2.4.Partijen hebben bij notariële akte van 1 juli 2013 de huwelijksvoorwaarden gewijzigd.
In de akte huwelijksvoorwaarden van 1 juli 2013 is – voor zover relevant- het navolgende bepaald:
“-dat gemelde huwelijkse voorwaarden niet meer voldoen aan hun wensen en dat zij daarom gemelde huwelijke voorwaarden wijzigen;
-dat zij derhalve de vermogensrechtelijke gevolgen van hun huwelijk met ingang van de dag na heden regelen door de navolgende:
HUWELIJKSE VOORWAARDEN
Uitsluiting
Artikel 1
Tussen de echtgenoten bestaat een beperkte gemeenschap van goederen van:
- alle voer- en vaartuigen in het bijzonder een motorzeiler type Merrmaid 35 met bouwjaar negentienhonderd acht en zeventig, welk vaartuig (…) een registratiecode heeft van 2209195718041950;
-de gezamenlijke (en/of) bankrekeningen welke ten naam zijn gesteld op de
verschenen persoon onder 1
ende verschenen persoon onder 2.
De echtgenoten sluiten elke andere gemeenschap van goederen uit.
Geschil met betrekking tot goederen
Artikel 3
Tussen de echtgenoten kan een geschil bestaan met betrekking tot de vraag aan wie van hen roerende zaken of rechten aan toonder toebehoren, die niet onder de werking van —een bewijsovereenkomst vallen. Indien geen van hen zijn rechten op die goederen kan -bewijzen, worden deze geacht aan ieder van de echtgenoten voor de helft toe te behoren.
Vergoedingsrechten
Artikel 4
1. Een echtgenoot heeft, met inachtneming van hetgeen hierna in lid 14 is bepaald, een vergoedingsrecht jegens de andere echtgenoot, indien een bedrag of waarde ten behoeve van die andere echtgenoot aan zijn vermogen is onttrokken. De vergoeding is gelijk aan het bedrag of de waarde ten tijde van de onttrekking voor zover hierna niet anders is bepaald.
2. Indien een bedrag of waarde aan het vermogen van een echtgenoot is onttrokken in verband met de verkrijging van een goed door de andere echtgenoot, ontstaat ten behoeve van de echtgenoot aan wiens vermogen het bedrag is onttrokken een vergoedingsrecht dat afhangt van de waarde van het goed.
3. Dit vergoedingsrecht geeft, indien het bedrag of de waarde is onttrokken ter voldoening van het geheel of een deel van de tegenprestatie die door de andere echtgenoot in verband met de verkrijging van het goed is verschuldigd, recht op een deel van de waarde van het goed op het tijdstip dat het vergoedingsrecht wordt
voldaan. Dit deel wordt vastgesteld door het bedrag dat of de waarde die aan het vermogen van de echtgenoot is onttrokken te delen door de gehele tegenprestatie die in verband met de verkrijging is verschuldigd.
4. Indien een bedrag of waarde aan het vermogen van een echtgenoot is onttrokken ter voldoening van aflossing en/of rente van een lening die door de andere echtgenoot is aangegaan in verband met de verkrijging van een goed tijdens het huwelijk, ontstaat ten behoeve van de echtgenoot aan wiens vermogen het bedrag of de waarde is onttrokken een vergoedingsrecht dat recht geeft op een deel van de waarde van het goed op het tijdstip dat het vergoedingsrecht wordt voldaan. Dit deel wordt vastgesteld door het bedrag dat aan het vermogen van een echtgenoot is onttrokken te delen door het geheel van de in lid 3 bedoelde tegenprestatie, vermeerderd met het aan rente betaalde bedrag. Betaalde rente wordt bij de berekening van het vergoedingsrecht niet in aanmerking genomen, indien de rente wordt aangemerkt als kosten van de huishouding.
5. Onder tegenprestatie in de leden 3 en 4 wordt verstaan de koopsom vermeerderd met de kosten die ter verkrijging van het goed moeten worden gemaakt, zoals overdrachtsbelasting en notariskosten.
6. Indien een bedrag of waarde aan het vermogen van een echtgenoot is onttrokken in verband met de verbouwing of verbetering van een aan de andere echtgenoot toebehorend goed, ontstaat ten behoeve van de echtgenoot aan wiens vermogen het bedrag of de waarde is onttrokken een vergoedingsrecht dat afhangt van de waarde van het goed. Dit vergoedingsrecht wordt vastgesteld op de wijze als hiervoor in de leden 3 en 4 aangegeven, met dien verstande dat voor tegenprestatie wordt gelezen; de waarde van het goed onmiddellijk na de verbouwing of verbetering.
7. Indien in het geval bedoeld in de leden 4 en 6 met het oog op de aflossing van de lening een kapitaalverzekering is afgesloten, wordt de waarde van die polis, voor zover de premies zijn voldaan uit het vermogen van de echtgenoot tot wiens vermogen het goed niet behoort, in plaats van de betaalde premies geacht aan het vermogen van die echtgenoot te zijn onttrokken.
8. Indien een bedrag of waarde aan het vermogen van een echtgenoot is onttrokken zonder diens toestemming, heeft die echtgenoot tenminste recht op vergoeding van het bedrag of de waarde ten tijde van de onttrekking. Dit geldt alleen indien de echtgenoot die het bedrag heeft onttrokken hierover feitelijk het beheer voerde en aannemelijk is dat hij hierover niet zonder toestemming van de andere echtgenoot mocht beschikken.
9. Een vergoedingsrecht is direct opeisbaar, tenzij redelijkheid en billijkheid zich tegen die opeisbaarheid verzetten.
10. Over een vergoedingsrecht als bedoeld in de leden 3, 4 en 6 is geen rente verschuldigd. Over andere vergoedingsrechten is rente verschuldigd, nadat het bedrag in rechte is gevorderd, in welk geval vanaf het tijdstip dat een echtgenoot in gebreke is met de voldoening daarvan de wettelijke rente is verschuldigd.
11. Bij vervreemding van een goed wordt de omvang van de vergoedingsrechten die in verband met de financiering daarvan bestaan, vastgesteld. Indien de opbrengst wordt aangewend ter verkrijging van een goed, wordt dit goed geacht te zijn gefinancierd met behulp van hetgeen aan een echtgenoot op grond van zijn vergoedingsrecht toekomt.
12. In alle gevallen waarin de omvang van een vergoedingsrecht niet duidelijk vaststaat, wordt dit geschat.
13. De echtgenoten kunnen bij schriftelijke overeenkomst van het in de vorige leden bepaalde afwijken.
14. Een vergoedingsrecht ontstaat niet indien sprake is van de voldoening aan een natuurlijke verbintenis, indien een bedrag of waarde op grond van een overeenkomst aan de andere echtgenoot ter beschikking wordt gesteld of indien als gevolg van die onttrekking de waarde van een aan de andere echtgenoot toebehorend goed op grond van artikel 9 geheel of gedeeltelijk verrekend moet worden.
15. in achtneming van hetgeen in artikel 4 lid 13 van de huwelijkse voorwaarden is vermeld, komen de echtgenoten het volgende overeen: aan de betaling van een zaak van de persoon onder 1 genoemd heeft de verschenen persoon onder 2 genoemd een bedrag ad tien duizend euro (€ 10.000,00) voldaan, tengevolge
waarvan de verschenen persoon onder 2 genoemd een nominale vordering heeft op de verschenen persoon onder 1 genoemd thans ter grootte van tien duizend (€10.000,00).
Deze vordering draagt geen rente en is eerst opeisbaar bij de beëindiging van het huwelijk of bij scheiding van tafel en bed, alsmede wanneer de verschenen persoon onder 1 genoemd failleert, surséance van betaling aanvraagt; aan hem een schuldsanering wordt verleend, zij onder curatele wordt gesteld of anderszins het vrije beheer over haar vermogen geheel of gedeeltelijk verliest en ingeval van opeising van enige andere schuld van de verschenen persoon onder 1 genoemd door haar schuldeiser(s).
Het voormelde bedrag van tien duizend euro (€ 10.000,00) wordt jaarlijks telkens op één januari geïndexeerd met het prijs indexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze indexering vangt aan op één januari tweeduizend veertien.
Kosten van de huishouding
Artikel 7
1. Partijen zullen in nader onderling overleg bepalen hoeveel ieder van partijen van hun inkomen zullen bijdragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
2. Onder de kosten van de huishouding zijn begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de tot het gezin behorende kinderen, de premies voor de gebruikelijke verzekeringen, de kosten van vakanties, de huurprijs van de
echtelijke woning en rente van geldleningen die verband houden met de aanschaf van de echtelijke woning en de vakantiewoning.
Tevens behoren daartoe de kosten van aanschaf van de inboedel en van de voor het gezin bestemde auto’s en vaartuigen.
3. Indien de echtgenoten in onderling overleg niet samenwonen, worden de gezamenlijke kosten van de afzonderlijke huishoudens, waaronder begrepen de kosten die verband houden met de huisvesting van de echtgenoten, gedragen op de wijze als in lid 1 is bepaald.
Verrekening bij het einde van het huwelijk door echtscheiding of bij scheiding van tafel en bed
Artikel 11
1.Indien het huwelijk wordt ontbonden door echtscheiding of bij scheiding van tafel en bed zal tussen de echtgenoten worden afgerekend alsof de echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd.
2. Binnen acht maanden na de ontbinding van het huwelijk of acht maanden na de echtscheiding van tafel en bed wordt in verband met deze verrekening het vermogen van ieder van de echtgenoten beschreven. Daarbij wordt rekening gehouden met vergoedingsrechten die kunnen bestaan tussen het vermogen van een echtgenoot dat niet in de verrekening wordt betrokken en het vermogen van de echtgenoten dat wel in de verrekening wordt betrokken.
3. Onder het vermogen van een echtgenoot wordt verstaan het saldo van de bezittingen en schulden die wel en die niet in de verrekening worden betrokken.
4. De beschrijving van de vermogens van de echtgenoten en de waardering van de daartoe behorende bezittingen en schulden geschiedt bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding en bij scheiding van tafel en bed op het tijdstip waarop het verzoek daartoe is ingediend. De waardering van de goederen en schulden vindt plaats in onderling overleg en bij gebreke daarvan door een of meer deskundigen, te benoemen door de kantonrechter genoemd in artikel 679 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5. De verrekening vindt plaats doordat de ene partij aan de andere partij een zodanig bedrag uitkeert dat na de uitkering ieders vermogen gelijk is aan de helft van de gezamenlijke vermogens van de echtgenoten die in de verrekening moeten worden betrokken.
6. De uitkering vindt plaats in geld binnen een jaar na de echtscheiding of een jaar na de scheiding van tafel en bed, tenzij partijen anders overeenkomen of de eisen van redelijkheid en billijkheid anders meebrengen.
7. (…)
8. In de verrekening worden niet betrokken:
-de goederen die ten huwelijk zijn aangebracht, met uitzondering van de woning met erf, grond, ondergrond en alle verdere aanhorigheden, staande en gelegen te [postcode] , [adres 2] , kadastraal bekend —
[gemeente] , sectie C nummer 4227, groot vijf are en 4 centiare,
-de goederen die door de echtgenoten krachtens erfrecht of schenking zijn of zullen worden verkregen alsmede de op die verkrijgingen drukkende schulden en de wegens die verkrijgingen geheven belastingen, zoals erf- en schenkbelasting;
- de banktegoeden ten naam gesteld op de verschenen persoon genoemd onder 1;
- waarden van polissen van levensverzekeringen, koopsompolissen, bankspaarpolissen, spaarhypotheken, spaarverzekeringen en waarden van lijfrentes ten naam gesteld op de verschenen persoon genoemd onder 1;
- de banktegoeden ten naam gesteld op de verschenen persoon genoemd onder 2;
- waarden van polissen van levensverzekeringen, koopsompolissen, bankspaarpolissen, spaarhypotheken, spaarverzekeringen en waarden van lijfrentes ten naam gesteld op de verschenen persoon genoemd onder 2;
- al hetgeen krachtens zaaksvervanging voor bovengenoemde goederen in de plaats is getreden; en
-de opbrengst van goederen die van de verrekening zijn uitgesloten;
- de nominale vordering welke staat vermeld in artikel 4 lid 15 van de huwelijkse voorwaarden;
- het gedeelte van het vermogen van de verschenen persoon onder 1 genoemd dat de waarde van dertig (30%) procent van de WOZ-waarde van het jaar waarin het huwelijk is ontbonden van voormeld registergoed staande en gelegen te [postcode] , [adres 2] , overschrijdt. Mocht de woning zijn verkocht, dan betreft het een gedeelte van het vermogen van de verschenen persoon onder 1 genoemd gelijk aan dertig (30%) procent van de WOZ-waarde van het jaar waarin de woning verkocht is.
In de verrekening worden uitdrukkelijk wel betrokken de huurpenningen welke zijn verkregen tijdens het huwelijk.
De standpunten van partijen terzake de financiële afwikkeling van het huwelijk