ECLI:NL:RBNHO:2022:10640

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
02.175409.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor overval, poging tot inbraak en diefstal tijdens tbs-verlof

Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een supermarkt, poging tot inbraak en diefstal, gepleegd tijdens zijn tbs-verlof. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de overval. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een nieuwe tbs-maatregel op te leggen afgewezen. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer in Alkmaar, waar de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, terwijl andere feiten bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en andere psychische problemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de huidige tbs-maatregel voldoende is om de maatschappij te beschermen, en heeft geen nieuwe maatregel opgelegd. De verdachte heeft de feiten gepleegd tijdens zijn verblijf in een transmurale woonvoorziening, wat de rechtbank zwaar heeft aangerekend. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het onttrekken van in beslag genomen goederen aan het verkeer en heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 02/175409-20; 15/227679-20 (gev. ttz) (P)
Uitspraakdatum: 1 december 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2022 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum],
thans gedetineerd in FPC De Oostvaarderskliniek te Almere.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.F. Hof en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
T.a.v. parketnummer 02/175409-20:
1. hierna: feit 1)
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Westkapelle, gemeente Veere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om enige goederen, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden, te weten aan de familie [naam familie] en/of camping Kustlicht, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebben verdachte en/of zijn mededader:
- getracht een deur met een breekijzer te forceren en/of
- een dreigende (gevechts)houding aangenomen tegenover die [slachtoffer 1] en/of
daarbij dat breekijzer opgeheven, althans getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Westkapelle, gemeente Veere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enige goederen, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden, te weten aan de familie [naam familie] en/of camping Kustlicht, weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking hebben verdachte en/of zijn mededader:
getracht een deur met een breekijzer te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
B.
op of omstreeks 4 juli 2020 te Westkapelle, gemeente Veere, in elk geval in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een gevechtshouding aan te nemen en/of een breekijzer, in elk geval een zwaar voorwerp, dreigend op te heffen, althans te tonen aan die [slachtoffer 1];
2. ( hierna: feit 2)
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2020 tot en met 13 juni 2020 te Wissekerke, gemeente Goes, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een vouwfiets en/of meerdere horloges en/of zaklampen en/of een bug knife en/of sleutels en/of een hangslot, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 mei 2020 tot en met 4 juli 2020 te Wissekerke, gemeente Goes, en/of te Westkapelle, gemeente Veere,
in elk geval in Nederland (telkens) een vouwfiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. ( hierna: feit 3)
hij op of omstreeks 9 juni 2020 in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland, in/uit een winkel gelegen aan het [adres 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid vinylplaten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. parketnummer 15/227679-20:
1. hierna: feit 1)
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland een geldbedrag van 649,85 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Aldi, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 649,85 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Aldi, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan die [slachtoffer 4] en/of vervolgens dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op die [slachtoffer 4] en haar daarbij de woorden heeft toegevoegd: "ik wil geld";
2. ( hierna: feit 2)
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Den Hoorn, gemeente Texel, in elk geval in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Kimar mod 75 auto, kaliber 8 mm of 9 mm PAK zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
T.a.v. parketnummer 02/175409-20:
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gerekwireerd dat de verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het medeplegen, nu op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
T.a.v. parketnummer 15/227679-20:
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde en tot vrijspraak van hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd.
3.2
Standpunt van de verdediging
T.a.v. parketnummer 02/175409-20:
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
T.a.v. parketnummer 15/227679-20:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld/bedreiging met geweld. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak
T.a.v. feit 2 met parketnummer 02/175409-20
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Uit de processtukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende dat de vouwfiets afkomstig is van de tenlastegelegde inbraak, zodat de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
T.a.v. feit 2 met parketnummer 15/227679-20
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Uit de processtukken blijkt dat het wapen dat onder de verdachte in beslag is genomen een alarmpistool betreft van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, terwijl aan hem is tenlastegelegd dat hij een gaspistool van categorie III onder 1 voorhanden heeft gehad.
3.3.2
Partiële vrijspraak
T.a.v. feit 1 met parketnummer 02/175409-20
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander gericht op de voorgenomen diefstal, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
T.a.v. feit 1 met parketnummer 15/227679-20
Na wijziging van de tenlastelegging ter zitting is aan de verdachte cumulatief/alternatief tenlastegelegd dat hij op 24 augustus 2020 in Den Helder hetzij een geldbedrag van € 649,85 heeft weggenomen door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], hetzij door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft bewogen tot afgifte van dat geldbedrag. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte op 24 augustus 2020 in Den Helder [slachtoffer 4] heeft bedreigd, waarna zij, op aanwijzing van de verdachte, geld uit de kassalade heeft gepakt en aan de verdachte heeft afgegeven. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door aldus te handelen [slachtoffer 4] door de bedreiging met geweld heeft bewogen tot afgifte van het geldbedrag. De rechtbank zal dan ook dat deel van de tenlastelegging bewezen verklaren en de verdachte vrijspreken van de cumulatief/alternatief tenlastegelegde diefstal met bedreiging van geweld.
3.3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit met parketnummer 02/175409-20 en het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit met parketnummer 15/227679-20.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van voornoemde bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
T.a.v. feit 1 primair met parketnummer 02/175409-20
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] d.d. 4 juli 2020 van verbalisant [naam verbalisant 1] (pagina 107 e.v. van het procesdossier);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 9 juli 2020 van verbalisant [naam verbalisant 2] (pagina 120 e.v. van het procesdossier);
T.a.v. feit 1 tweede cumulatief/alternatief met parketnummer 15/227679-20
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 25 augustus 2020 van verbalisant [naam verbalisant 3] met bijlage (pagina 42 e.v. van het procesdossier).
Voorts komt de rechtbank op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit met parketnummer 02/175409-20.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
T.a.v. feit 3 met parketnummer 02/175409-20
(bewijsmiddelen)
3.4
Bewezenverklaring
T.a.v. parketnummer 02/175409-20
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1 primair
hij op 4 juli 2020 te Westkapelle, gemeente Veere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, die toebehoorden aan de familie [naam familie] en/of camping Kustlicht, weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen volgen van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, heeft verdachte
- getracht een deur met een breekijzer te forceren en
- een dreigende (gevechts)houding aangenomen tegenover die [slachtoffer 1] en
daarbij dat breekijzer opgeheven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
hij op 9 juni 2020 in de gemeente Rotterdam, in een winkel gelegen aan het [adres 1], tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid vinylplaten, die aan [slachtoffer 3], toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
T.a.v. parketnummer 15/227679-20
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1 tweede cumulatief/alternatief
hij op 24 augustus 2020 in de gemeente Den Helder,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 649,85 euro toebehorende aan de Aldi, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 4] en vervolgens dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 4] en haar daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil geld".
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
T.a.v. parketnummer 02/175409-20
Feit 1 primair:
poging tot diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Feit 3:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. parketnummer 02/175409-20
Feit 1 tweede cumulatief/alternatief:
afpersing.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport, opgemaakt door [naam deskundige], GZ-psycholoog, gedateerd 16 februari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is bij betrokkene sprake van een psychische stoornis in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. Daarnaast is sprake van een depressieve stoornis, matig van ernst, nu in remissie. Tevens is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol, ernstig en een gokstoornis, mate van ernst onbekend, beide in remissie in een gereguleerde omgeving. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen, waren de stoornissen aanwezig behoudens de depressieve stoornis.
Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten die plaatsvonden tijdens het verblijf van betrokkene op [naam woonvoorziening ] (de rechtbank begrijpt: de feiten die zijn tenlastegelegd onder parketnummer 02-175409-20) samen met een medeverdachte kan gesteld worden dat betrokkene, indien bewezen, een rookgordijn opwierp (transparant aan de buitenkant, intussen zich bezighouden met handel en mogelijk criminele activiteiten) en handelde uit geldelijk gewin. Er was destijds geen sprake van zucht in alcohol. Hoewel betrokkene weinig zicht geeft op zijn drijfveren, gedachten en gevoelens en de verhouding met de medeverdachte mag gezien zijn verleden met soortgelijke vermogensdelicten verondersteld worden dat hij wist dat hij strafbaar handelde. Hij werd niet beperkt in zijn gedragskeuzes. Er waren voldoende mogelijkheden om in deze periode op een andere manier zijn spanningen te uiten, bijvoorbeeld in gesprek te gaan met zijn behandelaren. Er zijn dan ook geen argumenten om voor deze feiten, indien bewezen, tot een vermindering van de toerekenbaarheid te komen.
Voor de diefstal met geweld (de rechtbank begrijpt: het onder parketnummer 15-227679-20 onder 1 tenlastegelegde) die hij, indien bewezen, pleegde na zijn ontvluchting onder invloed van alcohol kan gesteld worden dat betrokkene in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde met een aantal omstandigheden werd geconfronteerd (geen werk en geen meetings van de AA) waar hij vanwege zijn beperkte copingsvaardigheden niet goed mee kon omgaan. Gebrekkige copingsvaardigheden en het vluchten in alcoholgebruik maken onderdeel uit van zijn psychopathologie. Na zijn ontvluchting verviel hij in een voor hem bekende destructieve coping van alcoholgebruik en daarmee samenhangende overvallen om zijn gebruik te kunnen bekostigen. Hij raakte steeds meer onthecht, onverschillig en desperaat, waarbij hij de grenzen meer uit het oog verloor en tot verdergaande diefstallen overging. Geadviseerd wordt betrokkene de diefstal met geweld (feit 1), indien bewezen, verminderd toe te rekenen vanwege zijn gebrekkige copingsvaardigheden (niet goed kunnen omgaan met frustraties en teleurstellingen), waardoor hij beperkt is in zijn gedragsalternatieven.
Vanwege de chronische psychopathologie, het recidiverisico, het risico op onttrekking en het benodigde externe risicomanagement (een woonsituatie onder toezicht, controle en begeleiding) is behandeling/begeleiding alleen mogelijk binnen het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging. Behandeling in het huidige tbs-kader is gewenst, het is niet van toegevoegde waarde om een nieuwe tbs-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het psychiatrisch rapport, opgemaakt door [naam deskundige 2], psychiater, gedateerd 21 februari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is bij betrokkene sprake van een psychische stoornis in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en trekken van psychopathie waarbij bedrog, manipuleren en externaliseren passen. Deze stoornis maakt echter niet dat betrokkene ten tijde van de tenlasteleggingen 1 t/m 3 (de rechtbank begrijpt de feiten met parketnummer 02/175409-20) (indien bewezen) beperkt was in zijn vrijheid om gedragskeuzes te bepalen. Ondanks het toezicht en de contacten met behandelaars/begeleiders heeft betrokkene, ook al had hij het misschien zwaarder door de coronamaatregelen, er willens en wetens voor gekozen om, op berekende manier, informatie achter te houden (terwijl behandelaars het idee hadden dat hij open en transparant was), zijn eigen plan te trekken en over de schreef te gaan door middel van diefstal/inbraken (indien bewezen) en hierbij een koevoet te heffen. Bij betrokkene is ook sprake van een stoornis in gebruik van alcohol. Er zijn, echter, geen aanwijzingen dat er bij betrokkene, in de periode rondom de tenlasteleggingen, zucht naar alcohol was en zijn laatste gebruik was zo’n vijftien jaar geleden. Deze stoornis heeft dan ook geen doorwerking in de ten laste gelegde feiten. Betrokkene zou wel zijn gaan spelen op gokautomaten, echter het is niet duidelijk geworden in hoeverre dit problematisch was en betrokkene is hier niet open over geweest naar de behandelaars/begeleiders. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat deze stoornis van dusdanige aard was dat deze van invloed is geweest op de mogelijkheden van betrokkene om in vrijheid zijn wil te bepalen ten aanzien van de keuze om te gaan inbreken of een koevoet te heffen. Het advies is dan ook om betrokkene de ten laste gelegde feiten 1 t/m 3 (indien bewezen) volledig toe te rekenen.
Ook ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 4 en 5 (de rechtbank begrijpt: de feiten met parketnummer 15/22-7679-20) geldt dat, hoewel er bij betrokkene sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met trekken van psychopathie, deze stoornis niet inhoudt dat betrokkene hierdoor beperkt werd in de vrijheid om zijn wil te bepalen. Er zijn geen aanwijzingen dat er bij betrokkene vanuit de persoonlijkheidsstoornis sprake is van dusdanige impulsiviteit dat hij zijn wil niet in vrijheid heeft kunnen bepalen ten aanzien van het kopen van een wapen en het plegen van een overval, indien bewezen. Betrokkene heeft zich willens en wetens in een situatie gebracht van crimineel gedrag en nadat hij dacht dat het ‘foute’ boel was (namelijk nadat hij overlopen was en [naam medeverdachte] was opgepakt) heeft hij de keuze gemaakt niet terug te keren naar [naam woonvoorziening ]. Vervolgens is betrokkene enkele dagen later alcohol gaan drinken (na vijftien jaar niet gedronken te hebben en in de laatste periode zonder sterke zucht hiernaar), ondanks dat betrokkene op de hoogte was van de gevolgen die dat zou kunnen hebben op zijn gedrag en hij ook op dat moment de keuze had om hulp te zoeken. In de weken hierna zou betrokkene niet altijd onder invloed zijn geweest en is hij in staat geweest om uit het zicht van de politie te blijven en een wapen te kopen in België. Op het moment dat hij geen geld meer had, is hij overgegaan tot een overval om geld te bemachtigen. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de gokstoornis van invloed is geweest op zijn mogelijkheden om tot andere keuzes te komen dan het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen. Het advies is dan ook om betrokkene de ten laste gelegde feiten 4 en 5, indien bewezen, volledig toe te rekenen.
De rechtbank stelt vast dat er verschillen bestaan in de conclusie van de psycholoog en de psychiater ten aanzien van het volledig of verminderd toerekenen van de onder parketnummer 15-227679-20 onder 1 bewezenverklaarde afpersing.
In het rapport van 16 februari 2022 heeft de psycholoog toegelicht dat de psycholoog en de psychiater lang hebben gediscussieerd over de doorwerking van de door beiden gestelde diagnostische conclusies en de risico-inschatting daarvan. De psychiater is tot een andere afweging gekomen dan de psycholoog. De psycholoog is van mening dat er sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid bij dat feit, omdat er bij de verdachte sprake is van gebrekkige copingvaardigheden om met frustraties om te gaan.
De rechtbank gaat er, gelet op het voorgaande, van uit dat de onder parketnummer 15-227679-20 onder 1 bewezenverklaarde afpersing niet volledig aan de verdachte toe te rekenen is. De rechtbank acht de verdachte daarvoor verminderd toerekeningsvatbaar.
Het voorgaande betekent dat de verdachte wel strafbaar is. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een nieuwe maatregel terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging van overheidswege zal worden opgelegd. De verdachte heeft de huidige TBS-maatregel in 1998 opgelegd gekregen. Deze maatregel en de vele lange gevangenisstraffen die de verdachte heeft ondergaan, hebben niet kunnen voorkomen dat de verdachte opnieuw ernstige strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte kan niet omgaan met de vrijheden en de verleidingen in de maatschappij en valt bij verlof terug in gewelddadig gedrag. De maatschappij dient hiertegen te worden beveiligd. Hoewel verlof geen recht is voor terbeschikkinggestelden, neemt de druk om door te gaan met het resocialisatietraject en dus met het verlenen van verlof wel toe. Het is vaste rechtspraak van de penitentiaire kamer dat er meer gewicht wordt toegekend aan beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit ten gunste van de terbeschikkinggestelde naarmate de maatregel langer duurt. Met een nieuwe maatregel kan de maatschappij dan ook het best worden beveiligd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij het bepalen van de straf rekening gehouden dient te worden met het psychologisch onderzoek waaruit blijkt dat de verdachte ten aanzien van de het tenlastegelegde onder feit 1 van parketnummer 15-227679-20 verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De raadsman verzoek de rechtbank om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Eventueel zou daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd. De verdachte wordt ernstig depressief in detentie en heeft meer baat bij verblijf in een kliniek.
Daarnaast verzoekt de raadsman de rechtbank om geen nieuwe TBS-maatregel op te leggen, zodat de huidige kan worden gehandhaafd. De raadsman voert daartoe aan dat de problematiek van de verdachte hardnekkig blijkt. De TBS-maatregel is in 1998 aan de verdachte opgelegd. De hoofdbehandelaar van [naam woonvoorziening ], mevrouw [naam behandelaar], ziet blijkens het rapport van de psychiater geen mogelijkheden meer voor plaatsing bij [naam woonvoorziening ] en resocialisatie. Zij zegt dat ze alles hebben gedaan, maar dat volledig extern risicomanagement nodig blijft. Blijkens het verlengingsadvies van 13 juli 2022, dat de raadsman aan de rechtbank heeft doen toekomen, richt de koers van de kliniek zich, vanwege de onttrekkingen, op uitstroom naar longcare-voorziening. De huidige TBS-maatregel is op 19 september 2022 verlengd met twee jaar. De verdachte heeft zich erbij neergelegd dat de TBS nog lange tijd zal voortduren.
Bij oplegging van een nieuwe TBS-maatregel zal de verdachte eerst weer worden teruggeplaatst in detentie en op de wachtlijst worden geplaatst. De wachtlijst heeft thans een duur van een jaar. In de gevangenis wordt de verdachte heel depressief. Het is niet proportioneel of in het belang van de verdachte of de maatschappij om al die tijd in detentie te verblijven. Het is nog maar de vraag of de verdachte in het kader van de huidige TBS-maatregel in aanmerking zal komen voor verlof, gelet op de voorgeschiedenis. Men zal kritisch zijn. De oplegging van een nieuwe TBS-maatregel heeft geen toegevoegde waarde.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie en de maatregel die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft – tijdens het transmurale tbs verlof – zich schuldig gemaakt aan diverse ernstige misdrijven. De verdachte heeft op 24 augustus 2020 een 17-jarige medewerkster van een supermarkt met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd en haar gedwongen geld uit de kassalade aan hem af te staan. Zij was erg bang en de ervaring leert dat slachtoffer van dit soort strafbare feiten nog gedurende langere tijd de psychisch nadelige gevolgen van een dergelijke traumatische gebeurtenis kunnen ondervinden. Dergelijke feiten maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen. De verdachte heeft enkel gehandeld uit geldelijk gewin en daarbij de gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer zou hebben niet onderkend danwel van minder belang geacht. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, maar neemt daarbij wel in ogenschouw dat de verdachte voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Voorts heeft de verdachte getracht in te breken in een vakantiewoning. Toen hij daarbij werd betrapt, heeft hij de nietsvermoedende toevallige bezoeker van de vakantiewoning, die hem betrapte, bedreigd met een koevoet. Dergelijke feiten veroorzaken angst en gevoelens van onveiligheid bij de persoon die hem betrapte, maar, zoals uit het dossier blijkt, ook bij het gezin dat toen de vakantiewoning huurde, en bij de maatschappij in het algemeen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal in vereniging. Dergelijke vermogensdelicten zijn bijzonder ergerlijk en hinderlijk voor de direct betrokkenen en roepen daarnaast gevoelens van onrust op in de gemeenschap.
De rechtbank overweegt dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, terwijl hij in een resocialisatie appartement van transmurale woonvoorziening [naam woonvoorziening ] van FPC de Kijvelanden verbleef in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De verdachte heeft aldus misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de tbs-kliniek hem gaf door hem in een transmurale woonvoorziening te plaatsen en hem de kans te geven om terug te keren in de maatschappij. Voorts rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat het de tweede keer is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten tijdens de tbs-maatregel.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van soortgelijke delicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 23 november 2020 van [naam getuige] als reclasseringswerker verbonden aan Fivoor.
De rechtbank overweegt dat dergelijke ernstige feiten en voornoemde omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen met een aanmerkelijk langere duur dan de verdachte thans in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De vraag die zich vervolgens aandient is of het feit dat de verdachte in een tbs-kliniek verblijft en eerder depressief is geworden in detentie een reden vormt om van voornoemd uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Het opleggen van een straf dient namelijk meerdere maatschappelijke doelen. Niet alleen het voorkomen dat de dader opnieuw een strafbaar feit pleegt, maar de afschrikwekkende werking voor anderen om strafbare feiten te plegen. Bovendien kan het opleggen van een straf worden gezien als vergelding voor het leed dat door de dader is veroorzaakt. In lijn met het voorgaande overweegt de rechtbank voorts dat het niet zo kan zijn dat een veroordeelde tbs-er, tijdens het verlof, strafbare feiten pleegt en vervolgens vanwege zijn verblijf in de kliniek een aanmerkelijk lagere gevangenisstraf opgelegd zou krijgen dan de ernst van de feiten rechtvaardigt en dan enkel de pijn van het intrekken van het verlof voelt. Ook de verdachte moet op passende wijze voelen dat hetgeen hij heeft gedaan niet mag en niet wordt geaccepteerd. De rechtbank is van oordeel dat dit enkel kan door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die in overeenstemming is met wat in de regel voor dergelijke feiten wordt opgelegd, daarbij rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte voor een feit.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden. De rechtbank ziet – vanwege de tbs-maatregel – geen reden om een deels voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank aan de verdachte geen nieuwe TBS-maatregel opleggen. De rechtbank onderkent dat de maatschappij beveiligd moet worden, maar is van oordeel dat de huidige maatregel daartoe volstaat. De rechtbank overweegt daartoe dat voor het verlof van TBS-gestelden een procedure geldt, waarbij, onder meer, het Adviescollege Verloftoetsing Tbs toetst of het verlof in overeenstemming is met de veiligheid van de samenleving. De rechtbank gaat ervan uit dat in deze procedure de geschiedenis van het verloop van de TBS-maatregel van de verdachte, waaronder de onttrekkingen aan de maatregel en de door de verdachte gepleegde strafbare feiten, worden betrokken. De rechtbank ziet dan ook geen reden om een nieuwe TBS-maatregel aan de verdachte op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.In beslag genomen en niet teruggegeven goederen

Onder de verdachte is in beslag genomen:
STK Schroevedraaier
1 STK Breekijzer
1 STK Mes
2 STK Schoenen
1 STK Jas
1 STK Tas
995,75 EUR
1 STK Wapen
1 STK Patroonhouder
50 STK Patroon
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het vuurwapen en de munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Ten aanzien van de overige goederen heeft zij gevorderd dat deze verbeurd verklaard worden.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich niet uitgelaten ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven goederen, omdat er ten tijde van de zitting geen beslaglijst in het dossier zat.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen, te weten:
  • 1 STK Wapen
  • 1 STK Patroonhouder
  • 1 STK Breekijzer
dienen te worden onttrokken aan het verkeer en daarvoor vatbaar zijn nu is vast komen te staan dat het bewezenverklaarde met behulp van deze goederen is begaan. Het wapen en de patroonhouder zijn immers bij de afpersing gebruikt en het breekijzer bij de poging diefstal gevolgd van bedreiging met geweld.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen, te weten:
  • 50 STK Patroon
  • 1 STK Schroevendraaier
  • 1 STK Mes
eveneens dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet (in geval van de patronen) en het algemeen belang (in geval van de schroevendraaier en het mes). Met deze goederen kan de verdachte soortgelijke strafbare feiten als een afpersing en een poging diefstal gevolgd van geweld plegen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggeven goed, te weten;
995,75 EUR
gedeeltelijk dient te worden verbeurd verklaard. De rechtbank zal een bedrag van 649,85 euro verbeurd verklaren omdat de verdachte enkele dagen voor zijn aanhouding dit bedrag heeft buit gemaakt bij de afpersing bij de Aldi. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat dit bedrag in die korte periode op een andere wijze door de verdachte is verkregen. De rechtbank zal het resterende bedrag van 345,90 euro (997,75- 649,85) aan de verdachte teruggeven.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen, te weten;
  • 2 STK Schoenen
  • 1 STK Jas
  • 1 STK Tas
dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. De verdachte is rechthebbende en voor verbeurdverklaring – zoals de officier van justitie heeft gevorderd – ziet de rechtbank geen grondslag in artikel 33a Sr.

8.Vordering benadeelde partij

T.a.v. parketnummer 02/175409-20
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 920,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36b, 36c, 45, 57, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 02/175409-20 onder 2 en onder parketnummer 15/227679-20 onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 02/175409-20 onder 1 primair en 3 en onder parketnummer 15/227679-20 onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Wapen;
  • 1 STK Patroonhouder;
  • 50 STK Patroon.
  • 1 STK Schroevendraaier;
  • 1 STK Breekijzer;
  • 1 STK Mes.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
649,85 EUR.
Gelast de teruggave aan de verdachte van in beslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 2 STK Schoenen;
  • 1 STK Jas;
  • 1 STK Tas;
  • 345,90 EUR.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.J. Riem, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. E. Broekhof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Snelder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2022.