zonder een duidelijk zichtbare parkeerschijf. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.A.M. Jansen, heeft beroep ingesteld nadat de officier van justitie het eerdere beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 3 mei 2022 heeft de betrokkene aangevoerd dat hij de parkeerschijf correct had geplaatst, maar de officier van justitie stelde dat dit niet het geval was. De kantonrechter heeft de stukken in het dossier bekeken, waaronder verklaringen van de verbalisant, en kwam tot de conclusie dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de verklaring van de betrokkene dat hij zich had vergist in de plaatsing van de parkeerschijf. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot de helft, waardoor de uiteindelijke boete € 50,00 bedraagt, met handhaving van de administratiekosten van € 9,00. Daarnaast is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9738904 \ WM VERZ 22-197
CJIB-nummer : 240869748
Uitspraakdatum : 16 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. C.A.M. Jansen, advocaat te Amsterdam.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde is met de betrokkene ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij blauwe streep terwijl niet is voorzien van een duidelijke geplaatste parkeerschijf.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt dat hij de parkeerschijf heel duidelijk heeft geplaatst aan de linkerzijde van zijn voertuig, achter de zij-voorruit, en dat hij daarmee heeft voldaan aan de eis ‘voorzien van een duidelijk geplaatste parkeerschijf’.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is onder andere het volgende vermeld:
“…Wat betrokkene in zijn/haar verweer aangeeft is onjuist, het voertuig was niet voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf achter de voorruit. De foto’s en het brondocument zijn bijgevoegd…”.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter wijst daartoe op lid 2 van Artikel 25 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dat als luidt als volgt:
“2. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.”
De gemachtigde stelt, onder verwijzing naar de op 15 februari 2022 gepubliceerde uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland met kenmerk ECLI:NL:RBNHO:2022:1207, dat het plaatsen van een parkeerschijf in de zij-voorruit wel voldoet. De kantonrechter is echter van oordeel dat deze vergelijking niet op gaat, nu er in die zaak naast de parkeerschijf achter de zij-voorruit tevens een parkeerschijf was geplaatst achter de voorruit.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich heeft vergist in de juiste plaats voor de parkeerschijf. De boete zal worden gematigd tot de helft.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gedeeltelijk gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 379,50. (1 punt voor de zitting bij de kanton-rechter, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 50,00 (met handhaving van de administratiekosten ad € 9,00);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 379,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: