Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser] ,
[eiseres 1],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 november 2021, hierna “het tussenvonnis”;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor (4 getuigen) van 6 april 2022
- de akte van 5 augustus 2022 van de zijde van [gedaagde] , houdende overlegging rapport handschriftdeskundige [naam 2] , alsmede de conclusie van [gedaagde] daarover
- het proces-verbaal van getuigenverhoor (4 getuigen) van 24 augustus 2022
- conclusie na enquête en antwoord-akte na deskundigenbericht van 5 oktober 2022 aan de zijde van [eisers]
- conclusie na enquête van 5 oktober 2022 aan de zijde van [gedaagde] .
6.Interpretatie resultaten
Bij vergelijking van de betwiste handtekeningen op de leningsovereenkomsten en schuldbekentenis met de handtekeningen van [gedaagde] op de referentiestukken heb ik redelijk tot goede overeenkomsten waargenomen. Significante verschillen, dat wil zeggen afwijkingen die niet passen binnen de variatiebreedte van het referentiemateriaal, heb ik niet geconstateerd. Deze bevindingen liggen in de lijn der verwachting wanneer de betwiste handtekeningen door [gedaagde] zelf zijn geplaatst. De kans om dezelfde mate van overeenkomst te vinden in nabootsingen van de handtekening van [gedaagde] door een willekeurige andere persoon acht ik vrij klein. De niet bijzonder hoge mate van complexiteit van diens handtekening in aanmerking nemend, acht ik de kans om deze mate van overeenkomst waar te nemen in door een geoefende vervalser vervaardigde nabootsingen echter ook niet uiterst klein.
“Ik heb van [gedaagde] nooit gehoord dat hij geld geleend had”kan daar uiteraard niet aan afdoen. Alleen al niet, omdat in het geheel niet vaststaat of [gedaagde] ooit over deze kwestie met zijn vader heeft gesproken.
8.718,50(3,5 punten × tarief € 2.491,-)